Raadslid Greet De Troyer vraagt bij ordemotie het woord.
De Voorzitter verleent Greet De Troyer het woord.
Greet De Troyer stelt dat voor deze digitale vergadering van de Provincieraad er geen juridische basis is en dat het Bureau en de Voorzitter dus in gebreke blijven omdat de voorwaarden voor het houden van digitale/hybride vergaderingen van de Provincieraad en de commissies niet zijn ingeschreven in het Huishoudelijk Reglement van de Provincieraad zoals door de minister van binnenlands bestuur bepaald is. Het raadslid vraagt de dringende inschrijving van de mogelijkheid van digitaal/hybride vergaderen en de voorwaarden hiervoor in een aanpassing van het Huishoudelijk Reglement zodat dit aan de Raad kan voorgelegd worden. Ze betreurt dat het Bureau wel digitaal vergadert, maar dat tot nu toe de commissies niet hybride/digitaal kunnen vergaderen. Ze vindt dit een ongelijkheid in behandeling en een gebrek aan aandacht voor het welzijn van alle raadsleden. Vandaar deze ingebrekestelling.
Tussenkomsten: Kenneth Taylor, Martine Verhoeve
Repliek Voorzitter: de juridische basis voor het digitaal organiseren van deze Provincieraad ligt in het Politiebesluit van de Gouverneur van 9 november 2021 waarbij de gouverneur beslist heeft dat de Provincieraad van vandaag 10 november 2021 digitaal doorgaat.
De Voorzitter leest het besluit van de gouverneur aan de raadsleden voor. Ze stelt ook dat alle partijen in het Bureau hun goedkeuring hebben gegeven om de Provincieraad digitaal te laten plaatsvinden. De Voorzitter meldt ook dat een nota over hybride/digitaal vergaderen in het Bureau wordt voorbereid, maar dan voor het postcorona-tijdperk.
Het huidige Kanaalzonegemeentenoverleg, waarbij de voltallige schepencolleges van de zes gemeenten en de gouverneur/CdK en een gedeputeerde van de twee provincies tweemaal per jaar samenkomen, is een informeel orgaan dat te groot is om efficiënt besluiten te kunnen nemen. Er is nood aan een kleiner bestuurlijk overleg voor een slagvaardige uitvoering van de werkagenda North Sea Port District.
De BGTS North Sea Port District is een formeel orgaan mét rechtspersoonlijkheid en moet aan deze nood van slagvaardige besluitvorming voldoen. BGTS staat voor Benelux Groepering voor Territoriale Samenwerking en is vergelijkbaar met een Europese Groepering voor Territoriale Samenwerking (EGTS). Beide structuren zijn speciaal in het leven geroepen om grensoverschrijdende samenwerking te faciliteren. Tussen beide structuren bestaan slecht beperkte verschillen (zo is bij een BGTS het akkoord van de lidstaten niet nodig, bij een EGTS wel, en bij de EGTS is men verplicht een directeur aan te stellen, bij een BGTS niet).
De BGTS heeft als bijkomend voordeel dat het als projectorganisatie kan optreden namens alle partnerbesturen.
De BGTS zal fungeren als strategisch besluitvormingsorgaan, het overzicht behouden van alle initiatieven, trajecten, projecten, … die in het grensoverschrijdende havengebied spelen, cross-verbanden leggen , uitvoeringsacties prioriteren, …
De provincie is één van de acht partnerbesturen in het District en draagt jaarlijks 17.000 euro bij.
Benelux-Verdrag inzake grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking, gedaan te 's-Gravenhage op 20 februari 2014;
Wet van 1 december 2016 houdende instemming met het Benelux-Verdrag inzake grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking, gedaan te 's-Gravenhage op 20 februari 2014;
Provinciedecreet van 9 december 2005;
Statuten van de Benelux Groepering Territoriale Samenwerking Kanaalzone;
Voorgestelde statuten van de Benelux Groepering Territoriale Samenwerking North Sea Port District.
De provincieraad keurt de deelname van de provincie Oost-Vlaanderen aan de Benelux Groepering voor Territoriale Samenwerking (BGTS) North Sea Port District goed.
De provincieraad keurt de voorgestelde statuten van de BGTS North Sea Port District goed als volgt:
Statuten van de BGTS North Sea Port District
Artikel 1 : Definities
In deze Statuten wordt verstaan onder:
❒ De Benelux Groepering voor Territoriale Samenwerking
de Benelux Groepering voor Territoriale Samenwerking North Sea Port District, kortweg BGTS;
❒ De deelnemers
de in artikel 5 vermelde deelnemers;
❒ De colleges
de colleges van burgemeester en wethouders, de colleges van burgemeester en schepenen, het college van gedeputeerde staten en de deputatie van de deelnemers;
❒ De raden
de gemeenteraden van de deelnemers;
❒ De staten
de provinciale staten en de provincieraad van de deelnemers;
❒ Het bevoegde orgaan
het orgaan van de deelnemer dat bevoegd is voor handelingen met betrekking tot de BGTS North Sea Port District volgens de regels van het op de betrokken deelnemer toepasselijke interne recht;
❒ De toezichthouders
in Nederland: het Nederlandse Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor wat betreft financiële aspecten, en het betrokken vakdepartement voor wat betreft beleidsmatige aspecten;
in Vlaanderen: de Vlaamse Regering of namens de Vlaamse Regering, de provinciegouverneur die handelt overeenkomstig de instructies van de Vlaamse Regering, voor wat betreft het toezicht op de gemeenten; en de Vlaamse Regering voor wat betreft het toezicht op de Provincie Oost-Vlaanderen;
❒ Het Benelux-Verdrag
het Benelux-Verdrag inzake grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking van 20 februari 2014;
❒ De commissaris
de commissaris als bedoeld in artikel 13, lid 5, van het Benelux-Verdrag;
❒ De werkingskosten
algemene kosten verbonden aan de werking van de BGTS North Sea Port District zoals administratieve kosten, huisvestingskosten, personeelskosten voor de algemene werking, enz…; de kosten die rechtstreeks kunnen toegewezen worden aan projecten of opdrachten als bedoeld in artikel 25 van deze Statuten, zijn geen werkingskosten;
❒ Code van goed bestuur
een reglement van orde betreffende de werking van de BGTS North Sea Port District, als bedoeld in artikel 434, §5, van het Vlaamse Decreet Lokaal Bestuur.
Artikel 2 : Naam
De Benelux Groepering voor Territoriale Samenwerking is genaamd: “Benelux Groepering voor Territoriale Samenwerking North Sea Port District”, afgekort “BGTS North Sea Port District”.
Artikel 3 : Rechtspersoonlijkheid
De BGTS North Sea Port District bezit rechtspersoonlijkheid overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, lid 4, en artikel 7 van het Benelux-Verdrag. De BGTS North Sea Port District wordt daartoe vertegenwoordigd door de voorzitter.
Artikel 4 : Ambtsgebied
Het ambtsgebied van de BGTS North Sea Port District strekt zich uit over het grondgebied van de deelnemende stad en gemeenten.
Artikel 5 : De Deelnemers
De BGTS North Sea Port District bestaat uit de volgende deelnemers:
- De stad Gent;
- De gemeente Evergem;
- De gemeente Zelzate;
- De gemeente Terneuzen;
- De gemeente Borsele;
- De gemeente Vlissingen;
- De provincie Oost-Vlaanderen;
- De provincie Zeeland.
Artikel 6 : Zetel
Artikel 7 : Doel, taken, bevoegdheden
3. Ter realisatie van het in lid 1 vermelde doel kan de BGTS North Sea Port District, onder meer, volgende taken uitvoeren:
4. De uitvoering van voormelde taken kan, voor zover het interne recht van de betrokken landen dit toestaat, gepaard gaan met een overdracht van bevoegdheid van regeling en bestuur van de deelnemers aan de BGTS North Sea Port District en dit mits aanpassing van de Statuten, waarbij de overgedragen bevoegdheden en de gevolgen van de overdracht nauwkeurig worden bepaald.
Artikel 8 : Toepasselijke recht
3. Voor zover aan de BGTS North Sea Port District bevoegdheden van regeling en bestuur worden toegekend overeenkomstig artikel 7, lid 4, van deze Statuten, worden de rechtsbetrekkingen met de aan de BGTS North Sea Port District rechtsonderhorige natuurlijke en rechtspersonen en de daaraan verbonden rechtsgang geregeld door het recht dat van toepassing zou zijn als de deelnemende overheden zelf de toegekende bevoegdheden hadden uitgeoefend. De in het kader van deze bevoegdheden genomen beslissingen van de BGTS North Sea Port District vermelden uitdrukkelijk de mogelijkheden tot beroep.
4. Zonder afbreuk te doen aan het eerste lid en onverminderd de bepalingen van het Verdrag, is het recht van de plaats van een vestiging van toepassing op:
Artikel 9 : Administratief en financieel toezicht
De administratieve, budgettaire en financiële controle van de BGTS North Sea Port District gebeurt in overeenstemming met de bepalingen van artikel 13 van het Benelux-Verdrag.
Artikel 10 : De organen van de Benelux Groepering voor Territoriale Samenwerking
De BGTS North Sea Port District bestaat uit de volgende organen:
Artikel 11 : Samenstelling van de Algemene Vergadering
Artikel 12 : Bevoegdheden van de Algemene Vergadering
De Algemene Vergadering beschikt over navolgende bevoegdheden:
Artikel 13 : Werking van de Algemene Vergadering
Artikel 14 : Wijze van besluitvorming van de Algemene Vergadering
Artikel 15 : Verhouding Algemene Vergadering, Raad van Bestuur en de vertegenwoordigende organen van de deelnemers
Artikel 16 : Samenstelling van de Raad van Bestuur
Artikel 17 : Werking en wijze van besluitvorming van de Raad van Bestuur
Artikel 18 : Bevoegdheden
Artikel 19 : Aansprakelijkheid
Artikel 20 : De voorzitter en de ondervoorzitter
Artikel 21 : De commissaris
Art.22: Secretaris
Artikel 23 : Secretariaat
Een ambtelijk secretariaat ondersteunt de BGTS North Sea Port District bij de uitvoering van zijn taken.
Artikel 24 : Personeel
Artikel 25 : Projecten en opdrachten
Artikel 26 : Verkrijgen van financiële en andere middelen
Artikel 27 : Begroting
Artikel 28 : Rekening
Artikel 29 : Boekhouding en boekjaar
Artikel 30: Statutenwijziging
De besluitvorming met betrekking tot Statutenwijziging vindt plaats bij consensus, conform het bepaalde in artikel 14 van deze Statuten, op voorwaarde dat ten minste de helft van de deelnemers uit Vlaanderen en de helft van de deelnemers uit Nederland vertegenwoordigd is.
Artikel 31 : Toetreding
Artikel 32 : Duur
Artikel 33 : Uittreding
Artikel 34 : Ontbinding en vereffening
Artikel 35 : Toezending
Artikel 36 : Uitsluiting van een deelnemer
Artikel 37 : Inwerkingtreding
De provincieraad duidt provinciegouverneur Carina Van Cauter, gedeputeerde Kurt Moens en gedeputeerde An Vervliet aan als afgevaardigden in de Algemene Vergadering van de BGTS North Sea Port District.
De provincieraad duidt provinciegouverneur Carina Van Cauter en gedeputeerde Kurt Moens aan als afgevaardigden in de Raad van Bestuur van de BGTS North Sea Port District.
De provincieraad machtigt haar afgevaardigden in de Algemene Vergadering van de BGTS North Sea Port District om de statuten van deze BGTS, zoals opgenomen in artikel 3, goed te keuren en te ondertekenen.
Om uitvoering te kunnen geven aan de vooropgestelde acties en doelstellingen is het noodzakelijk dat het Projectbureau Gentse Kanaalzone beroep kan doen op een externe procesbegeleider.
De huidige opdracht voor externe procesbegeleiding eindigt op 31 december 2021. Om opnieuw beroep te kunnen doen op een extern bureau, wordt voorgesteld een nieuwe opdracht uit te schrijven.
In het kader van de opdracht 'Externe procesbegeleiding' voor het project Gentse kanaalzone werd een bestek met nr. 2021-1317, bijlage van dit besluit, opgesteld.
Er wordt voorgesteld de opdracht te gunnen bij wijze van de vereenvoudigde onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking.
Het Provinciedecreet van 9 december 2005 en latere wijzigingen, meer bepaald artikel 42 en 43, § 2, 11°, betreffende de bevoegdheden van de provincieraad.
De wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, en wijzigingen.
De wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, meer bepaald artikel 41, §1, 1° (Waarde ligt lager dan de drempel).
Het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, en wijzigingen.
Het koninklijk besluit van 18 april 2017 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren, en wijzigingen.
Het bestek met nr. 2021-1317 en de raming voor de opdracht “Externe procesbegeleiding project Gentse kanaalzone”, opgesteld door de dienst Klimaat, Milieu & Natuur worden goedgekeurd. De lastvoorwaarden worden vastgesteld zoals voorzien in het bestek en zoals opgenomen in de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten voor aannemingen van werken, leveringen en diensten. De raming bedraagt € 208 264,46 excl. btw of € 252 000,00 incl. 21% btw.
Bovengenoemde opdracht wordt gegund bij wijze van de vereenvoudigde onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking.
De aankondiging van de opdracht wordt ingevuld en bekendgemaakt op nationaal niveau.
De uitgave voor de basisopdracht is voorzien in het exploitatiebudget van 2021, op budgetcode 615001/03/0600 (actie/raming 2019140734/2019142502).
De budgetten bij eventuele verlenging zullen voorzien worden op het exploitatiebudget van de respectievelijke jaren.
Tussenkomsten: Kristof Windels, Peter Hertog
Gedeputeerden Riet Gillis, An Vervliet en Kurt Moens reageren namens de deputatie.
Naar aanleiding van de vraag van Peter Hertog laat gedeputeerde Riet Gillis weten dat de Provincie geen financiële inbreng had in vzw Max Mobiel.
Conform het artikel 43, §2, 5° van het Provinciedecreet “het oprichten van en het toetreden tot rechtspersonen en het beslissen tot oprichting van, deelname aan of vertegenwoordiging in agentschappen, instellingen, verenigingen en ondernemingen” dient ook de uittreding voorgelegd te worden aan de Provincieraad.
Op vraag van de voorzitter van de Raad van Bestuur vzw Max Mobiel en in overleg met het Provinciebestuur wordt voorgesteld om de participatie in vzw Max Mobiel stop te zetten.
Enerzijds richt vzw Max Mobiel zijn vraag tot het Provinciebestuur om het evenwicht in de publiek en private vertegenwoordiging in de Raad van Bestuur te verbeteren.
Anderzijds ligt de focus binnen vzw Max Mobiel op het ontwikkelen en aanbieden van collectieve vervoersdiensten. Duurzame mobiliteit is een speerpunt binnen het provinciale mobiliteitsbeleid, evenwel wordt de focus vooral gelegd op het ondersteunen en uitbouwen van de fiets- en trage wegennetwerken en de activiteiten binnen het provinciaal mobiliteitspunt (Testkaravaan, mobiscan en pendelfonds) en zijn er weinig linken met het collectief busvervoer an sich.
De Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Vlaanderen behoudt evenwel haar lidmaatschap in de vzw Max Mobiel waardoor indien nodig in de toekomst nog steeds een link kan gelegd worden.
De statuten van de vzw bepalen het volgende op vlak van ontslag:
Artikel 5§5: Leden
Een lid kan op elk moment ontslag nemen uit de vzw door een aangetekend schrijven te richten aan de voorzitter van de Raad van Bestuur, hierna de voorzitter genoemd. Het ontslag gaat 2 maanden na dit schrijven in. Een ontslagnemend lid blijft gehouden zijn genomen engagementen van het lopende jaar op te nemen en deel te nemen in de kosten die goedgekeurd werden voor het jaar waarin het ontslag wordt ingediend.
Na een beslissing van de Provincieraad kan de vertegenwoordiger een aangetekend schrijven richten aan de voorzitter van de Raad van Bestuur en gaat het ontslag 2 maanden later in.
Artikel 43 § 2 van het Provinciedecreet
Artikel 5 van de statuten van de vzw Max Mobiel (zie bijlage)
Provincieraadsbesluit van 16 november 2006 betreffende de oprichting vzw Max Mobiel.
De Provincieraad stemt in met het ontslag uit de vzw Max Mobiel.
De Provincieraad machtigt de Deputatie, voor wie optreden de bevoegde gedeputeerde en de provinciegriffier, tot het ondertekenen van de ontslagbrief namens de Provincie Oost-Vlaanderen.
In het kader van de opdracht “Outsourcing voor leidend ambtenaar - ingenieur bouwkunde” werd een bestek met nr. 2022-R03-outsourcing opgesteld door de dienst Mobiliteit.
De initiële looptijd van dit raamcontract bedraagt 12 maanden en volgens artikel 42, § 1, 2° van de wet van 17 juni 2016, kan de aanbestedende overheid, mits akkoord van de dienstverlener, de opdracht herhalen gedurende een periode van 3 jaar na de sluiting van de oorspronkelijke opdracht. De looptijd van dit contract is dus maximaal 4 jaar.
De opdracht is indien nodig maandelijks opzegbaar.
Er wordt voorgesteld de opdracht te gunnen bij wijze van openbare procedure.
In totaal bedraagt de raming voor de initiële looptijd van de opdracht 105 000 EUR excl. btw of 127 050 EUR incl. btw.
Het ontwerp wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de provincieraad.
Het Provinciedecreet van 9 december 2005 en latere wijzigingen, meer bepaald artikel 57, § 3, 4° betreffende de bevoegdheden van de deputatie.
De wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, en wijzigingen.
De wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten.
Het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, en wijzigingen.
Het koninklijk besluit van 18 april 2017 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren, en wijzigingen, meer bepaald artikel 90, 1°.
Het bestek met nr. 2022-R03-outsourcing en de raming voor de opdracht “Outsourcing voor leidend ambtenaar - ingenieur bouwkunde”, opgesteld door de dienst Mobiliteit worden goedgekeurd. De lastvoorwaarden worden vastgesteld zoals voorzien in het bestek en zoals opgenomen in de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten voor aannemingen van werken, leveringen en diensten. De raming bedraagt 105 000 EUR excl. btw of 127 050 EUR incl. 21% btw.
De opdracht wordt gegund bij wijze van openbare procedure.
De uitgave voor deze opdracht wordt voorzien in het werkingsbudget van A000641 Realisatie van kunstwerken op fietssnelwegen en LAF.
Tussenkomsten: Kristof Windels, Kenneth Taylor
Gedeputeerden An Vervliet, Kurt Moens en Leentje Grillaert reageren namens de deputatie.
Met de opmaak (en vooral realisatie)van de RRES 2050 Waasland stellen we ons niet enkel tot doel om op regionaal niveau maximaal CO2 te reduceren door productie, opslag en omslag van hernieuwbare en duurzame energie. Dat moet ook gebeuren door rekening te houden met de landschappelijke draagkracht van het Waasland en op zo een manier dat er maximaal ruimtelijke en maatschappelijke meerwaarde voor het Waasland gecreeërd wordt.
Het is dan ook belangrijk dat de ambities waaraan de keuzes die tijdens het proces gemaakt moeten worden, zullen getoetst worden, uiting geven aan elk aspect. Het ambitiekader is dan ook opgemaakt uit enerzijds een hoofdambitie en anderzijds drie sets van nevenambities:
Het Provinciedecreet van 9 december 2005 en latere wijzigingen, meer bepaald artikel 42 en 43, § 2, 11°, betreffende de bevoegdheden van de provincieraad.
Besluit van de provincieraad van 15 oktober 2020 waarin de voorwaarden voor het aanstellen van een (consortium van) bureau(s) voor de dienstenopdracht “Opmaak & Ontwerp van een Regionale Ruimtelijke Energievisie & Strategie (RRES) voor Energielandschap 2050 Waasland en Oost-Vlaams Kerngebied” en uitschrijven bestek via een vereenvoudigde onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking werden vastgesteld.
Het besluit deputatie van 21 januari 2021 ter gunning van de opdracht “Opmaak & Ontwerp van een Regionale Ruimtelijke Energievisie & Strategie (RRES) voor Energielandschap 2050 Waasland en Oost-Vlaams Kerngebied” aan SWECO
De beslissing van de deputatie van 4 februari 2021 om de opdracht “Procesbegeleiding en -ondersteuning bij de opmaak van de Regionale Ruimtelijke Energievisie & Strategie (RRES) voor Energielandschap Waasland & Oost-Vlaams Kerngebied” te gunnen aan ENDEAVOUR
Het besluit van deputatie van 3 juni 2021 waarin de procesnota en huishoudelijk reglement en de mandaten van gedeputeerden An Vervliet en Riet Gillis en hun opvolgers in de stuurgroep van het proces 'Energielandschap 2050 Waasland' worden goedgekeurd.
De provincieraad neemt kennis van de procesnota in kader van de opmaak van de Ruimtelijke Regionale Energievisie en Strategie 2050 Waasland.
De provincieraad keurt het ambitiekader 1.0 in kader van de opmaak van de Ruimtelijke Regionale Energievisie en Strategie 2050 Waasland goed.
Inmiddels werd door de dienst Ruimtelijke Planning een bestek ‘PRUP Energielandschap Denderland Wind fase 1’ opgemaakt. Er wordt de Provincieraad gevraagd om een (consortium van) bureau(s) aan te stellen om cel Energielandschap van dienst ruimtelijke planning te ondersteunen bij het geïntegreerde planningsproces voor en de opmaak van de PRUPs, wat bijdraagt tot het effectief realiseren van de clusters windturbines. Dit door het vastleggen van een duidelijk kader, zowel naar de ontwikkelaars, de vergunningverlenende instanties als naar de omwonenden toe.
Voorwerp van deze diensten:
Aanstellen van een (consortium van) bureau(s) voor de opmaak van ‘PRUP Energielandschap Denderland Wind fase 1’ voor de verschillende gebieden met positieve aanknopingspunten voor windturbines, met name rond de stedelijke kern van Aalst, Denderleeuw/Haaltert, Ninove en Geraardsbergen/Lierde, daar waar deze overlappen met het Provinciaal Beleidskader Windturbines (Addendum PRS).
Beknopte omschrijving:
Deze opdracht is een opdracht volgens gemengde prijsvaststelling voor de opmaak van 4 PRUP’s en heeft tot doel de verdere verfijning van de windwinningsgebieden aangeduid in het Energielandschap Denderland, waar deze overlappen met het Provinciaal Beleidskader Windturbines (Addendum PRS). De opdracht bestaat uit een aantal posten, verspreid over een vast en variabel deel.
In het vaste deel zijn de posten 1, 2 en 3 opgenomen. Deze moeten zeker worden uitgevoerd. De overige posten (4 en 5) maken deel uit van het variabel deel. Ze zijn optioneel, kunnen door de Provincie Oost-Vlaanderen besteld of niet besteld worden in functie van de evolutie van de projecten. Ze worden enkel uitgevoerd als deze expliciet gevraagd en goedgekeurd worden door de Provincie Oost-Vlaanderen.
Voorgestelde wijze van gunnen:
Economische selectiecriteria: jaaromzet in domein opdracht van maximaal twee maal de geraamde waarde van de opdracht
Technische en beroepsbekwaamheid:
Raming
De opdracht, vast en variabel deel, wordt in totaal geraamd op 239.580,00 EUR inclusief btw (198.000 EUR exclusief btw), en zal over de budgetjaren 2022, 2023, 2024 lopen.
Hiervoor is financiering beschikbaar op het volgende actie:
De uitgaven zullen worden vastgelegd op ARK 214100.
Gevraagd wordt :
in bevestigend geval het ontwerp (bestaande uit bestek en raming) en het besluit digitaal te ondertekenen
Het bestek met referentie R01/ELD PRUP WIND FASE 1 en de raming voor het aanstellen van een (consortium van) bureau(s) voor de opmaak van ‘PRUP Energielandschap Denderland Wind Fase 1’ worden goedgekeurd.
De voorwaarden worden vastgesteld zoals voorzien in het bestek en zoals opgenomen in de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten voor aannemingen van werken, leveringen en diensten. De raming bedraagt 239.580,00 EUR inclusief btw of 198.000 EUR exclusief btw.
Bovengenoemde opdracht wordt gegund bij wijze van vereenvoudigde onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking.
De opdracht zal via e-Tendering bekend gemaakt worden.
De uitgaven zullen over de budgetjaren 2022, 2023, 2024 lopen en worden vastgelegd op actieplan Transitie naar een Energielandschap 2040 van dienst ruimtelijke planning.
Op heden zijn er nog 4 gemeenten in Oost-Vlaanderen die nog niet zijn aangesloten bij een SVK. Het gaat om Lievegem, Evergem, Lochristi en Temse. Enkele van die gemeenten gaven reeds aan op korte termijn ook geen plannen te hebben in die richting, omdat ze eerst de vorming van de werkingsgebieden van de Woonmaatschappijen willen afwachten. De 43 woningen die er nog nodig zijn om de drempel van 1 SVK-woning op 1000 huishoudens te bereiken, kunnen dus nog niet worden gerealiseerd.
Daarnaast zijn er nog 10 gemeenten in Oost-Vlaanderen die wel al over een SVK-werking beschikken, maar die de drempelwaarde van 1 SVK-woning op 1000 huishoudens nog niet hebben bereikt. Daartoe dienen er in die gemeenten nog 40 woningen te worden gerealiseerd. De SVK’s geven aan er volop op in te zetten om in die gemeenten vaste voet aan de grond te krijgen. Er moet echter wel rekening mee worden gehouden dat het groeiproces in het begin vaak moeizamer verloopt dan in gemeenten waar het SVK reeds een zekere bekendheid geniet.
Conclusie is dat - met uitzondering van de 4 witte vlekken gemeenten- de drempelwaarde van 1 SVK-woning op 1000 stilaan overal bereikt wordt.
Art. 7 §2 van het SVK-subsidiereglement waarin wordt gezegd: ‘Van het totale budget mag maximum 80% gaan naar woonéénheden categorie B’ is daardoor achterhaald. Omdat de drempelwaarde van 1 SVK-woning op 1000 huishoudens overal waar dat kan stilaan wordt bereikt, is het weinig zinvol om de bepaling uit art. 7 §2 van het SVK-subsidiereglement nog langer te behouden en is het voorstel dan ook om deze passage te schrappen. Het hogere subsidiebedrag voor de realisatie van een woning categorie A kan echter wel behouden blijven. Het schrappen van art. 7 § 2 is in het voordeel van alle begunstigden. Op die manier worden de SVK’s verder gestimuleerd om waar nodig nog de drempelwaarde te bereiken en van zodra dat is gebeurd ook volop te blijven inzetten op groei als algemene doelstelling.
Artikel 42, §3 van het Provinciedecreet.
Wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en op de aanwending van sommige toelagen.
Reglement van 12 oktober 2005 met betrekking tot de controle op de toekenning en op de aanwending van toelagen en de reservevorming met provinciale subsidies.
Protocol inzake interbestuurlijke samenwerking woonbeleid tussen het Vlaams Gewest, de vzw Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP), de vzw Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de 5 Vlaamse provincies van 1 januari 2014.
Provincieraadsbesluit van 18 november 2015 betreffende de toekenning van een projectsubsidie voor de Oost-Vlaamse sociale verhuurkantoren.
Provincieraadsbesluit van 22 juni 2016 betreffende het Subsidiereglement in kader van uitbreiding patrimonium sociale verhuurkantoren.
Provincieraadsbesluit van 4 september 2019 betreffende het Subsidiereglement betreffende de uitbreiding van het patrimonium en het gebiedsdekkend maken van het aanbod van sociale verhuurkantoren.
Vlaamse Codex Wonen van 13 november 2020.
Besluit Vlaamse Codex Wonen van 8 december 2020 (waarin o.a. het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2012 (gewijzigd op 28 oktober 2018) houdende bepaling van de erkennings- en subsidievoorwaarden van sociale verhuurkantoren werd opgenomen).
Deputatiebesluit van 17 december 2020 betreffende de toekenning van subsidies aan de Oost-Vlaamse sociale verhuurkantoren.
Art. 7 §2 van het SVK-subsidiereglement waarin wordt gezegd: ‘van het totale budget mag maximum 80% gaan naar woonéénheden categorie B’, wordt geschrapt.
Art. 12 van het reglement m.b.t. de opheffings-, overgangs- en inwerkingtredingsbepalingen wordt gereviseerd naar volgende tekst: 'Het reglement van 4 september 2019 in het kader van de uitbreiding van het patrimonium en het gebiedsdekkend maken van het aanbod van sociale verhuurkantoren wordt opgeheven met ingang van 10 november 2021. Huidige gereviseerde versie van het reglement treedt in werking op 10 november 2021.'
De gereviseerde versie van het reglement ziet er bijgevolg uit als volgt:
Artikel 1 – Definities
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
1° budgetjaar: het kalenderjaar waarin de subsidie wordt toegekend en uitbetaald;
2° projectjaar: periode van 12 maanden vanaf 2 november in het kalenderjaar tot en met 1 november van het daarop volgende kalenderjaar; uitzondering hierop is het projectjaar 2019-2020, dat loopt van 1 november 2019 tot en met 1 november 2020;
3° project: een per definitie tijdelijk initiatief, waarvan de maximale duur wordt bepaald in verhouding tot de projectdoelstellingen, de beoogde resultaten en de resultaten van de jaarlijkse beoordeling van de vooruitgang van het project.
Elk project wordt precies afgebakend in tijd en ruimte en er hoort een doorzichtig budget, concrete projectdoelstellingen en een welomschreven personeelsinzet bij;
4° projectsubsidie: subsidie voor een afgebakend geheel van activiteiten, beperkt in de tijd, die niet voor de reguliere werking van de aanvrager van de subsidie zijn bestemd;
5° wooneenheid: elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande;
6° SVK: het sociaal verhuurkantoor dat erkend is overeenkomstig art. 56 van de Vlaamse Wooncode;
7° SVK-besluit: het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2012 (gewijzigd op 28 oktober 2018) houdende bepaling van de erkennings- en subsidievoorwaarden van sociale verhuurkantoren;
8° patrimonium: aantal wooneenheden per SVK;
9° netto woninggroei: het in het projectjaar aantal nieuw in beheer genomen wooneenheden per SVK na aftrek van het in het projectjaar aantal uit beheer gegane wooneenheden per SVK;
10° bruto woninggroei: het in het projectjaar aantal nieuw in beheer genomen wooneenheden per SVK;
11° blinde vlek: gemeente waar op 1 november van het budgetjaar de verhouding van het aantal wooneenheden behorend tot het patrimonium van een SVK op 1000 private huishoudens minder dan 1 bedraagt;
12° woninggroei in een blinde vlek: het aantal in het projectjaar nieuw in beheer genomen wooneenheden in een blinde vlek, voor zover deze nieuw in beheer genomen wooneenheden het contingent wooneenheden niet overschrijden, dat bepaald wordt door het aantal private huishoudens in deze gemeente te delen door 1000 en af te ronden naar boven tot een numerieke eenheid wordt bekomen.
Artikel 2 – Voorwerp
Binnen de perken van het daartoe op het budget van de Provincie Oost-Vlaanderen goedgekeurde delen van kredieten en de daartoe in de subsidielijst opgenomen ramingen en overeenkomstig de bepalingen van dit reglement, kan de Deputatie projectsubsidies toekennen aan sociale verhuurkantoren teneinde de netto woninggroei te stimuleren op het grondgebied van de provincie Oost-Vlaanderen en dit met bijzondere aandacht voor gemeenten waar weinig of geen aanbod is.
Artikel 3 – Aanvraagcriteria
§1 Om in aanmerking te komen voor subsidie moet aan volgende cumulatieve criteria worden voldaan:
1° De aanvrager van de subsidie is een sociaal verhuurkantoor dat erkend is overeenkomstig artikel 56 van de Vlaamse Wooncode;
2° De aanvraag van de subsidie heeft betrekking op de beoogde netto woninggroei alsook de beoogde woninggroei in een blinde vlek die tijdens het projectjaar zal plaatsvinden op grondgebied van de Provincie Oost-Vlaanderen.
3° De woonéénheden, waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, behoren uitsluitend of zullen uitsluitend behoren tot het patrimonium van de aanvrager.
4° De woonéénheden, waarvoor de subsidie wordt aangevraagd moeten beantwoorden aan de bepalingen inzake woonkwaliteit zoals omschreven in artikel 3 van het SVK-besluit.
§2 De woonéénheden omschreven in artikel 9, § 2, laatste lid, van het SVK-besluit mogen niet in rekening worden gebracht voor het bepalen van de woninggroei en komen niet voor subsidie in aanmerking.
Artikel 4 – Aanvraagprocedure
§1 De aanvraag van de subsidie moet vóór 1 november van het budgetjaar via het daartoe bestemde formulier worden ingediend bij de Deputatie van de Provincie Oost-Vlaanderen, p.a. dienst Ruimtelijke Planning, Woodrow Wilsonplein 2, 9000 Gent.
De datum van de poststempel of de datum van het ontvangstbewijs geldt als bewijs van de datum van indiening.
De aanvraag geldt telkens voor 1 projectperiode. Nieuwe aanvragen van een SVK kunnen enkel voor woonéénheden die nog niet eerder werden gesubsidieerd op basis van dit reglement.
§2 Het dossier van de aanvraag moet minstens volgende gegevens of stukken bevatten:
1° het volledig ingevuld en ondertekend gestandaardiseerd aanvraagformulier;
2° een omschrijving van het project inclusief de opgave van de beoogde netto en bruto woninggroei en de beoogde woninggroei in een blinde vlek,
3° de begroting van het project voor de volledige looptijd met opgave van de diverse financieringsbronnen;
4° desgevallend een document ondertekend door de daartoe bevoegde persoon of door het daartoe bevoegd orgaan, waaruit blijkt dat externe financiering werd toegezegd;
5° de opgave van eventueel andere subsidieaanvragen en hun inhoud bij de provincie of bij andere overheden en de stand van zaken van het dossier;
§3 Na de indiening van de aanvraag wordt de aanvrager van de subsidie schriftelijke medegedeeld of zijn dossier al dan niet volledig is. Eventueel moet de aanvrager van de subsidie op schriftelijk verzoek alle bijkomende informatie verstrekken en alle bijkomende stukken voorleggen, noodzakelijk voor de beoordeling van de aanvraag. De Deputatie wijst de aanvraag af als onontvankelijk indien de aanvrager van de subsidie niet binnen de maand passend gevolgd geeft aan dit verzoek.
Artikel 5 – Subsidiecriteria
§1 De subsidie wordt verleend per subsidiabele wooneenheid op basis van de beoogde netto woninggroei en de beoogde woninggroei in een blinde vlek.
§2 De volledige beoogde woninggroei in een blinde vlek komt in aanmerking voor subsidie als woonéénheid categorie A.
§3 Het verschil tussen de beoogde netto woninggroei en de beoogde woninggroei in een blinde vlek komt in aanmerking voor subsidie als woonéénheid categorie B.
Artikel 6 – Beslissingsprocedure
De aanvragen van de subsidie worden voorgelegd aan de Deputatie, die beslist op basis van de subsidiecriteria zoals omschreven in artikel 5.
Artikel 7 – Bedrag van de subsidie, aanwending en modaliteiten van uitbetaling
§1 Het subsidiebedrag per nieuw in beheer genomen wooneenheid bedraagt 2000,00 EUR voor woonéénheden categorie A en 1000,00 EUR voor woonéénheden categorie B.
§2 Is het totale budget ontoereikend om de totale groei van Oost-Vlaamse SVK’s te kunnen subsidiëren, dan wordt in eerste instantie het subsidiebedrag per subsidiabele woonéénheid categorie B procentueel verminderd. In geval van ontoereikend budget kan het subsidiebedrag per subsidiabele woonéénheid categorie B echter nooit minder bedragen dan 500,00 EUR.
§3 Blijft het budget als gevolg van deze vermindering in §3 alsnog ontoereikend, dan wordt per SVK het aantal subsidiabele woonéénheden categorie B procentueel verminderd.
§4 Indien het budget als gevolg van deze laatste vermindering in §4 nog steeds ontoereikend is, dan worden geen woonéénheden categorie B gesubsidieerd en het subsidiebedrag per subsidiabele woonéénheid categorie A procentueel verminderd.
§5 De subsidie, verleend op basis van dit reglement, mag worden gecumuleerd met subsidies van andere overheden. De provinciale subsidie kan echter uitsluitend worden aangewend voor de kosten waarvoor er geen andere subsidiëring bestaat of waarvoor andere subsidiëring ontoereikend is.
§6 Het subsidiebedrag wordt uitbetaald in 2 schijven als volgt: 80 % op het ogenblik van de toekenning door de deputatie en desgevallend op voorwaarde dat een deugdelijke inhoudelijke en financiële verantwoording werd verstrekt met betrekking tot eerdere subsidiëring op basis van dit reglement, 20 % nadat een deugdelijke inhoudelijke en financiële verantwoording werd verstrekt.
§7 De toegekende subsidie kan uitsluitend worden aangewend voor de volgende kosten:
1° personeelskosten
2° werkingskosten
3° investeringskosten
Artikel 8 –Verantwoording van de subsidies
De aanvrager moet uiterlijk op 15 november van het jaar volgend op het budgetjaar een uitgebreid activiteitenverslag en een financieel verslag gestaafd met de nodige bewijsstukken omtrent de besteding van de projectmiddelen bezorgen aan de dienst Ruimtelijke Planning.
Het financieel verslag moet een volledig en schematisch overzicht van de inkomsten en de uitgaven met betrekking tot het project bevatten en tevens alle verantwoordingsstukken (facturen,…) voor de totaliteit van de gedane uitgaven van het project.
Artikel 9 – Verbintenissen van de aanvrager
De aanvrager van de subsidie verbindt er zich toe :
1° bij uitvoering van het project de vigerende wettelijke, decretale en reglementaire voorwaarden strikt na te leven;
2° in zijn publicaties en publieke contacten de steun van de Provincie Oost-Vlaanderen te vermelden en het logo van de Provincie Oost-Vlaanderen op herkenbare wijze aan te brengen;
3° in te gaan op mogelijke initiatieven die de provincie neemt om het gesubsidieerde project voor te stellen.
4° bereid zijn om ervaringen en methodieken over te dragen naar andere organisaties met het oog op deskundigheidsbevordering van de woonsector. Deze deskundigheidsbevordering kan op verschillende manieren tot stand komen en gebeurt in overleg met de dienst Ruimtelijke Planning.
5° op hetzelfde ogenblik kopie te bezorgen aan de dienst Ruimtelijke Planning van alle verslagen en documenten, die in het kader van de Vlaamse Wooncode en de uitvoeringsbesluiten aan de Vlaamse overheid moeten worden bezorgd.
Artikel 10 – Controle en sancties
De Provincie Oost-Vlaanderen heeft het recht om de aanwending van de subsidies te (laten) controleren op basis van het Reglement van 12 oktober 2005 met betrekking tot de controle op de toekenning en op de aanwending van toelagen en de reservevorming met provinciale subsidies. Dit reglement bevat, afhankelijk van het bedrag van de subsidie, de controlemechanismen en een opsomming van de stukken die in functie van financiële controle minimaal moeten worden ingediend ter verantwoording van de subsidie.
Indien blijkt dat onjuiste gegevens werden opgenomen in de aanvraag van de subsidie of in de in te dienen stukken of indien blijkt dat dit reglement niet correct werd nageleefd, kan de Deputatie, onverminderd het vorige lid, de toegekende subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen. Misbruik kan aanleiding geven tot uitsluiting van toekomstige subsidies van de Provincie Oost-Vlaanderen.
Indien uit de verantwoording blijkt dat de vooropgestelde doelstellingen niet of niet volledig werden gerealiseerd, zal de Deputatie de toegekende subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen hetzij aanrekenen op het nog te ontvangen subsidiebedrag.
Artikel 11 - Betwistingen
De Deputatie beslist over alle betwistingen met betrekking tot de toepassing van dit reglement.
Artikel 12 - Opheffings-, overgangs- en inwerkingtredingsbepalingen
Het reglement van 4 september 2019 in het kader van de uitbreiding van het patrimonium en het gebiedsdekkend maken van het aanbod van sociale verhuurkantoren wordt opgeheven met ingang van 10 november 2021.
Huidige gereviseerde versie van het reglement treedt in werking op 10 november 2021.
Het is budgettair noodzakelijk een belasting te heffen die toelaat de uitgaven van de Provincie in het algemeen te financieren (de verplichte en de facultatieve uitgaven).
Het opzet achter het initieel invoeren van de belasting (vanaf het aanslagjaar 1988) was tevens een vereenvoudiging van de provinciale fiscaliteit (afschaffing van zestien andere provinciebelastingen).
De heffing van de belasting moet zelf efficiënt en rendabel zijn. Aldus dienen de belastingopbrengsten de administratieve kosten verbonden aan de vestiging en de invordering van de belastingaanslagen te dekken.
Een algemene en evenwichtige spreiding van de belastingdruk wordt nagestreefd over meer dan zevenhonderdduizend belastingplichtigen, namelijk de gezinnen en de bedrijven (zelfstandigen en vennootschappen) die op het grondgebied van de provincie Oost-Vlaanderen één of meerdere woningen, respectievelijk vestigingen gebruiken of tot gebruik voorbehouden.
Ten overstaan van de gezinnen bestaat het belastbaar feit uit elke woning die op het grondgebied van de provincie Oost-Vlaanderen is gelegen en die door het gezin wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden.
Ten overstaan van de bedrijven bestaat het belastbaar feit uit elke vestiging die op het grondgebied van de provincie Oost-Vlaanderen is gelegen en die door het bedrijf wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden.
Zowel de gezinnen als de bedrijven dienen de belasting verschuldigd te zijn afzonderlijk per woning, respectievelijk per vestiging hoe ook genoemd, die zij op het grondgebied van de provincie Oost-Vlaanderen gebruiken of tot gebruik voorbehouden.
De belastbare grondslag moet eenvoudig meetbaar en controleerbaar zijn en bestaat derhalve uit de totale gebouwde en/of ongebouwde oppervlakte van het goed waarop de woning (gezinnen) of de vestiging (bedrijven) zich bevindt en die door de belastingplichtige wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden.
Het oppervlaktecriterium met een daaraan gekoppelde gedifferentieerde tariefstructuur laat op adequate wijze toe om, bij benadering en in overeenstemming met het beginsel van de verdelende rechtvaardigheid, de belasting vast te stellen.
Het oppervlaktecriterium wordt als berekeningsbasis redelijk en objectief beschouwd teneinde de algemene provinciebelasting te berekenen.
De belasting beoogt belastingplichtigen met verschillende toestanden en die verscheidenheid moet noodzakelijkerwijs worden opgevangen in vereenvoudigde categorieën. De normen van een belasting kunnen niet worden aangepast naargelang de eigenheid van elk individueel geval. Er kan niet voor alle mogelijke soorten gezinnen en bedrijven (elk met hun eigen en meest uiteenlopende kenmerken) worden voorzien in een specifieke belastingregeling.
Verschillen inzake financiële draagkracht en/of economische rentabiliteit maken redelijk verantwoorde differentiatiecriteria uit voor de toepassing van het belastingreglement en het verschil in tarifering.
In het algemeen mag worden aangenomen dat de verschillen in financiële draagkracht verantwoorden dat gezinnen aan lagere tarieven worden onderworpen dan bedrijven. De activiteiten van gezinnen zijn niet gericht op een economische exploitatie, terwijl bedrijven bestendig een economisch rendement beogen en/of een winstoogmerk hebben.
Financieel kwetsbaardere gezinnen kunnen ontheffing van de belasting bekomen op basis van objectieve voorwaarden. Deze voorwaarden houden verband met een tegemoetkoming die genoten wordt op basis van een onderzoek dat reeds door andere wettelijk bevoegde instanties werd uitgevoerd.
Om nieuwe (het afgelopen jaar voor het eerst in de Kruispuntbank van Ondernemingen ingeschreven) bedrijven in hun aanvangsfase financieel te ondersteunen, wordt voor deze bedrijven een vrijstelling van de belasting voorzien.
Categorieën van bedrijven die door hun aard de grond (bodem) als natuurlijk productiemiddel of voor specifieke openluchtrecreatieve beroeps- of bedrijfsdoeleinden aanwenden en die in vergelijking met andere categorieën een lager rendement per vierkante meter oppervlakte hebben, hebben een uitzonderlijke nood aan grotere oppervlakten om een economisch leefbare (rendabele) exploitatie te kunnen realiseren. De tariefstructuur komt tegemoet aan de doelstelling van een evenwichtige spreiding in functie van de financiële draagkracht door voor deze categorieën van belastingplichtigen aangepaste tarieven te voorzien, die in overeenstemming kunnen worden beschouwd met hun financiële draagkracht.
Voor gepensioneerden die nog de hoedanigheid hebben van zelfstandige en waarvan veelal mag worden aangenomen dat zij in beperktere mate verder actief zijn/blijven omwille van de behoefte om hun pensioen financieel aan te vullen, wordt de belasting per vestiging vastgesteld op een niveau dat slechts in geringe mate afwijkt van de minimumbelasting die geldt voor gezinnen. Deze personen mogen veelal hun pensioen slechts cumuleren met een activiteit binnen wettelijk vastgestelde financiële grenzen, waardoor kan aangenomen worden dat hun financiële draagkracht beperkter is dan niet-gepensioneerde bedrijven.
Het heffen van minimumbelastingen is gerechtvaardigd door enerzijds de noodzaak om de administratieve kost van de belastingheffing te dekken en anderzijds doordat kan worden aangenomen dat de voorziene minimumbedragen binnen de draagkracht liggen van elke belastingplichtige.
Artikelen 41, 162 en 170 van de Grondwet.
Artikel 42, § 3 van het Provinciedecreet.
Wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten.
Wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen.
Wet van 23 maart 1999 betreffende de rechterlijke inrichting in fiscale zaken.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
Koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister.
Het belastingreglement inzake de Algemene Provinciebelasting voor het aanslagjaar 2022 wordt als volgt vastgesteld:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Teneinde te voorzien in de verplichte en de facultatieve uitgaven van de Provincie wordt voor het aanslagjaar 2022, ten behoeve van de Provincie Oost-Vlaanderen, een algemene provinciebelasting geheven.
Artikel 2
Aan de algemene provinciebelasting zijn onderworpen:
1° de gezinnen die op 1 januari van het aanslagjaar op het grondgebied van de provincie Oost-Vlaanderen één of meerdere woningen gebruiken of tot gebruik voorbehouden;
2° de bedrijven die op 1 januari van het aanslagjaar op het grondgebied van de provincie Oost-Vlaanderen één of meerdere vestigingen gebruiken of tot gebruik voorbehouden.
Artikel 3
Voor de toepassing van dit besluit wordt het volgende verstaan onder:
1° gezin: hetzij een persoon die gewoonlijk alleen leeft, hetzij twee of meer personen die, al dan niet door verwantschap aan elkaar verbonden, gewoonlijk in één en dezelfde woning verblijven en er samenleven;
2° woning: elke woongelegenheid die bestemd is voor de huisvesting en de verblijfplaats van een gezin en als zodanig dienstig is voor privé-gebruik (woondoeleinden eigen aan een gezin);
3° bedrijf: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die beroeps- of bedrijfsdoeleinden nastreeft in de hoedanigheid van zelfstandige, respectievelijk vennootschap;
4° zelfstandige: elke natuurlijke persoon die hoofdzakelijk of aanvullend een nijverheids-, ambachts-, landbouw-, tuinbouw- en/of handelsonderneming exploiteert, een economische activiteit zelfstandig verricht en/of een intellectueel, vrij of dienstverlenend beroep of een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit zelfstandig uitoefent;
5° vennootschap: elke rechtspersoon die een nijverheids-, ambachts-, landbouw-, tuinbouw- en/of handelsonderneming exploiteert, een economische activiteit zelfstandig verricht, een intellectueel, vrij of dienstverlenend beroep zelfstandig uitoefent en/of zich met verrichtingen van winstgevende aard (inclusief dergelijke verrichtingen die verband houden met het beheer van roerende en/of onroerende goederen) bezighoudt, evenals elk van deze rechtspersonen in vereffening;
6° vestiging: elk (gedeelte van een) onroerend goed of meerdere onroerende goederen die samen een geheel, een entiteit of een complex vormen, dat/die voor beroeps- of bedrijfsdoeleinden is bestemd of in het kader van beroeps- of bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt en/of elke activiteitskern, elk(e) lokaliteit of centrum van werkzaamheden of elk (geheel van) ruimte(n), onder gelijk welke vorm en van individuele of collectieve aard, die/dat voor beroeps- of bedrijfsdoeleinden is bestemd of in het kader van beroeps- of bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, evenals een maatschappelijke zetel of een administratieve zetel of lokaliteit, alsook elk (gedeelte van een) onroerend goed of lokaliteit dat/die bijdraagt tot de realisatie/uitvoering van de beroeps- of bedrijfsdoeleinden (met inbegrip van bestuur of beheer, in de ruimste zin);
7° agrarisch bedrijf: een zelfstandige of een vennootschap van wie de beroeps- of bedrijfsdoeleinden uitsluitend bestaan uit landbouw en/of tuinbouw;
8° landbouw: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op akkerbouw en/of weidebouw en/of bosbouw en/of veeteelt;
9° akkerbouw: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op het telen van granen, nijverheidsgewassen, voedergewassen, aardappelen, peulvruchten, pootgoed, landbouwzaden en/of aanverwante gewassen;
10° weidebouw: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op het exploiteren van blijvend grasland als voedselbron voor dieren welke door het bedrijf voor gebruiks- of winstdoeleinden worden gehouden;
11° bosbouw: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op het aanleggen en exploiteren van bossen, met inbegrip van de bosboomkwekerij;
12° veeteelt: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op het kweken/fokken, vetmesten en/of houden van dieren voor de vlees-, melk- of eierproductie, voor de vacht of voor het bekomen van jongen;
13° tuinbouw: een bedrijfsmatige exploitatie gericht op groenteteelt, fruitteelt, boomkwekerij andere dan bosboomkwekerij, sierteelt, kweek van tuinbouwzaden, plantgoed en/of aanverwante teelten;
14° landbouw- en/of tuinbouwoppervlakte: oppervlakte die een bestemming kreeg voor landbouw en/of tuinbouw en als zodanig door een agrarisch bedrijf wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden als teeltgrond, oppervlakte in serres, …;
15° serre: elke duurzame constructie die bestemd is of gebruikt wordt voor tuinbouw of die dienstig is voor een agrarisch bedrijf dat aan tuinbouw doet;
16° teeltgrond: grond waarvan de bodem bestemd is of gebruikt wordt als voedingsbodem voor de producten die erop worden geteeld in het kader van landbouw en/of tuinbouw;
17° openluchtrecreatief bedrijf: een zelfstandige of een vennootschap met uitsluitend openluchtrecreatieve beroeps- of bedrijfsdoeleinden, d.w.z. beroeps- of bedrijfsdoeleinden gericht op het uitbaten van kampeerterreinen, verblijfparken en andere accommodaties voor vakantie en recreatie in openlucht, infrastructuur voor recreatieve sportbeoefening in openlucht gedurende het jaar, dieren- en botanische tuinen/parken/markten, openluchtmusea en natuur- en wildreservaten;
18° bedrijfsmatige exploitatie: een exploitatie waarbij met een duurzame organisatie en inzet van arbeid en kapitaal aan het economische productieproces wordt deelgenomen, met de bedoeling de voortgebrachte producten gestadig te verkopen en daarmee bedrijfswinst te realiseren;
19° decreet: het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;
20° deputatie: de deputatie van de provincieraad van Oost-Vlaanderen, Gouvernementstraat 1, 9000 Gent;
21° gebouwde oppervlakte: oppervlakte van bouwwerken, constructies en/of installaties die door hun aard op duurzame en gebruikelijke wijze ter plaatse blijven staan;
22° ongebouwde oppervlakte: oppervlakte van het aardoppervlak in openlucht en die niet in aanmerking wordt genomen als gebouwde oppervlakte;
23° installatie: een technisch samenhangend en vaak min of meer geavanceerd systeem dat een bepaald doel dient, zoals systemen voor ventilatie, verwarming, verkoeling, elektriciteitsvoorziening, telecommunicatie, …;
24° bouwlaag: een (reeks van) ruimte(n) geheel of gedeeltelijk op, onder of boven de begane grond gelegen en waarvan de bodem zich op een (nagenoeg) zelfde hoogte (niveau) bevindt binnenin een bouwwerk;
25° documenten over de belasting: documenten zoals aangifteformulieren, voorstellen van aangifte, aanslagbiljetten, aanmaningen tot betaling, …;
26° eBox: de eBox vermeld in de wet van 27 februari 2019 inzake de elektronische uitwisseling van berichten via de eBox.
Artikel 4
§ 1 De belasting ten laste van de belastingplichtigen bedoeld in artikel 2, 1° wordt in dit besluit "Algemene Provinciebelasting-Gezinnen" genoemd en afgekort als "APB-Gezinnen".
§ 2 De belasting ten laste van de belastingplichtigen bedoeld in artikel 2, 2° wordt in dit besluit "Algemene Provinciebelasting-Bedrijven" genoemd en afgekort als "APB-Bedrijven".
HOOFDSTUK II
BEPALINGEN EIGEN AAN DE APB-GEZINNEN
Artikel 5
§ 1 De belasting wordt gevestigd op naam van de referentiepersoon van het gezin.
§ 2 De belasting geldt zowel voor de woning die dient als hoofdverblijfplaats van het gezin als voor een woning die dient als andere verblijfplaats (dan de hoofdverblijfplaats) van het gezin.
§ 3 De toestand op 1 januari van het aanslagjaar is bepalend voor de belastingplicht en de belasting is ondeelbaar verschuldigd voor het gehele jaar.
De hoofdverblijfplaats, de referentiepersoon en de samenstelling van het gezin op 1 januari van het aanslagjaar worden bepaald door de inschrijving in het bevolkingsbestand van de gemeente waar het gezin ingeschreven is.
Het feit dat in de loop van het aanslagjaar de (hoofd)verblijfplaats, de referentiepersoon en/of de samenstelling van het gezin wijzigt, heeft geen invloed op de belastingplicht en geeft geen aanleiding tot enige belastingvermindering.
Artikel 6
§ 1 Elk gezin is de belasting verschuldigd afzonderlijk per woning hoe ook genoemd, die door het gezin wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden en op het grondgebied van de provincie Oost-Vlaanderen is gelegen.
§ 2 De belasting wordt vastgesteld rekening houdend met de totale gebouwde en/of ongebouwde oppervlakte van het goed waarop de woning zich bevindt.
§ 3 Alle oppervlakten van het goed waarop de woning zich bevindt, die door het gezin worden gebruikt of tot gebruik worden voorbehouden, zijn belastbaar.
Oppervlakte die bestemd is voor of in aanmerking kan komen voor gebruik door het gezin, is een onderdeel van en wordt ook meegerekend tot de gebruikte of tot gebruik voorbehouden oppervlakte. Om belastbaar te zijn, volstaat het dat oppervlakte eventueel (nog) kan worden gebruikt, ook al wordt deze oppervlakte op 1 januari van het aanslagjaar niet effectief gebruikt (bv. braakliggende gronden, woeste gronden, …).
Onder "gebruik" moet elke vorm van gebruik worden verstaan, met inbegrip van het gebruik als tuin, bos, vijver, park, grasstrook, groenzone, sportterrein, weiland, op- en afrit, onderbenutte grond, ... (niet-limitatieve opsomming).
Onroerende goederen die palen aan, behoren tot of gelegen zijn nabij de door het gezin gebruikte of tot gebruik voorbehouden woning en die een bestemming kregen voor een privé-gebruik eigen aan dit gezin en/of hiermee een functionele band hebben, maken sowieso voor de vaststelling van de belasting steeds integrerend deel uit van het goed waarop de woning van dit gezin zich bevindt en worden voor de vaststelling van de belasting uitsluitend gerekend tot de door dit gezin gebruikte of tot gebruik voorbehouden oppervlakte.
§ 4 De gebouwde gedeelten van het goed die gemeenschappelijk door meerdere gezinnen worden gebruikt of tot gebruik worden voorbehouden, worden voor de vaststelling van de belasting evenredig verdeeld over het aantal gezinnen dat op het goed een woning gebruikt of tot gebruik voorbehoudt. Voor de ongebouwde gedeelten van het goed die gemeenschappelijk door meerdere gezinnen worden gebruikt of tot gebruik worden voorbehouden, wordt het gedeelte dat per gezin in aanmerking te nemen is, vastgesteld pro rato van de voor elk gezin belastbare gebouwde oppervlakte ten opzichte van de totale belastbare gebouwde oppervlakte op het gehele goed.
§ 5 Onroerende goederen die van elkaar zijn gescheiden door een weg, een gracht, een waterloop, één of meerdere andere percelen, … en die belastbaar zijn in hoofde van hetzelfde gezin, worden beschouwd als één goed waarop een woning van dit gezin zich bevindt. Desgevallend wordt voor de vaststelling van de belasting de som of het geheel van de belastbare oppervlakten in aanmerking genomen.
§ 6 Een woning wordt beschouwd als gelegen in de provincie Oost-Vlaanderen indien de hoofdingang van de woning zich in de provincie Oost-Vlaanderen bevindt.
Artikel 7
§ 1 Elk gezin moet uiterlijk de vierde vrijdag van de maand juni van het aanslagjaar aangifte doen voor:
1° een woning met een totale belastbare gebouwde en/of ongebouwde oppervlakte groter dan 10 000 m² en die dient als hoofdverblijfplaats van het gezin. Desgevallend moet de totale belastbare gebouwde en/of ongebouwde oppervlakte worden aangegeven;
2° elke woning die niet dient als hoofdverblijfplaats van het gezin, op het grondgebied van de provincie Oost-Vlaanderen gelegen en door het gezin gebruikt of tot gebruik voorbehouden. Desgevallend moet per woning afzonderlijk het adres (de ligging) en de totale belastbare gebouwde en/of ongebouwde oppervlakte worden aangegeven.
Aangifte moet binnen de in het eerste lid gestelde termijn langs elektronische weg worden gedaan door gebruik te maken van de applicatie die specifiek daartoe beschikbaar is op de website van het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen.
Een gezin is evenwel vrijgesteld van de in het tweede lid vermelde verplichting, indien dit gezin en in voorkomend geval de persoon die gemachtigd is om namens dit gezin aangifte te doen, niet over de nodige geïnformatiseerde middelen beschikt om aan deze verplichting te voldoen. In dat geval moet op papier aangifte worden gedaan en moet het gezin ten laatste zeven werkdagen vóór het verstrijken van de aangiftetermijn zelf een formulier aanvragen bij het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen - dienst Belastingen. Samen met de aanvraag moet een schriftelijke verklaring bij het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen - dienst Belastingen worden ingediend, waarin uitdrukkelijk bevestigd wordt dat de geïnformatiseerde middelen nodig om aan de in het tweede lid vermelde verplichting te voldoen, niet beschikbaar zijn. Daarna wordt aan het gezin een aangifteformulier ter beschikking gesteld. Het door het gezin ingevulde aangifteformulier moet binnen de in het eerste lid gestelde termijn toekomen bij het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen - dienst Belastingen.
§ 2 Voor een woning bedoeld in § 1 is een gezin vrijgesteld van de voorgeschreven aangifteplicht, op voorwaarde dat het gezin voor het (de) vorige aanslagja(a)r(en) voor deze woning reeds werd aangeslagen op basis van een tijdige aangifte. In voorkomend geval wordt het gezin belast op basis van de recentste belastbare gegevens waarover het provinciebestuur beschikt. Het aanslagbiljet vermeldt die gegevens.
Een gezin is niettemin verplicht voor een dergelijke woning - waarvan sprake in het eerste lid - aangifte te doen binnen één maand te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet, indien de belastbare oppervlakte groter is dan de oppervlakte die vermeld staat op dat aanslagbiljet.
§ 3 Van zodra een op het grondgebied van de provincie Oost-Vlaanderen gelegen woning die niet diende als hoofdverblijfplaats van het gezin, door dit gezin niet meer wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden, of van zodra voor een woning bedoeld in § 1 de belastbare oppervlakte wijzigt, moet het gezin binnen de maand, uit eigen beweging, het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen - dienst Belastingen hiervan schriftelijk in kennis stellen en de nodige bewijzen indienen.
Artikel 8
§ 1 De belasting wordt per woning als volgt vastgesteld:
Voor een totale belastbare gebouwde en/of ongebouwde oppervlakte
§ 2 De belasting volgend uit de toepassing van § 1 bedraagt maximaal 1 452,90 EUR.
§ 3 Voor de vaststelling van de belasting wordt een gedeelte van een schijf van 5 000 m² (boven de 30 000 m²) als een eenheid beschouwd.
De vermindering van de belastbare oppervlakte in de loop van het aanslagjaar geeft geen aanleiding tot enige belastingvermindering.
Artikel 9
§ 1 Voor een woning die een gezin gebruikt of tot gebruik voorbehoudt, kan ontheffing van de belasting worden aangevraagd, indien het gezin het bewijs levert dat de referentiepersoon van het gezin op 1 januari van het aanslagjaar geniet van:
1° hetzij het recht op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming inzake geneeskundige verzorging op basis van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
2° hetzij het recht op maatschappelijke integratie op basis van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.
§ 2 Elke ontheffingsaanvraag op grond van § 1 moet op straffe van verval binnen drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet APB-Gezinnen of binnen twaalf maanden te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar, toekomen bij het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen - dienst Belastingen. Op het moment dat de ontheffingsaanvraag wordt ingediend, moet bij deze aanvraag een attest vanwege het ziekenfonds of een attest vanwege het ocmw worden gevoegd. Dit attest moet bewijzen dat het recht op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming inzake geneeskundige verzorging, respectievelijk het recht op maatschappelijke integratie gold op 1 januari van het aanslagjaar. Een ontheffingsaanvraag mag gebeuren door (een kopie van) het ontvangen aanslagbiljet samen met een dergelijk attest terug in te dienen bij het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen - dienst Belastingen.
§ 3 Indien op grond van § 1 ontheffing van de belasting wordt aangevraagd zonder dat de ingediende bewijzen geldig zijn op 1 januari van het aanslagjaar, wordt een administratieve geldboete opgelegd van 120,20 EUR (bij een eerste overtreding) en 240,40 EUR (vanaf de tweede overtreding).
Vorige overtredingen worden daarbij niet in aanmerking genomen wanneer de laatste vier aanslagjaren geen enkele overtreding van deze aard werd bestraft.
Artikel 10
§ 1 Ingeval de belasting ambtshalve wordt ingekohierd wegens gebrek aan aangifte binnen de in artikel 7, § 1 gestelde termijn of omwille van een onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte, wordt de belasting vermeerderd met volgende belastingverhogingen:
§ 2 Bij de bepaling van het toe te passen percent van de belastingverhogingen worden de vorige overtredingen inzake aangifte in de APB-Gezinnen in aanmerking genomen die werden vastgesteld voor de laatste vier aanslagjaren die het aanslagjaar voorafgaan waarvoor de nieuwe overtreding werd vastgesteld.
§ 3 De belastingverhogingen bedragen in toepassing van § 1 minimaal 18,00 EUR.
HOOFDSTUK III
BEPALINGEN EIGEN AAN DE APB-BEDRIJVEN
Artikel 11
§ 1 Elke belastingplichtige is de belasting verschuldigd afzonderlijk per vestiging hoe ook genoemd, die door hem/haar wordt gebruikt of tot gebruik wordt voorbehouden en op het grondgebied van de provincie Oost-Vlaanderen is gelegen.
§ 2 De belasting wordt vastgesteld rekening houdend met de totale gebouwde en/of ongebouwde oppervlakte van het goed waarop de vestiging zich bevindt.
§ 3 Alle oppervlakten van het goed waarop de vestiging zich bevindt, die door de belastingplichtige worden gebruikt of tot gebruik worden voorbehouden, zijn belastbaar.
Oppervlakte die bestemd is voor of in aanmerking kan komen voor gebruik door de belastingplichtige, is een onderdeel van en wordt ook meegerekend tot de gebruikte of tot gebruik voorbehouden oppervlakte. Om belastbaar te zijn, volstaat het dat oppervlakte eventueel (nog) kan worden gebruikt, ook al wordt deze oppervlakte op 1 januari van het aanslagjaar niet effectief gebruikt (bv. braakliggende of woeste gronden, improductieve oppervlakte, oppervlakte zonder economisch rendabel gebruik, …).
Onder "gebruik" moet elke vorm van gebruik worden verstaan, met inbegrip van het gebruik als (toegangs)weg, parking, plantsoen, grasstrook, groenzone, vijver, sportterrein, laad-, los- of stortplaats, opslag- of overslagruimte, bufferzone, weiland, onderbenutte grond, ... (niet-limitatieve opsomming).
Onroerende goederen die palen aan, behoren tot of gelegen zijn nabij de door de belastingplichtige gebruikte of tot gebruik voorbehouden vestiging en die een bestemming kregen voor een beroeps- of bedrijfsgebruik eigen aan deze belastingplichtige en/of hiermee een functionele band hebben, maken sowieso voor de vaststelling van de belasting steeds integrerend deel uit van het goed waarop de vestiging van deze belastingplichtige zich bevindt en worden voor de vaststelling van de belasting uitsluitend gerekend tot de door deze belastingplichtige gebruikte of tot gebruik voorbehouden oppervlakte.
§ 4 De gebouwde gedeelten van het goed die gemeenschappelijk door meerdere belastingplichtigen worden gebruikt of tot gebruik worden voorbehouden, worden voor de vaststelling van de belasting evenredig verdeeld over het aantal belastingplichtigen dat op het goed een vestiging gebruikt of tot gebruik voorbehoudt. Voor de ongebouwde gedeelten van het goed die gemeenschappelijk door meerdere belastingplichtigen worden gebruikt of tot gebruik worden voorbehouden, wordt het gedeelte dat per belastingplichtige in aanmerking te nemen is, vastgesteld pro rato van de voor elke belastingplichtige belastbare gebouwde oppervlakte ten opzichte van de totale belastbare gebouwde oppervlakte op het gehele goed.
§ 5 Onroerende goederen die van elkaar zijn gescheiden door een weg, een gracht, een waterloop, één of meerdere andere percelen, … en die belastbaar zijn in hoofde van dezelfde belastingplichtige, worden beschouwd als één goed waarop een vestiging van deze belastingplichtige zich bevindt. Desgevallend wordt voor de vaststelling van de belasting de som of het geheel van de belastbare oppervlakten in aanmerking genomen.
Artikel 12
Elke zelfstandige en elke vennootschap die:
moet binnen de maand, uit eigen beweging, het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen - dienst Belastingen hiervan schriftelijk in kennis stellen.
Indien één of meerdere vestigingen worden stopgezet en/of indien de belastbare oppervlakte wijzigt, is het vereist dat de nodige bewijzen hieromtrent spontaan bij de kennisgeving worden gevoegd.
Artikel 13
§ 1 Elke belastingplichtige moet uiterlijk de vierde vrijdag van de maand maart van het aanslagjaar per vestiging afzonderlijk aangifte doen op een aangifteformulier dat het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen - dienst Belastingen ter beschikking stelt.
Een correct ingevuld aangifteformulier moet binnen de in het eerste lid gestelde termijn toekomen bij het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen - dienst Belastingen.
§ 2 Een belastingplichtige is voor een vestiging vrijgesteld om een aangifteformulier in te dienen, op voorwaarde dat hem/haar voor deze vestiging een formulier met de benaming ‘voorstel van aangifte’ ter beschikking werd gesteld door het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen - dienst Belastingen.
Indien dit voorstel van aangifte geen onjuiste of onvolledige gegevens bevat en alle gegevens stroken met de belastbare toestand op 1 januari van het aanslagjaar, moet de belastingplichtige niets met dit voorstel van aangifte doen.
Indien het voorstel van aangifte echter wel onjuiste en/of onvolledige gegevens bevat of indien niet alle gegevens overeenstemmen met de belastbare toestand op 1 januari van het aanslagjaar, moet de belastingplichtige uiterlijk de vierde vrijdag van de maand maart van het aanslagjaar alle verbeterde en/of vervolledigde gegevens aangeven overeenkomstig § 5. Het is de belastingplichtige die dient te bewijzen dat hij/zij de verbeterde en/of vervolledigde gegevens tijdig aangaf.
§ 3 Een voorstel van aangifte, waarvoor zo nodig verbeterde en/of vervolledigde gegevens binnen de in § 2, laatste lid, voorgeschreven termijn worden aangegeven, wordt gelijkgesteld met een tijdige aangifte.
Indien de belastingplichtige de in § 2, laatste lid, vermelde verplichting niet tijdig naleeft en/of onjuiste of onvolledige gegevens aangeeft, wordt het voorstel van aangifte gelijkgesteld met een gebrek aan aangifte binnen de in § 1 gestelde termijn en/of met een onjuiste of onvolledige aangifte en zijn de bepalingen van artikel 18 van toepassing.
§ 4 Voor elke vestiging waarvoor een belastingplichtige geen aangifteformulier, noch een voorstel van aangifte heeft ontvangen vanwege het provinciebestuur, moet de belastingplichtige ten laatste zeven werkdagen vóór het verstrijken van de aangiftetermijn zelf het vereiste document aanvragen bij het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen - dienst Belastingen.
§ 5 Een belastingplichtige moet de verbeterde en/of vervolledigde gegevens waarvan sprake in § 2, laatste lid, langs elektronische weg aangeven door gebruik te maken van de applicatie die specifiek daartoe beschikbaar is op de website van het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen.
Een belastingplichtige is evenwel vrijgesteld van de in het eerste lid vermelde verplichting, indien deze belastingplichtige en in voorkomend geval de persoon die gemachtigd is om namens deze belastingplichtige aangifte te doen, niet over de nodige geïnformatiseerde middelen beschikt om aan deze verplichting te voldoen. In dat geval moeten de verbeterde en/of vervolledigde gegevens in de vakken op het voorstel van aangifte duidelijk leesbaar worden vermeld. Het voorstel van aangifte met de vermelding van de verbeterde en/of vervolledigde gegevens moet binnen de in § 2, laatste lid, voorgeschreven termijn toekomen bij het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen - dienst Belastingen. Bij dit voorstel van aangifte dient een schriftelijke verklaring te worden gevoegd, waarin uitdrukkelijk bevestigd wordt dat de geïnformatiseerde middelen nodig om aan de in het eerste lid vermelde verplichting te voldoen, niet beschikbaar zijn.
Artikel 14
§ 1 De belasting wordt per vestiging als volgt vastgesteld:
A. voor alle belastingplichtigen (uitgezonderd de agrarische bedrijven) met een totale belastbare gebouwde en/of ongebouwde oppervlakte
a) tot 0,5 ha:
0,036 EUR/m² gebouwde oppervlakte,
0,017 EUR/m² ongebouwde oppervlakte,
met een minimum van 121,80 EUR
b) van meer dan 0,5 ha tot 1 ha:
0,147 EUR/m² gebouwde oppervlakte,
0,072 EUR/m² ongebouwde oppervlakte,
c) van meer dan 1 ha tot 10 ha:
0,289 EUR/m² gebouwde oppervlakte,
0,147 EUR/m² ongebouwde oppervlakte,
d) van meer dan 10 ha:
0,435 EUR/m² gebouwde oppervlakte,
0,219 EUR/m² ongebouwde oppervlakte.
Voor openluchtrecreatieve bedrijven wordt - naast de gewone taxatie voor de gebouwde oppervlakte - de ongebouwde oppervlakte belast tegen 0,017 EUR/m², met dien verstande dat steeds de minimumbelasting van 121,80 EUR verschuldigd is.
Belastingplichtigen die door hun aard en voor de uitvoering van hun bedrijvigheid ook effectief teeltgronden en/of serres voor landbouw en/of tuinbouw gebruiken, worden - naast de gewone taxatie voor de andere belastbare gebouwde en/of ongebouwde oppervlakten - voor bedoeld areaal belast tegen het tarief voor agrarische bedrijven.
B. voor agrarische bedrijven:
a) forfaitair: 121,80 EUR tot 20 ha landbouwoppervlakte en 5 ha tuinbouwoppervlakte in openlucht en 3 000 m² tuinbouwoppervlakte in serres;
b) meer dan 20 ha landbouwoppervlakte en/of 5 ha tuinbouwoppervlakte in openlucht en/of 3 000 m² tuinbouwoppervlakte in serres: 121,80 EUR, vermeerderd met:
§ 2 In afwijking van § 1 wordt voor de belastingplichtigen die op 1 januari van het aanslagjaar een rust- of overlevingspensioen ontvangen, de belasting per vestiging vastgesteld op 32,10 EUR.
§ 3 De belasting volgend uit de toepassing van § 1 bedraagt maximaal 1 008 372,60 EUR.
§ 4 Voor landbouwoppervlakte en tuinbouwoppervlakte in openlucht wordt een fractie van één hectare als een eenheid beschouwd.
§ 5 Belastingplichtigen die door hun aard en voor de uitvoering van hun bedrijvigheid ook effectief gebouwde en/of ongebouwde oppervlakten voor openluchtrecreatieve beroeps- of bedrijfsdoeleinden gebruiken, worden - naast de in § 1 bedoelde taxatie voor de overige niet als openluchtrecreatief bedrijf belastbare oppervlakten - voor bedoeld areaal belast tegen het tarief voor openluchtrecreatieve bedrijven.
Artikel 15
§ 1 Elkeen die de hoedanigheid heeft van zelfstandige of vennootschap op het grondgebied van de provincie Oost-Vlaanderen, heeft er minstens één belastbare vestiging - zoals bedoeld in artikel 3 - en behoort als zodanig tot de belastingplichtigen.
§ 2 Een zelfstandige of een vennootschap van wie de beroeps- of bedrijfsdoeleinden uitsluitend een ambulant karakter hebben, heeft een belastbare vestiging op het adres van zijn/haar in de provincie Oost-Vlaanderen gelegen verblijfplaats (waar in het kader van de beroeps- of bedrijfsdoeleinden de opslag van goederen of materiaal, de voorbereiding, de planning, de organisatie, de administratieve ondersteuning of het beheer in de ruimste zin gebeurt of kan plaatsvinden) of maatschappelijke zetel.
Artikel 16
§ 1 Natuurlijke personen die in de Kruispuntbank van Ondernemingen staan ingeschreven met de hoedanigheid 'onderworpen aan btw' en/of de hoedanigheid ‘inschrijvingsplichtige onderneming’ worden meegerekend tot de zelfstandigen bedoeld in artikel 3.
Zowel rechtspersonen die vallen onder het toepassingsgebied van de vennootschapsbelasting als rechtspersonen die een winstoogmerk hebben, maar niet onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting, worden meegerekend tot de vennootschappen bedoeld in artikel 3.
§ 2 Vestigingseenheden waarvoor een bedrijf een inschrijving heeft in de Kruispuntbank van Ondernemingen, worden meegerekend tot de vestigingen bedoeld in artikel 3.
§ 3 Bedrijven die sinds ten hoogste twaalf maanden voor het eerst in de Kruispuntbank van Ondernemingen zijn ingeschreven, zijn vrijgesteld van de belasting. Deze termijn van twaalf maanden vangt aan op de eerste dag volgend op die eerste inschrijving.
Wanneer de oprichting van een bedrijf kadert in de voortzetting onder een gewijzigde ondernemingsvorm van een ander bedrijf of voortvloeit uit een inbreng door, een (verrichting gelijkgesteld met een) fusie met of een (verrichting gelijkgesteld met een) splitsing van een ander bedrijf, vangt - in afwijking van het eerste lid - de termijn van twaalf maanden aan op de eerste dag volgend op de eerste inschrijving door dat ander bedrijf.
Artikel 17
§ 1 De toestand op 1 januari van het aanslagjaar is bepalend voor de belastingplicht en de belasting is ondeelbaar verschuldigd voor het gehele jaar.
Het feit dat in de loop van het aanslagjaar een natuurlijke persoon zijn/haar hoedanigheid van zelfstandige beëindigt, een vennootschap ophoudt te bestaan, de werkzaamheden met een geringe frequentie worden uitgevoerd, de belastbare oppervlakte vermindert en/of een belastbare vestiging wordt stopgezet, heeft geen invloed op de belastingplicht en geeft geen aanleiding tot enige belastingvermindering.
§ 2 Indien bewezen wordt dat een natuurlijke persoon zijn/haar hoedanigheid van zelfstandige uiterlijk op 1 januari van het aanslagjaar volledig en definitief beëindigde of indien bewezen wordt dat een vennootschap uiterlijk op 1 januari van het aanslagjaar volledig en definitief ophield te bestaan, gaat de hoedanigheid van belastingplichtige verloren. Bij een tijdelijke onderbreking van de werkzaamheden of bij een inactiviteit of zolang de vereffening van een vennootschap niet is afgesloten, blijft de hoedanigheid van belastingplichtige bestaan.
Artikel 18
§ 1 Ingeval de belasting ambtshalve wordt ingekohierd wegens gebrek aan aangifte binnen de in artikel 13, § 1 gestelde termijn of omwille van een onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte, wordt de belasting vermeerderd met volgende belastingverhogingen:
§ 2 Bij de bepaling van het toe te passen percent van de belastingverhogingen worden de vorige overtredingen inzake aangifte in de APB-Bedrijven in aanmerking genomen die werden vastgesteld voor de laatste vier aanslagjaren die het aanslagjaar voorafgaan waarvoor de nieuwe overtreding werd vastgesteld.
§ 3 De belastingverhogingen bedragen in toepassing van § 1 minimaal 18,00 EUR.
HOOFDSTUK IV
GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
Artikel 19
§ 1 De grootte van een oppervlakte wordt voor elke gebouwde en ongebouwde oppervlakte afzonderlijk vastgesteld door meting van de verticale projectie op een horizontaal vlak. Een fractie van één m² wordt als een eenheid beschouwd.
§ 2 Indien een belastingplichtige in een bouwwerk op meerdere bouwlagen oppervlakte gebruikt of tot gebruik voorbehoudt, moet die gebouwde oppervlakte op alle bouwlagen worden samengeteld voor de vaststelling van zijn/haar belastbare gebouwde oppervlakte in dat bouwwerk. Belastbare oppervlakte die zich tussen twee bouwlagen bevindt, wordt geacht te behoren tot de bovenste van die twee bouwlagen.
§ 3 De oppervlakte van iedere installatie (i) die zich op duurzame wijze in, op, aan of naast een door de belastingplichtige gebruikt of tot gebruik voorbehouden bouwwerk (waarvan de oppervlakte op zich reeds in aanmerking wordt genomen als gebouwde oppervlakte) bevindt én (ii) waarvan het gebruik bijkomstig is aan en zich ten dienste strekt van het oppervlaktegebruik binnen dit bouwwerk, wordt voor de belastbare woning of vestiging van deze belastingplichtige niet nog eens afzonderlijk als gebouwde oppervlakte in aanmerking genomen.
§ 4 Indien op hetzelfde goed zowel de woning van een gezin als de vestiging van een zelfstandige of een vennootschap is gelegen, worden de gebouwde en/of ongebouwde gedeelten van het goed waarvan kan worden aangetoond en ondubbelzinnig vaststaat dat ze door hun aard uitsluitend een functie inzake beroeps- of bedrijfsgebruik vervullen voor de zelfstandige of de vennootschap, voor de vaststelling van de belasting niet gerekend tot de belastbare oppervlakte die in aanmerking te nemen is voor het gezin.
§ 5 Indien op hetzelfde goed zowel de woning van een gezin als de vestiging van een zelfstandige of een vennootschap is gelegen, worden de gebouwde en/of ongebouwde gedeelten van het goed waarvan kan worden aangetoond en ondubbelzinnig vaststaat dat ze door hun aard uitsluitend een functie inzake privé-gebruik vervullen voor het gezin, voor de vaststelling van de belasting niet gerekend tot de belastbare oppervlakte die in aanmerking te nemen is voor de zelfstandige of de vennootschap.
§ 6 Indien op hetzelfde goed zowel de woning van een gezin als de vestiging van een zelfstandige of een vennootschap is gelegen, worden de gebouwde gedeelten van het goed waarvan kan worden aangetoond en ondubbelzinnig vaststaat dat ze door hun aard zowel een functie inzake privé-gebruik vervullen voor het gezin als een functie inzake beroeps- of bedrijfsgebruik vervullen voor de zelfstandige of de vennootschap, voor de vaststelling van de belasting evenredig verdeeld over de belastbare gebouwde oppervlakte die in aanmerking te nemen is voor het gezin, respectievelijk voor de zelfstandige of de vennootschap. Voor de ongebouwde gedeelten van het goed waarvan kan worden aangetoond en ondubbelzinnig vaststaat dat ze door hun aard zowel een functie inzake privé-gebruik vervullen voor het gezin als een functie inzake beroeps- of bedrijfsgebruik vervullen voor de zelfstandige of de vennootschap, wordt desgevallend het gedeelte dat enerzijds voor het gezin en anderzijds voor de zelfstandige of de vennootschap in aanmerking te nemen is, vastgesteld pro rato van de voor het gezin, respectievelijk voor de zelfstandige of de vennootschap belastbare gebouwde oppervlakte ten opzichte van de totale belastbare gebouwde oppervlakte op het gehele goed.
§ 7 Indien op een goed oppervlakte wordt benut of kan worden aangewend door één of meerdere personen, verenigingen, inrichtingen, instellingen of andere lichamen (met of zonder rechtspersoonlijkheid) en er op grond van ruimtelijke en/of economische feiten of ontwikkelingen blijkt dat diezelfde oppervlakte door haar aard tot (toekomstig) gebruik van een aldaar verblijvend gezin of aldaar gevestigd bedrijf voorbehouden is of blijft, wordt die oppervlakte integraal en uitsluitend gerekend tot de belastbare oppervlakte van dat bewuste gezin, respectievelijk dat bewuste bedrijf.
Artikel 20
§ 1 Een bezwaar moet schriftelijk bij de deputatie worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn. De termijn om op straffe van verval een bezwaarschrift in te dienen, bedraagt drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
§ 2 Als de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger het vraagt in het bezwaarschrift, wordt de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger uitgenodigd op een hoorzitting.
Artikel 21
§ 1 De belasting wordt gevestigd bij wijze van kohieren. Een aanslag moet worden betaald binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
In afwijking van het eerste lid moet ingeval een terechte ontheffingsaanvraag wordt ingediend conform artikel 9, de aanslag die het voorwerp uitmaakt van die ontheffingsaanvraag, niet worden betaald.
§ 2 Betalingen inzake de APB-Gezinnen en de APB-Bedrijven moeten gebeuren door storting of overschrijving op de respectieve bankrekeningen die de Provincie Oost-Vlaanderen daarvoor heeft voorzien.
Wanneer in het kader van de invordering van een aanslag er ook kosten ten laste zijn van de belastingschuldige, worden de ontvangen betalingen eerst op die kosten aangerekend.
Bij elke betaling moet als mededeling steeds en uitsluitend de voorgedrukte gestructureerde mededeling worden gebruikt (en dus geen vrije mededeling), aangezien enkel op die manier een betaling automatisch kan worden verwerkt. De gestructureerde mededeling staat vermeld op het door het provinciebestuur ter beschikking gestelde stortings- of overschrijvingsformulier (structuur van de mededeling: uitsluitend +++drie cijfers/vier cijfers/vijf cijfers+++, zonder toevoeging in de mededelingszone van één of meerdere andere tekens, letters, symbolen, woorden, …).
Wanneer door een opzettelijke daad of door niet te goeder trouw te handelen, dergelijke automatische verwerking van een betaling wordt verhinderd en/of een fractie van het verschuldigde bedrag te weinig wordt betaald, wordt dit beschouwd als een door de belastingschuldige begane overtreding waarvoor een administratieve geldboete van 11,20 EUR per betaling geldt.
§ 3 In afwijking van § 2, eerste lid, wordt een aanslag waarvoor een gerechtsdeurwaarder optreedt in het kader van de gedwongen invordering, betaald in handen van die gerechtsdeurwaarder.
§ 4 Inlichtingen omtrent de belasting kunnen worden bekomen bij de dienst Belastingen. Het adres van de dienst Belastingen staat op de website van het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen en op de documenten over de belasting vermeld.
De documenten over de belasting worden door de dienst Belastingen opgesteld.
§ 5 Op (een bijlage bij) de aangifteformulieren/voorstellen van aangifte en op de website van het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen worden eventueel richtlijnen geformuleerd omtrent de wijze waarop aangifte moet worden gedaan en de documenten en verantwoordingsstukken die zo nodig moeten worden toegezonden.
Om langs elektronische weg aangifte te doen, moet gebruik worden gemaakt van de applicatie die specifiek daartoe beschikbaar is op de website van het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen. Het elektronisch invullen en overzenden van gegevens (en eventuele documenten en verantwoordingsstukken) moet gebeuren overeenkomstig de daar voorkomende aanduidingen. Een aangifte die langs elektronische weg wordt gedaan, heeft dezelfde waarde als een aangifte die op papier wordt gedaan.
Het behoort aan de belastingplichtige om te bewijzen dat tijdig aangifte werd gedaan.
De aangegeven gegevens, alsook de eventueel toegezonden documenten en verantwoordingsstukken, worden door het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen op papier, fotografisch, optisch, elektronisch of volgens een andere informatica- of telegeleidingstechniek geregistreerd, verwerkt, bewaard of weergegeven en hebben bewijskracht voor de toepassing van de belasting. De weergave gebeurt op papier of op elke andere leesbare drager.
Aangifte kan eveneens worden gedaan door een persoon die daartoe gemachtigd is door de belastingplichtige.
Het behoort aan de belastingplichtige om te bewijzen dat een ontheffingsaanvraag (bedoeld in artikel 9) en een kennisgeving (bedoeld in artikel 7, § 3 en artikel 12) tijdig (per post of e-mail) gebeurde.
§ 6 Documenten over de belasting worden door het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen in gesloten omslag toegezonden.
Als het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen voor een bepaalde belasting en voor een bepaald documenttype de eBox gebruikt om langs elektronische weg een document over de belasting ter beschikking te stellen en als de natuurlijke persoon of rechtspersoon op wiens naam de aanslag wordt gevestigd, zijn/haar eBox activeerde, wordt dit document over de belasting echter uitsluitend via de eBox aangeboden. Het activeren van de eBox geldt als een uitdrukkelijke instemming met een dergelijke elektronische aanbieding.
Documenten over de belasting worden op geen enkele andere wijze elektronisch aangeboden dan via de eBox.
De elektronische aanbieding, vermeld in het tweede lid, geldt als rechtsgeldige kennisgeving van het document over de belasting en brengt dezelfde rechtsgevolgen tot stand als de verzending ervan in gesloten omslag. Wie de eBox activeert, wordt geacht de eBox ook te raadplegen.
Van zodra de eBox niet meer geactiveerd is, wordt een document over de belasting toegezonden overeenkomstig het eerste lid.
§ 7 De in dit besluit vermelde termijnen die in maanden worden uitgedrukt, worden berekend van de zoveelste tot de dag vóór de zoveelste.
Artikel 22
Overtredingen van de bepalingen in artikel 6 van het decreet en overtredingen van de op de provinciebelastingen toepasbare bepalingen in titel VII, hoofdstuk 3 van het wetboek van de inkomstenbelastingen (zie artikel 11 van het decreet), zijn vatbaar voor een administratieve geldboete van 120,20 EUR (bij een eerste overtreding) en 240,40 EUR (vanaf de tweede overtreding).
Vorige overtredingen worden daarbij niet in aanmerking genomen wanneer de laatste vier aanslagjaren geen enkele overtreding van dezelfde aard werd bestraft.
HOOFDSTUK V
SLOTBEPALING
Artikel 23
Dit besluit treedt in werking de dag na de bekendmaking ervan.
Het is budgettair noodzakelijk provinciale opcentiemen op de onroerende voorheffing te heffen.
Artikelen 41, 162 en 170 van de Grondwet.
Artikel 42, § 3 van het Provinciedecreet.
Artikel 2.1.4.0.2 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013.
Het belastingreglement inzake de opcentiemen op de onroerende voorheffing voor het aanslagjaar 2022 wordt als volgt vastgesteld:
Artikel 1
Voor het aanslagjaar 2022 worden ten bate van de Provincie Oost-Vlaanderen 148,47 opcentiemen op de onroerende voorheffing geheven.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking de dag na de bekendmaking ervan.
Tussenkomst: Kenneth Taylor
Fractievoorzitter Kenneth Taylor geeft namens de Open Vld-fractie een stemverklaring voor dit punt.
Gedeputeerden Leentje Grillaert, Kurt Moens en An Vervliet reageren namens de deputatie.
Martine Verhoeve geeft na de stemming aan per vergissing verkeerd gestemd te hebben. Zij verzoekt haar stem om te zetten in onthouding. De Provincieraad stemt in met dit verzoek.
1. De strategische nota
De motivering van de wijzigingen bevat, in volgorde van de strategische nota, voor alle beleidsdoelstellingen en actieplannen het detail van de aanpassingen aan het meerjarenplan.
De voorgestelde aanpassingen betreffen o.m.:
• Verschuivingen binnen het investeringsbudget, onder meer verschuiving van 2021 naar 2022 voor diverse investeringsprojecten die niet meer dit jaar gerealiseerd kunnen worden.
• Een aantal extra budgetten voor o.m.:
De strategische nota bevat de prioritaire beleidsdoelstellingen en prioritaire actieplannen met een raming van de ontvangsten en uitgaven voor elk jaar van het meerjarenplan. Er zijn geen inhoudelijke aanpassingen.
De lijst van alle beleidsdoelstellingen, actieplannen en bijhorende acties met de daaraan gekoppelde budgetten is beschikbaar op extranet: https://extranet.oost-vlaanderen.be/beleids-en-beheerscyclus/meerjarenplan-2020-2025/,DanaInfo=intranet+.
2. De financiële nota
De financiële nota van het meerjarenplan heeft een dubbel doel. Vooreerst wil men de financiële gevolgen van het beleid in kaart brengen. Vervolgens komt de financiële gezondheid van het bestuur aan bod. De cijfermatige vertaling van de doelstellingen laat toe om op snelle wijze inzicht te verwerven in de financiële gezondheid van het bestuur.
a. Het financieel doelstellingenplan (schema M1)
Het financiële doelstellingenplan bevat een overzicht van alle uitgaven en ontvangsten van het provinciebestuur, enerzijds per beleidsdoelstelling waar prioritaire actieplannen in kaderen en anderzijds het totaal van de niet prioritaire beleidsdoelstellingen.
De indeling is uitgesplitst over exploitatie, investeringen en financiering.
b. De staat van het financieel evenwicht (schema M2)
Uit de staat van het financieel evenwicht blijkt dat het provinciebestuur de twee evenwichtscriteria duidelijk haalt:
• Het beschikbaar budgettair resultaat is voor elk jaar van het meerjarenplan groter dan 1 mln EUR (evenwichtscriterium >0). De totale ontvangsten (inclusief overschotten vorige jaren) volstaan om de totale uitgaven te dekken, waardoor het evenwicht op korte termijn bereikt wordt.
• De autofinancieringsmarge is in het laatste jaar van het meerjarenplan positief (+4,5 mln EUR). Deze ratio mag in de loop van het meerjarenplan negatief zijn maar moet verplicht positief zijn in het laatste jaar. Een positieve autofinancieringsmarge duidt erop dat het saldo uit de exploitatie zal volstaan om de aflossingen van leningen te financieren. Met de middelen gegenereerd uit de normale werking, zonder de overschotten van het verleden, kan het provinciebestuur dus de netto-leningslasten voldoen.
• Nieuw in BBC2020 zijn de gecorrigeerde autofinancieringsmarge en de geconsolideerde gecorrigeerde autofinancieringsmarge, als bijkomende indicatoren voor het financieel evenwicht. In de berekening van de gecorrigeerde autofinancieringsmarge worden de periodieke aflossingen van leningen vervangen door 8% van de totale financiële schuld. Ook de gecorrigeerde autofinancieringsmarge is positief in het laatste jaar van het meerjarenplan. De geconsolideerde gecorrigeerde autofinancieringsmarge is gelijk aan de gecorrigeerde autofinancieringsmarge. Met de inkanteling van APB De Gavers en de uitkanteling van APB Zorgcentrum Lemberge zijn er immers geen APB’s meer.
c. Het overzicht van de kredieten (schema M3)
Op basis van dit schema worden de gewijzigde kredieten voor het lopende boekjaar (2021) vastgesteld, evenals de kredieten voor boekjaar 2022. De kredieten zijn limitatief op niveau van:
3. Aandachtspunten
a. De financiële schulden (schema T4)
In het initieel meerjarenplan was een maximale stijging van de uitstaande schuld tot 147 mln EUR eind 2025 voorzien (in de theoretische veronderstelling dat alle gebudgetteerde uitgaven voor de volle 100% gerealiseerd worden). Bij de voorgaande aanpassingen meerjarenplan werd het positief rekeningresultaat gebruikt om de op te nemen leningen sterk te verminderen, waardoor de maximale uitstaande schuld eind 2025 is gedaald tot 71,8 mln EUR.
In de huidige aanpassing meerjarenplan worden de op te nemen leningen niet gewijzigd, wel worden, naar aanleiding van de vereffening, een aantal leningen overgenomen van APB Lemberge (595 000 EUR). Deze zullen evenwel vervroegd afgelost worden zodat deze geen impact hebben op de totale schuldpositie. Momenteel wordt een vervroegde terugbetaling van de leningen met eindvervaldag in de periode 2022-2025 onderzocht, hiertoe zijn de nodige budgetten (aflossingen en rente) verschoven van 2022-2025 naar 2021.
b. Aanpassing subsidielijst
In deze aanpassing van het meerjarenplan zijn ook enkele verschuivingen van, naar of tussen subsidies (budgetgroep 649) opgenomen. Deze worden toegelicht in de motivering van de aanpassingen meerjarenplan (blz. 7-21).
De volledige subsidielijst is als extra bijlage toegevoegd (zie blz. 141-154), hierin zijn de gevraagde aanpassingen verwerkt en zijn ook tekstuele wijzigingen (n.a.v. herwerkte reglementen bijvoorbeeld) gemarkeerd. De geactualiseerde subsidielijst zal na goedkeuring door de Provincieraad digitaal beschikbaar gesteld worden (http://www.oost-vlaanderen.be/meerjarenplan).
Zoals voorzien zal een laatste aanpassing aan de subsidielijst voorgelegd worden aan de Provincieraad van december.
c. Detail investeringsbudget 2020-2025 per beleidsdoelstelling
In deze bijlage van het meerjarenplan worden de belangrijkste investeringen opgelijst per beleidsdoelstelling, gewijzigde bedragen zijn geel gemarkeerd. De bijlage vermeldt per beleidsdoelstelling het totaal investeringskrediet initieel en na deze aanpassing meerjarenplan (blz. 167-186).
Conform de decretale bepalingen wordt de aanpassing aan het meerjarenplan 2020-2025 voor vaststelling aan de provincieraad voorgelegd.
Het provinciedecreet van 9 december 2005, gewijzigd bij het decreet van 6 juli 2018, artikelen 141, 142, 151 en 164.
Het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018 (gewijzigd met besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2018) over de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen.
Het ministerieel besluit van 26 juni 2018 (gewijzigd met ministerieel besluit van 12 september 2018) tot vaststelling van de modellen en nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningstelsels en de digitale rapportering van de beleids-en beheerscyclus van de lokale besturen.
Het provincieraadsbesluit van 16 juni 2021 waarin het algemene kader van het organisatiebeheersingssysteem (besluit provinciegriffier van 28 mei 2021) wordt goedgekeurd.
Het provincieraadsbesluit van 4 december 2019 waarin het meerjarenplan 2020-2025 wordt goedgekeurd.
De aanpassing van het meerjarenplan 2020-2025, bestaande uit de strategische nota en de financiële nota met toelichtingen en bijlagen wordt vastgesteld.
De kredieten 2022 worden vastgesteld.
Het onderzoek van de stukken heeft het volgende uitgewezen:
Het resultaat van de jaarrekening 2020 is in overeenstemming met het saldo van de zichtrekening op 31 december 2020.
Exploitatie
In 2020 bedroeg de provinciale exploitatietoelage 36.000 EUR.
Rekening houdend met het exploitatieoverschot 2019 en de in 2020 ontvangen exploitatietoelage sluit het jaar 2020 af met een overschot in de exploitatie van 31.445,32 EUR.Exploitatieresultaat 2020 | -21.043,83 € |
Overboeking naar investeringen | 0,00 € |
Overschot jaar 2019 | 16.489,15 € |
Exploitatietoelage 2020 | 36.000,00 € |
Overschot exploitatie | 31.445,32 € |
Uit de ingediende jaarrekening blijkt dat de kerkfabriek het exploitatiebudget strikt heeft opgevolgd.
De uitgaven zijn lager dan voorzien, onder meer omdat de overdracht van de erfpachtovereenkomst naar de vzw CORFOO en het daaruit voortvloeiende huurcontract pas op 1 januari 2021 zijn ingegaan.
Investeringen
Het investeringsluik sluit af met een overschot van 12.784,89 EUR en heeft uitsluitend betrekking op het project ‘dringende werken en restauratie attiek’ van de Begijnhofkerk Sint-Catharina te Aalst.
Deze kerk is beschermd als monument en werd tot 31 december 2020 door middel van een erfpachtovereenkomst aan de orthodoxe kerkfabriek ter beschikking gesteld.
Aangezien deze erfpachtovereenkomst niet beantwoordt aan de voorwaarden van artikel 52/1, §1, 2de lid van het Eredienstendecreet moet de Provincie niet tussenkomen in de restauratie van het gebouw van de eredienst en wordt er hiervoor geen provinciale investeringstoelage toegekend.
Het overschot is tijdelijk en wordt verklaard doordat ontvangsten en uitgaven niet altijd in hetzelfde jaar vallen. In 2021 zal het investeringsluik in evenwicht afsluiten, aangezien de kerkfabriek een aantal van de door de vzw CORFOO in voorgaande jaren voorgeschoten uitgaven zal terugbetalen.
Verder blijkt uit de controle van de stukken dat de verantwoording geen aanleiding geeft tot opmerkingen die van aard zijn de jaarrekening ongunstig te adviseren.
Op basis van het onderzoek van voorliggend dossier kan gunstig advies worden verleend aan de jaarrekening 2020.Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.
Besluit van de Vlaamse Regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten.
Jaarrekening 2020 van de Orthodoxe kerkfabriek Heilige Apostel Andreas en Heilige Materne, met zetel te Begijnhof 41 A, 9300 Aalst, vastgesteld in de vergadering van de kerkfabriekraad van deze gemeenschap op 26 september 2021 en ingediend bij de Provincie op 4 oktober 2021.De provincieraad adviseert de jaarrekening 2020 van de Orthodoxe kerkfabriek Heilige Apostel Andreas en Heilige Materne, met zetel te Begijnhof 41 A, 9300 Aalst, gunstig.
Een afschrift van dit besluit zal naar de gouverneur worden verzonden.
Tussenkomsten: Christian Bauwens, Hans Mestdagh, Bruno Matthys, Stefaan Van Gucht
Gedeputeerde Kurt Moens reageert namens de deputatie.
Het onderzoek van de stukken heeft het volgende uitgewezen:
Het resultaat van de jaarrekening 2020 is in overeenstemming met het saldo van de zichtrekening op 31 december 2020.
In 2020 bedroeg de provinciale exploitatietoelage 21.400 EUR.
Rekening houdend met het exploitatieoverschot 2019 en de in 2020 ontvangen exploitatietoelage sluit het jaar 2020 af met een overschot in de exploitatie van 7.029,39 EUR.Exploitatieresultaat 2020 | -20.780,95 € |
Overboeking naar investeringen | 0,00 € |
Overschot jaar 2019 | 6.410,34 € |
Exploitatietoelage 2020 | 21.400,00 € |
Overschot exploitatie | 7.029,39 € |
Uit de ingediende jaarrekening blijkt dat het comité het exploitatiebudget strikt heeft opgevolgd. De uitgaven zijn lager dan voorzien.
Als gevolg van de coronamaatregelen zijn er geen ontvangsten uit omhalingen.
In het jaar 2020 werd een eerste factuur voor de aankoop van een ‘mihrab’ betaald (2.925 EUR), waarvoor tevens een provinciale investeringstoelage werd toegekend.
Verder blijkt uit de controle van de stukken dat de verantwoording geen aanleiding geeft tot opmerkingen die van aard zijn de jaarrekening ongunstig te adviseren.
Op basis van het onderzoek van voorliggend dossier kan gunstig advies worden verleend aan de jaarrekening 2020.Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.
Besluit van de Vlaamse Regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten.
Jaarrekening 2020 van de Islamitische gemeenschap Ensarija, met zetel te Loodsenstraat 56/001, 9000 Gent, vastgesteld in de vergadering van het comité van deze gemeenschap op 24 september 2021 en ingediend bij de Provincie op 30 september 2021.De provincieraad adviseert de jaarrekening 2020 van de Islamitische gemeenschap Ensarija, met zetel te Loodsenstraat 56/001, 9000 Gent, gunstig.
Een afschrift van dit besluit zal naar de gouverneur worden verzonden.
Tussenkomst: Hilde Bruggeman
Gedeputeerde Riet Gillis reageert namens de deputatie.
In het kader van de opdracht “Geïntegreerde toepassing voor opvolging van doelstellingen, monitoring indicatoren en projectmanagement” werd een bestek met nr. ICT/2021/0017/20527401 opgesteld door de dienst Strategie en organisatiebeheersing.
De uitgave voor deze opdracht wordt geraamd op € 800 000 excl. btw of € 968 000 incl. 21% btw en bevat 2 onderdelen:
Er wordt voorgesteld de opdracht te gunnen bij wijze van de niet-openbare procedure.
Het bestuur beschikte bij het opstellen van de lastvoorwaarden voor deze opdracht niet over de exact benodigde hoeveelheden.
Deze raming overschrijdt de limieten van de Europese bekendmaking.
De gunningscriteria zijn als volgt:
Het gunningscriterium prijs (40%) wijkt hier af van de standaard 50% weging.
Het gaat hierbij over sterk gespecialiseerde materie. Bij de selectie van de voorstellen van de verschillende aanbieders is doorgedreven expertise met dergelijke opdrachten noodzakelijk om het traject te doen slagen.
Het is uiterst belangrijk dat we bij de selectie van een aanbieder niet alleen naar de prijs, maar vooral naar de functionaliteiten van de applicatie en de bijhorende dienstverlening en onderhoud kijken. Het belang hiervan blijkt uit bovenstaande motivering.
De applicatie zal een cruciale rol spelen in de beleidsvoorbereiding en -uitvoering. De managementrapportering combineert een grote set van data uit verschillende applicaties en integreert deze tot stuurinformatie. Deze objectieve basis faciliteert het beslissingsproces zodat keuzes, en bijsturingen, op een efficiënte manier kunnen gebeuren. De functionaliteiten van deze toepassing samen met de dienstverlening en onderhoud dient een hogere prioriteit te krijgen dan de prijs.
Provincie Oost-Vlaanderen treedt op als aankoopcentrale voor de lokale Oost-Vlaamse overheden (gemeentebesturen, OCMW’s, gemeentescholen, hulpverleningszones, politiezones, culturele centra, gemeenschapscentra, bibliotheken, autonome gemeentebedrijven, intercommunales, interlokale verenigingen, VZW’s, de samenwerkingsvormen, vermeld in deel 3, titel 3, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur; de intergemeentelijke onderwijsvereniging, vermeld in het decreet van 28 november 2008 betreffende de intergemeentelijke onderwijsvereniging; de welzijnsverenigingen, vermeld in deel 3, titel 4, hoofdstuk 2, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur; de autonome verzorgingsinstellingen, vermeld in deel 3, titel 4, hoofdstuk 3, van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur; de verzelfstandigde agentschappen die opgericht zijn door een gemeente) en de Vlaamse Provincies.
De uitgave voor deze opdracht is voorzien in het exploitatiebudget van 2022 en verdere jaren, op budgetcode 613401/10/0119/04 (actie/raming A000396/R001425).
Het Provinciedecreet van 9 december 2005 en latere wijzigingen, meer bepaald artikel 42 en 43, § 2, 11°, betreffende de bevoegdheden van de provincieraad.
De wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, en wijzigingen.
De wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, meer bepaald artikel 37, en meer bepaald artikel 2, 6° en 7°b (de aanbestedende overheid verricht gecentraliseerde aankoopactiviteiten voor de plaatsing van overheidsopdrachten of raamovereenkomsten die bestemd zijn voor aanbesteders) en artikel 43.
Het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, en wijzigingen.
Het koninklijk besluit van 18 april 2017 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren, en wijzigingen.
Het bestek met nr. ICT/2021/0017/20527401 en de raming voor de opdracht “Geïntegreerde toepassing voor opvolging van doelstellingen, monitoring indicatoren en projectmanagement”, opgesteld door de dienst Strategie en organisatiebeheersing worden goedgekeurd. De lastvoorwaarden worden vastgesteld zoals voorzien in het bestek en zoals opgenomen in de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten voor aannemingen van werken, leveringen en diensten. De raming bedraagt € 800 000 excl. btw of € 968 000 incl. 21% btw. Het provinciale gedeelte wordt geraamd op € 400 000 excl. btw. Het gedeelte met betrekking tot de aankoopcentrale wordt geraamd op € 400 000 excl. btw.
Bovengenoemde opdracht wordt gegund bij wijze van de niet-openbare procedure.
In toepassing van artikel 2, 6°a en 7°b van de wet van 17 juni 2016 betreffende de overheidsopdrachten, zal Provincie Oost-Vlaanderen optreden als aankoopcentrale in die zin dat ze overheidsopdrachten of raamovereenkomsten met betrekking tot werken, leveringen of diensten plaatst die bestemd zijn voor aanbestedende overheden of aanbestedende entiteiten, meer bepaald : alle Oost-Vlaamse gemeentebesturen, alle Oost-Vlaamse OCMW besturen, hun samenwerkingsverbanden en hun verzelfstandigde agentschappen en de Vlaamse provincies.
De aankondiging van de opdracht wordt ingevuld en bekendgemaakt op nationaal en Europees niveau.
De uitgave voor deze opdracht is voorzien in het exploitatiebudget van 2022 en verdere jaren, op budgetcode 613401/10/0119/04 (actie/raming A000396/R001425).
Sinds 1 januari 2015 kunnen onroerenderfgoeddepots, door de inwerkingtreding van het nieuwe onroerenderfgoeddecreet een erkenning aanvragen bij het Vlaamse Agentschap Onroerend Erfgoed. Met de erkenning van onroerenderfgoeddepots wil Vlaanderen de kwalitatieve werking van de depots verbeteren en versterken.
Het Archeocentrum Velzeke kent een jarenlange traditie van depotwerking en zette maximaal in op het behalen van een officiële erkenning voor het Archeodepot, ondergebracht in en als onderdeel van Archeocentrum Velzeke.
In juli 2015 maakte Vlaams minister-president en Vlaams minister van Onroerend Erfgoed Geert Bourgeois bekend dat er 9 depots een erkenning verwierven, het Archeodepot van het Archeocentrum Velzeke is er één van.
Elk "erkend depot" kon ook een aanvraag tot "subsidie voor een erkend onroerenderfgoeddepot voor een periode 2016-2021" indienen. Het aanvraagdossier voor de subsidie van het Archeodepot van het Archeocentrum Velzeke werd door de Vlaamse administratie ontvankelijk verklaard. Het Provinciebestuur heeft de samenwerkingsovereenkomst voor de periode 2016-2021 tussen de Vlaamse overheid, bij delegatie vertegenwoordigd door mevrouw Sonja Vanblaere, administrateur-generaal van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Onroerend Erfgoed en het Erkend Onroerenderfgoeddepot Archeodepot Archeocentrum Velzeke goedgekeurd en ondertekend
Het erkend Archeodepot van het Archeocentrum Velzeke heeft voor de periode 2022 – 2027 een nieuwe samenwerkingsovereenkomst en een nieuwe doelstellingennota ontvangen.
De jaarlijkse subsidie bedraagt 80.285,70 EUR
De samenwerkingsovereenkomst heeft een looptijd van zes jaar, die start op 1 januari 2022 en eindigt op 31 december 2027.
Er dient dus nu een nieuwe samenwerkingsovereenkomst en een nieuwe doelstellingennota afgesloten te worden voor de periode 2022 – 2027 tussen het Vlaams Gewest, bij delegatie vertegenwoordigd door Sonja Vanblaere, administrateur-generaal van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Onroerend Erfgoed, die handelt in uitvoering van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, en het erkende onroerenderfgoeddepot Archeodepot van het Archeocentrum Velzeke, met ondernemingsnummer 0207.725.795, vertegenwoordigd door de heer Steven Ghysens, provinciegriffier en mevrouw An Vervliet, gedeputeerde voor Economie, Erfgoed, Recreatiedomeinen, Ruimtelijke planning en Wonen, dat handelt in uitvoering van de beslissing van de provincieraad op 18 november 2015.
De provincieraad gaat akkoord met het afsluiten van een samenwerkingsovereenkomst en met de doelstellingennota in bijlage tussen de Vlaamse overheid en het onroerend erfgoeddepot Archeodepot Archeocentrum Velzeke voor de periode 2022 – 2027.
De toetreding van Provincie West-Vlaanderen vergroot inderdaad het draagvlak voor Geopark Schelde Delta, de Zwinregio in het bijzonder. Zowel geologisch als cultuurhistorisch maakt de Zwinregio deel uit van de contouren van dit grensoverschrijdend project. De toetreding zorgt bovendien voor extra 0.5 VTE en 10.000 € werkingsmiddelen, en voor een groter engagement bij de werknemers van het Zwin, dienst toerisme en de inwoners van die regio. Dit alles vergroot de slaagkansen bij kandidaatstelling in november 2023.
Sinds de kennisname van de leden die gepresenteerd zijn op de Provincieraad van 5 december 2019, zijn er nog een aantal nieuwe leden bij het Geopark Schelde Delta netwerk aangesloten. Deze worden hierbij voorgelegd.
Besluit provincieraad dd 05 december 2019, kenmerk 19BD07geopark, Dossiernummer 19055842
De toetreding van Provincie West-Vlaanderen als nieuwe partner bij Geopark Schelde Delta wordt goedgekeurd, samen met het addendum van de samenwerkingsovereenkomst als bijlage bij dit besluit.
Er wordt kennis genomen van de lijst van nieuwe leden die toetreden tot het Geopark Schelde Delta netwerk, als bijlage bij dit besluit. Eventueel nieuwe leden die nog zouden toetreden zullen ter kennisgeving aan de Deputatie voorgelegd worden.
Op 24 juni 2021 werd de premie verleend aan het Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, geraamd op 55 000 EUR waarvan 54 250 EUR in aanmerking komt voor het verlenen van de premie (bedragen exclusief btw).
De kosten worden als volgt verdeeld: Vlaamse Overheid: 60%, de premienemer: 40%. Bijgevolg werd de premie vastgesteld op 35 805,00 EUR, voorzien op de begroting van 2021.
Het oudste gedeelte van de abdijmuur gaat terug tot de 14e-15e eeuw. Er werden in de verloop van tijd wel stukken “hermetst”. Door gebrekkig onderhoud zijn er daarnaast ook delen van de muur ingevallen.
Algemeen heeft deze muur vooral last van slecht voegwerk, afgescheurde steunberen, verkeerd gemetste rijen bakstenen, slecht of geen muurafdekking of begroeiing van planten. Deze muur is in zijn geheel eigendom van de Provincie.
Verder richting de Sint-Salvatorstraat verspringt de muur. Dit gedeelte is van een recentere datum en werd niet mee opgenomen in de bescherming. Deze muur is gemeenschappelijk met de eigenaars van de private tuinen. Daar de toestand op bepaalde zones ook dermate slecht is, lijkt het ons opportuun om dit gedeelte van de muur ook mee op te nemen in de restauratie.
Restauratievisie
Het Provinciedecreet van 9 december 2005 en latere wijzigingen, meer bepaald artikel 42 en 43, § 2, 11°, betreffende de bevoegdheden van de provincieraad.
De wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, en wijzigingen.
De wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, meer bepaald artikel 41, §1, 2° (het geraamde bedrag excl. btw overschrijdt de drempel van € 750 000,00 niet).
Het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, en wijzigingen.
Het koninklijk besluit van 18 april 2017 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren, en wijzigingen.
Besluit Deputatie van 12 februari 2015 waarbij het ontwerp voor de restauratie van de abdijmuur en de historische schuur op de site van het Archeologisch museum Ename te Oudenaarde werd goedgekeurd. (Nano 1500680)
Het bestek (tweede versie) met nr. 2003-0423 en de raming voor de opdracht “Oudenaarde - Ename - Restauratie Abdijmuur ”, opgesteld door de dienst Patrimonium wordt goedgekeurd. De lastvoorwaarden worden vastgesteld zoals voorzien in het bestek en zoals opgenomen in de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten voor aannemingen van werken, leveringen en diensten. De raming bedraagt € 204 422,16 excl. btw of € 247 350,81 incl. 21% btw (€ 42 928,65 btw verlegd).
Bovengenoemde opdracht wordt gegund bij wijze van de vereenvoudigde onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking.
Een subsidiegoedkeuring werd bekomen bij de subsidiërende instantie Vlaamse Overheid - Agentschap Onroerend Erfgoed, Havenlaan 88 bus 5 te 1000 Brussel.
De aankondiging van de opdracht wordt ingevuld en bekendgemaakt op nationaal niveau.
De uitgave voor deze opdracht is voorzien in het investeringsbudget van 2021, op budgetcode 221007/07/0729/02 (actie/raming A000861/R002795).
Greet De Troyer licht haar vraag toe.
Gedeputeerde Kurt Moens beantwoordt de vraag.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide):
deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
kwaliteit provinciaal onderwijs en ondersteuning van leerlingen
Concrete vraag:
Greet De Troyer licht haar vraag toe.
Tussenkomst: Bart Blommaert
Gedeputeerden Riet Gillis en Kurt Moens beantwoorden de vraag.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide):
deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
eigen personeel en werkzaamheidsgraad
Concrete vraag:
Context: de afschaffing van het ééndagsziektebriefje maximaal 3 keer per jaar
Greet De Troyer licht haar vraag toe.
Gedeputeerde Kurt Moens beantwoordt de vraag.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide):
depudtatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
Provincieraad, nieuwe werkwijze en toepassing regelgeving
Concrete vraag:
Na zoektocht in de notulen van de vergaderingen Deputatie, niet direct gevonden….
Kenneth Taylor licht zijn vraag toe.
Gedeputeerde Leentje Grillaert beantwoordt de vraag.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide):
deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
Provinciale Proefcentra, budget en kostenbeheersing
Concrete vraag:
Aangezien serres en “onderglasproeven” deel uitmaken van de reguliere werking van onze Proefcentra, gelet op de enorme prijsstijgingen voor energie en de vaststelling dat dientengevolge heel wat private serres deze winter bewust leeg zullen gehouden worden:
Hoe wordt voor onze provinciale Proefcentra met de te verwachten meerkost omgegaan, zijn er alternatieven voorzien, wordt geopteerd voor een eventueel gedeeltelijke leegstand van serres in de winter en werd er vooruitziend voldoende budgetbuffer voorzien?
Wordt er een project voorzien om in de toekomst energie voor serres nog betaalbaar te houden in Oost-Vlaanderen?
Kristof Windels licht zijn vraag toe.
Tussenkomsten: Elisabet Dooms, Kenneth Taylor
Gedeputeerde Riet Gillis beantwoordt de vraag.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide):
deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
Personeelsbeleid versus continuïteit van dienstverlening
Concrete vraag:
Overweegt de deputatie een “4-dagenwerkweek” in te voeren of daaromtrent een pilootproject op te starten? Eventueel beperkt tot bepaalde personeelscategorieën? En hoe kan een dergelijke maatregel zich verhouden tot het principe van de continuïteit van dienstverlening in de openbare sector?
Vera De Merlier licht haar vraag toe.
Gedeputeerde Kurt Moens beantwoordt de vraag.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide):
deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
Provinciaal onderwijs
Concrete vraag:
Het is een vaststelling dat voor een aantal leerlingen de kost van menstruatieproducten te hoog gegrepen is….Het welzijn van “al” onze leerlingen moet altijd vooropgesteld worden en als daar nood is…
Overweegt de deputatie daarin initiatief te nemen zoals de hogescholen en universiteiten? Waarom wel/niet?
Philippe De Coninck licht zijn vraag toe.
Tussenkomsten: Bruno Matthys, Henk Heyerick
Gedeputeerde Kurt Moens beantwoordt de vraag.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide):
deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
Facilitair beheer, milieubewustzijn en voorbeeldrol t.a.v. personeel en bezoekers
Concrete vraag:
Jonge Oost-Vlaamse starters vonden een gezond en lekker alternatief voor suikerhoudende frisdranken op de werkvloer, via een verpakkingsvrije drankautomaat die je glas of fles vult met een natuurlijke limonade.
Elisabet Dooms licht haar vraag toe.
Gedeputeerde Kurt Moens beantwoordt de vraag.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide):
deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
Vorige provincieraad hebben we het gehad over het welzijn van de leerkracht en hoe we leerkrachten konden aantrekken en binden aan een provinciale school. Eén van de aspecten van de discussie ging over de uren die leerkrachten spenderen aan het vergaderen. Er zijn vakgroepvergaderingen, werkgroepvergaderingen, vergaderingen over geïntegreerde proeven, vergaderingen over het sanctiebeleid, het MOS-team, personeelsvergaderingen, klassenraden, vergaderingen met de leerlingenbegeleiden, vergaderingen waar men leerkrachten gaat begeleiden, .... Allemaal bijzonder leuk waarschijnlijk, maar veel van deze vergaderingen hebben niets te maken met de eigenlijke werkopdracht (i.e. voorbereiden lesgeven, lesgeven en verbeteren) en komen bovenop de vele uren toezicht aan schooluitgangen, in de studiezaal of op speelplaatsen.
Concrete vraag:
- Heeft de Provincie Oost-Vlaanderen als inrichtende macht zicht op hoeveel uren een leerkracht zaken moet doen die buiten de eigenlijke werkopdracht vallen per week of maand?
- Indien niet, is het mogelijk om hier zicht op te krijgen via de directies?
- Is het mogelijk om limieten op te leggen aan de directies en hoe zou u dit aanpakken?
Martine Verhoeve licht haar vraag toe.
Gedeputeerde Kurt Moens beantwoordt de vraag.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide):
deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
Provinciale onderwijsinstellingen en onderwijsbeleid
Concrete vraag:
Hoe gaat men binnen het provinciaal onderwijs om met het lerarentekort?
Hilde Bruggeman licht haar vraag toe.
Tussenkomst: Hans Mestdagh
Gedeputeerde Kurt Moens beantwoordt de vraag.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide):
Deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
Regelmatig dienen lokale besturen beslissingen te nemen over omgevingsaanvragen met als doel het bebossen van herbevestigde agrarische gebieden.
Concrete vraag:
Wat is de visie van de deputatie over dergelijke dossiers?
Hilde Bruggeman licht haar vraag toe.
Tussenkomst: Bart Blommaert
Gedeputeerde Kurt Moens beantwoordt de vraag.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide):
Deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
Signalen vanuit de zorgsector om de beslissing tot afbouw van niet-stemrichtingen in provinciale school te herzien.
Concrete vraag:
Is de deputatie bereid hierop in te gaan?
Bart Vermaercke licht zijn vraag toe.
Tussenkomst: Christian Bauwens
Gedeputeerde Riet Gillis beantwoordt de vraag.
Vraag gericht aan deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
Recent werd ik door een aantal burgers gecontacteerd over de groepsaankoop zonnepanelen via de provincie Oost-Vlaanderen. Er zou heel wat misgelopen zijn. Ik zal niet ingaan op individuele dossiers maar naar verluidt zouden verschillende installateurs geen Nederlands spreken waardoor communiceren niet evident is.
Een tweede probleem zou zijn dat de batterij pas op een later tijdstip geleverd wordt waardoor dat mogelijks problemen zou kunnen opleveren met de subsidie van Vlaanderen en een eventuele dubbele keuring door een erkende firma (één keer na installatie zonnepanelen en een tweede keer na installatie batterij) zou vereisen.
Bijkomend zouden er wat problemen met zijn met extra kosten omdat bijvoorbeeld de aarding van het huis onvoldoende was en zou het voor een aantal mensen heel wat moeite gekost hebben om de omvormer te linken aan de app op de smartphone.
Het argument dat vaak gebruikt wordt om een groepsaankoop te organiseren is de ontzorging maar bij de burgers die mij gecontacteerd hebben bleek dat ze toch nog met heel wat naloopwerk en zorgen achterbleven.
Bij de groepsaankoop groene stroom gaat het volgens mij over een éénjarig contract dat mensen via de provincie kunnen afsluiten bij een energiebedrijf. Als men niets wijzigt dan blijven deze mensen na dat jaar gewoon ‘hangen’ bij datzelfde energiebedrijf maar aan minder interessante tarieven.
Niet iedereen is hiervan op de hoogte.
Concrete vragen:
Bart Blommaert licht zijn vraag toe.
Gedeputeerde Kurt Moens beantwoordt de vraag.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide):
Deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
De verplichting tot provinciaal subsidiëren
Concrete vraag:
De houding van de Moslimexecutieve naar de federale overheid toe: geen Belgische centen meer nodig want geen federale bemoeienissen wenselijk. Sijpelt die houding van de Moslimexecutieve ook door naar de lokale geloofsgemeenschappen die wij subsidiëren en zo ja, op welke wijze ervaren we dat in onze contacten?