Tussenkomsten: raadsleden Christian Bauwens, Greet De Troyer
Gedeputeerde Leentje Grillaert reageert namens de deputatie
In het evaluatieonderzoek over de werking van het omgevingsvergunningendecreet, stellen resp. 76%, 80% en 100% van de ondervraagden van de gemeentelijke, provinciale en gewestelijke omgevingsadministraties dat de werklast is toegenomen sinds het in voege treden van de omgevingsvergunning.
De toenemende inhoudelijke complexiteit die verbonden is aan de integratie van de verschillende aspecten, leidt ertoe dat de inzet van meer deskundigheid van de bevoegde overheid wordt gevergd. Voor de provinciebesturen komt dit doordat:
Het invoeren van oplossingsgerichte instrumenten, zoals het wijzigingsverzoek en de administratieve lus leidden tot een verhoogde flexibiliteit binnen de procedures. Tegelijk brengen deze instrumenten een sterk verhoogde werklast met zich mee op vlak van opvolging van het dossier en van de inhoudelijke beoordeling. Dossiers met meerdere projectinhoudversies zijn geen uitzondering en vragen van de dossierbehandelaars continu opeenvolgende herbeoordelingen.
Het invoeren van de eeuwigdurende vergunning impliceert dat flankerende maatregelen werden ingevoerd in de vorm van evaluaties. De reeds lopende GPBV-evaluaties, eventueel gekoppeld aan een procedure tot ambtshalve bijstelling van de omgevingsvergunning, leiden tot een verschuiving van (administratieve) werklast van bedrijven naar de overheid.
De provinciale omgevingsdiensten stellen vast dat de werklast niet overeen komt met de eerder doorgevoerde werklastmeting in de aanloop naar de implementatie van de omgevingsvergunning. Door de invoering van de omgevingsvergunning mag zeker gesteld worden dat de administratieve kosten inzake de behandeling van de vergunningsaanvragen aanzienlijk meer zijn toegenomen dan vooraf ingeschat. Er is bovendien niet alleen nood aan extra personeel voor de inhoudelijke dossierbeoordeling, maar ook de complexiteit van b.v. de organisatie van de provinciale omgevingsvergunningscommissie neemt alsmaar toe. Er is de noodzaak tot continue bijwerking van de informaticatoepassingen, het op peil houden van kennis en know how in functie van de implementatie van nieuwe regelgeving en instructies, enz.
De middelen van de dossiertaksen kunnen, zo heeft de decreetgever gesteld, worden aangewend voor de kosten die verband houden met de voorbereiding, organisatie en uitvoering van het omgevingsvergunningsdecreet. Het is billijk dat de financiële last die hieruit voortvloeit niet volledig ten laste gelegd wordt van de gemeenschap, maar mede gedragen wordt door de belanghebbenden.
Het is dan ook wenselijk om de tarieven op te trekken en om tevens de taksen te differentiëren naargelang de omvang van een dossier. Tegelijkertijd blijft het uitgangspunt wel om de dossiertaksen eenduidig en eenvoudig vast te leggen, en dit voor alle provincies gelijk.
Ter bepaling van de bedragen werd ook de vergelijking gemaakt met andere overheden:
Gelet op het bovenstaande worden de volgende aangepaste dossiertaksen voorgesteld voor eerste aanleg dossiers:
Bij deputatiebesluit van 15 september 2022 werd het dossier ‘2022_DEP_03249 - Voorstel dossiertaksen omgevingsvergunningen eerste aanleg’ goedgekeurd. Aangezien evenwel het uit de artikelen niet duidelijk bleek dat het een nieuw reglement betrof, wordt het besluit van 15 september 2022 hierbij hernomen.
Provinciedecreet van 9 december 2005.
Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.
Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.
Reglement van 22 februari 2017 houdende de dossiertaksen voor het indienen van een aanvraag tot het bekomen of bijstellen van een omgevingsvergunning.
Het besluit van de deputatie van 15 september 2022 - 2022_DEP_03249, Voorstel dossiertaksen omgevingsvergunningen eerste aanleg - wordt ingetrokken.
Het reglement inzake het vastleggen van dossiertaksen omgevingsvergunningen eerste aanleg wordt als volgt vastgesteld:
De dossiertaks verschuldigd bij de indiening van een omgevingsvergunningsaanvraag bedraagt vanaf 1 januari 2023:
De dossiertaks wordt betaald op het rekeningnummer van de Provincie Oost-Vlaanderen:
IBAN: BE92 0960 0055 3123 BIC: GKCCBEBB
Provincie Oost-Vlaanderen, Gouvernementstraat 1 te 9000 Gent
Het bewijs van deze betaling wordt bij de aanvraag, de melding of het verzoek gevoegd.
§ 1. De dossiertaks is verschuldigd door elke natuurlijk persoon of rechtspersoon die de aanvraag of het verzoek indient.
§ 2. De dossiervergoeding wordt betaald vóór de indiening van een aanvraag voor een omgevingsvergunning, verzoek tot bijstelling van een omgevingsvergunning of een melding. Het betalingsbewijs wordt bij de aanvraag gevoegd.
§ 3. De provincie Oost-Vlaanderen is vrijgesteld van het betalen van een dossiertaks voor wat haar eigen aanvragen of verzoeken betreft. Ook de aanvragen of verzoeken van de autonome provinciebedrijven zijn vrijgesteld van het betalen van een dossiertaks.
§ 4. Ingeval van het verzoek tot bijstelling van de in de omgevingsvergunning opgelegde milieuvoorwaarden (artikel 82 van het omgevingsvergunningsdecreet) is de dossiertaks alleen verschuldigd door de vergunninghouder of de exploitant (art. 82, 2° b)) en het betrokken publiek (art. 82, 2° c)). De overige verzoekers zijn vrijgesteld.
§ 5. Ingeval van het verzoek tot bijstelling van het voorwerp of de duur van de omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting (artikel 83 van het omgevingsvergunningsdecreet) is de dossiertaks alleen verschuldigd door het betrokken publiek (art. 83, 2° a)). De overige verzoekers zijn vrijgesteld.
§ 6. Er is één dossiertaks verschuldigd per aanvraag. Indien een aanvraag meerdere onderdelen bevat die volgens verschillende procedures zouden kunnen behandeld worden, wordt enkel het hoogste van toepassing zijnde tarief aangerekend.
§ 7. Er is geen dossiertaks verschuldigd voor de aanvraag van omgevingsvergunning of verzoek tot bijstelling van omgevingsvergunning die opnieuw wordt ingediend binnen een periode van 6 maanden nadat de eerste aanvraag of verzoek onvolledig en/of onontvankelijk werd verklaard.
Dit reglement wordt bekendgemaakt door middel van publicatie op de provinciale website.
Het reglement van 22 februari 2017 houdende de dossiertaksen voor het indienen van een aanvraag tot het bekomen of bijstellen van een omgevingsvergunning wordt opgeheven van zodra het nieuwe reglement in werking treedt.
Dit reglement treedt in werking vanaf 1 januari 2023.
Tussenkomsten: geen
1. Provinciale kadernota
De kadernota Plattelandsontwikkeling Oost-Vlaanderen 2023-2027 schetst het ruime provinciale plattelandsbeleid en de werking rond LEADER i.k.v. het Vlaams GLB Strategisch plan 2023-2027.
Er worden, op basis van evaluatie van de voorbije programmaperiode, de expertise, ervaringen en de voorwaarden opgelegd vanuit Vlaanderen en Europa, een aantal zaken scherp gesteld (zie bijlage 1).
=> Er wordt akkoord gevraagd voor de kadernota.
2. De samenwerking tussen Europa, Vlaanderen en de provincie en de samenwerkingsovereenkomst
De samenwerking tussen Europa, Vlaanderen en de provincie Oost- Vlaanderen voor de uitvoering van de interventie ‘Opmaak Lokale ontwikkelingsstrategie en erkenning LEADER-gebieden’, zoals opgenomen in het Vlaams GLB Strategisch plan (2023-2027), wordt geregeld in een samenwerkingsovereenkomst (zie bijlage 6).
Meer bepaald betreft dit:
1° de duur en de beëindiging van de overeenkomst;
2° taken van de beheersdienst en van de provincie;
3° oprichting en taken van de Technische Werkgroep en het Vlaams Managementcomité;
4° verdeling van de cofinanciering en de regeling van de betalingen.
Taken: De taken zijn in Artikel 4 bepaald.
De provincie voert de volgende taken uit:
1° De opmaak van een provinciale kadernota;
2° Zorgen voor de facilitatie en het begeleidingstraject van het overlegproces horende bij de opmaak van een lokale ontwikkelingsstrategie en een voorstel van Lokale actie Groep (LAG) om de erkenning als LEADER-gebied aan te vragen;
3° Communiceren van de oproep voor opmaak van een Lokale Ontwikkelingsstrategie en erkenning van LEADER-gebieden;
4° Het oprichting van de Technische Werkgroep, vermeld in hoofdstuk 5;
5° Het voeren van het secretariaat van de Technische Werkgroep dat instaat voor de administratieve organisatie en opvolging van de Technische Werkgroep.
Technische werkgroep: De provincie is verantwoordelijk voor de oprichting van een Technische werkgroep. Hoofdstuk 5 beschrijft dit en Artikel 6 benoemt de taken van de Technische Werkgroep
Per provincie wordt een Technische Werkgroep (TW) opgericht. De Technische Werkgroep heeft volgende taken:
1° Opmaak en bespreking van een tussentijds technisch-inhoudelijk advies bij de ontwerpversies van de kandidaat Leadergebieden;
2° het verlenen van een advies aan het Vlaams Managementcomité over de inhoud van de Lokale ontwikkelingsstrategie, de criteria voor LEADER-gebieden en het voorstel voor samenstelling van de Lokale Actie Groep.
*Vlaams Managementcomité: Er wordt daarnaast een Vlaams Managementcomité (VMC) opgericht vanuit Vlaanderen. De samenstelling wordt beschreven in artikel 10. Het bestaat uit 20 stemgerechtigde leden.
Voor elke provincie:
Voor elk stemgerechtigd lid wordt op eenzelfde wijze een plaatsvervangend lid aangewezen.
*Verdeling van de cofinanciering en de regeling van de betalingen: Artikel 12 onder Hoofdstuk 7 gaat over de verdeling van de cofinanciering.
De uitbetaalde cofinanciering bestaat uit 43% Europese middelen. Vlaanderen en de provincies staan samen in voor 57% van de middelen, waarvan Vlaanderen 50% en de provincies 50%.
De provinciale bijdrage is afhankelijk van het totaal aantal ontvankelijke kandidaturen binnen de provincie.
De minister en de provincie engageren zich om de nodige middelen te voorzien.
Artikel 13: Regeling van de betalingen
Op vraag van de beheersdienst stort het provinciebestuur het volledig provinciaal aandeel van het betreffende jaar aan het betaalorgaan. Deze stortingen gebeuren voor eind oktober van ieder jaar.
=> Er wordt akkoord gevraagd voor de samenwerkingsovereenkomst en Deputatie te machtigen voor de ondertekening.
3.Aanduiden van provinciale vertegenwoordigers in het VMC
Indien de provincieraad akkoord gaat met de samenwerkingsovereenkomst, vragen we meteen de provinciale vertegenwoordigers aan te duiden zoals beschreven in artikel 10 van de samenwerkingsovereenkomst.
=> Naar aanleiding van de goedkeuring van de samenwerkingsovereenkomst en de oprichting van het VMC wordt gevraagd om de vertegenwoordigers aan te duiden voor het VMC.
De kadernota Plattelandsontwikkeling Oost-Vlaanderen 2023-2027 wordt goedgekeurd.
De samenwerking tussen Europa, Vlaanderen en de provincie Oost- Vlaanderen voor de uitvoering van de interventie ‘Opmaak Lokale ontwikkelingsstrategie en erkenning LEADER-gebieden’, zoals opgenomen in het Vlaams GLB Strategisch plan (2023-2027) en de bijhorende samenwerkingsovereenkomst, worden goedgekeurd.
De Deputatie wordt gemachtigd om de samenwerkingsovereenkomst, tussen de minister, de VLM en de provincie met betrekking tot het vastleggen van de wederzijdse verantwoordelijkheden inzake de uitvoering van de interventie ‘Opmaak LOS en erkenning LEADER-gebieden’ zoals opgenomen in het Vlaams GLB Strategisch plan voor de programmaperiode 2023-2027, te ondertekenen.
Worden aangeduid, als vertegenwoordiger uit de provincieraad, als effectieve leden van het Vlaams Managementcomité (VMC):
Worden aangeduid, als vertegenwoordiger uit de provincieraad, als plaatsvervangende leden van het Vlaams Managementcomité (VMC):
Tussenkomsten: geen
De centrale ruimte tussen de gebouwen van de Huysmanhoeve krijgt een herinrichting met gazon, nieuwe paden en een terraszone. Vanaf de twee toegangen en de parking worden alle gebouwen integraal bereikbaar gemaakt en wordt het hele binnengebied ook ontsloten voor allerlei soorten bezoekers, events, logistiek en brandweer. Aanpalend aan het terras wordt de aanzet gegeven tot een toekomstige speelzone. Een trap van de koestal wordt verlengd tot het bestaande maaiveld om integraal toegankelijk te zijn.
Voor de verhardingen is geopteerd voor een ‘patchwork-model’ met 3 verschillende materialen die verwijzen naar de verhardingen eigen bij organisch gegroeide oude hoeves. De verhardingen bestaan uit recup-Belgische kasseien, zowel vlak afgewerkt en opgevoegd als ruw met groene voegen en gewassen betonstroken met natuurgrind die verwijzen naar de oude betonplaten afkomstig van het verdwenen vliegveld. Het terras bestaat deels uit vlakke kasseien en deels uit gazon. Alle regenwater wordt plaatselijk geïnfiltreerd in de aanpalende groenzones en via de groene voegen.
In de zuidoostelijke hoek blijft de moestuin behouden en de hele oostelijke zone achter de koestal, wordt ingericht als buitenruimte voor educatieve activiteiten en buitenatelier in vlakke gazonterrassen.
In de noordwestelijke hoek is een zone voorzien waarbinnen een pluktuin kan uitgebouwd worden door de vzw Plattelandscentrum. De rest van de westelijke zone is een graszone voor kleinschalige events en een hoekje met speelnatuur. De oude opslagsilo's blijven behouden als kruidenbakken. De oude bunkerstenen en betonplaten die nog in goede staat zijn worden gerecupereerd voor latere constructies op de site.
Naast de heraanleg van de bestaande verhardingen tot een nieuwe omgevingsaanleg worden eveneens een aantal nutsvoorzieningen aangepakt. Links voor het poortgebouw worden nutsvoorzieningen aangelegd die een gebruik als eventzone voor grotere events mogelijk maken. Binnen de eerste wal wordt regenwaterafvoer aangesloten op een bestaande regenput en wachtbuizen voorzien voor latere verbindingen. Een nieuwe wadi wordt aangelegd met overloop naar de gracht en verschillende controleputten worden afgewerkt met deksels. De oude IBA of waterzuivering wordt verwijderd nadat de site aangetakt is op de openbare riolering.
Een aantal fietsenrekken, ondergrondse afvalcontainers en wegneembare paaltjes zorgen voor een goed beheer van de site. Het inzaaien van de gazon en de aanplant van de bomen gebeurt met de vrijwilligers van de vzw Plattelandscentrum.
voorgestelde wijze van gunnen
visum IDPBW en adviezen andere diensten (o.a. ATO, L01, p03)
IDPBW heeft een visum aangebracht op het bestek
DIRECTIE RECREATIEDOMEINEN (S00)
Is overlegd met / goedgekeurd door de directie.
KB tijdelijke en mobiele bouwplaatsen / WERKEN MET DERDEN
De procedure ‘werken met derden’ is gevolgd.
Het Provinciedecreet van 9 december 2005 en latere wijzigingen, meer bepaald artikel 42 en 43, § 2, 11°, betreffende de bevoegdheden van de provincieraad.
De wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, en wijzigingen.
De wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, meer bepaald artikel 41, §1, 2° (het geraamde bedrag excl. btw overschrijdt de drempel van € 750 000,00 niet).
Het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, en wijzigingen.
Het koninklijk besluit van 18 april 2017 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren, en wijzigingen.
Het bestek met nr. 2013-0447 en de raming voor de opdracht “Eeklo - Huysmanhoeve : buitenomgeving en nutsvoorzieningen ifv uitbouw concept Huysmanhoeve”, opgesteld door de dienst Patrimonium worden goedgekeurd. De lastvoorwaarden worden vastgesteld zoals voorzien in het bestek en zoals opgenomen in de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten voor aannemingen van werken, leveringen en diensten. De raming bedraagt € 425.603,00 excl. btw of € 514 979,63 EUR incl. 21% btw (€ 89 376,63 21% btw).
Bovengenoemde opdracht wordt gegund bij wijze van openbare procedure.
De aankondiging van de opdracht wordt ingevuld en bekendgemaakt op nationaal niveau.
De uitgave voor deze opdracht is voorzien in het investeringsbudget van 2022, op budgetcode 228007/02/0529/01 (actie A000860 – raming R002790 ).
Tussenkomsten: geen
Het beleidsdomein toerisme wordt in opdracht van het provinciebestuur voornamelijk voorbereid en uitgevoerd door de vzw TOV.
Het is dan ook relevant dat het provinciebestuur een ruime vertegenwoordiging heeft in de bestuursorganen van de provinciale vzw TOV.
Het Provinciedecreet, in het bijzonder artikels 2 en 42.
De statuten van de vzw Toerisme voor Oost-Vlaanderen, in het bijzonder artikels 11 en 20.
De voordracht van raadslid Lut De Jaeger in de provincieraad van 27 februari 2019 als provinciale vertegenwoordiger in de raad van bestuur en in de algemene vergadering van de vzw Toerisme Oost-Vlaanderen.
Het ontslag van raadslid Lut De Jaeger als provincieraadslid in de provincieraad van 7 september 2022.
Koen Roman wordt voorgedragen als vertegenwoordiger in het bestuursorgaan van de vzw Toerisme Oost-Vlaanderen en dit voor de duur van zijn/haar mandaat als raadslid in opvolging van raadslid Lut De Jaeger ;
Koen Roman wordt voorgedragen als vertegenwoordiger in de algemene vergadering van de vzw Toerisme Oost-Vlaanderen en dit voor de duur van zijn/haar mandaat als raadslid in opvolging van raadslid Lut De Jaeger.
Tussenkomst: raadslid Bruno Matthys
Na een positieve evaluatie besliste het OLVC te Zottegem om geen nieuw actieplan in te dienen voor het schooljaar 2022-2023. De trekkende leerkracht heeft een nieuwe opdracht gekregen binnen de school en beschikt niet langer over voldoende tijd om het leerkrachtenteam te motiveren en het partnerschap op te volgen.
Na een positieve evaluatie diende het GO! Atheneum te Mariakerke opnieuw een actieplan in met als focus het promoten van sport voor meisjes en jonge moeders en het versterken van burgerparticipatie op beide scholen. Een dossier voor verlenging werd voorgelegd aan de Deputatie op 15 september 2022.
De Broederschool Sint-Niklaas kende een vertraagde opstart omwille van de combinatie COVID, een beginnend partnerschap en een nieuwe directie op de school in Rwanda. Daardoor heeft de Broederschool de deadline van 15 juli 2021 niet gehaald. In 2022 werd er sterk ingezet op kennismaking en communicatie tussen de scholen. Dit resulteerde in een door beide scholen gedragen actieplan voor schooljaar 2022-2023 (zie bijlage 1). Het voorliggende actieplan over bijenteelt sluit duidelijk aan bij de doelstellingen en uitgangspunten van het pilootproject, biedt kansen om het regiobeleid en de band tussen de scholen te versterken en om mondiale solidariteit en wereldburgerschap concreet te maken in de scholen. We stellen dan ook voor om conform de goedgekeurde modaliteiten (besluit Provincieraad 16 juni 2021) de samenwerkingsovereenkomst voor 2 jaar met de broederschool (zie bijlage 2) te ondertekenen en de subsidie toe te kennen.
Omdat het partnerschap tussen OLVC Zottegem en Rosa Mystica stopt, willen we graag het saldo van 9 000 EUR overhevelen naar volgend kalenderjaar. Op die manier kan het partnerschap tussen de Broederschool te Sint-Niklaas en TVET Kabutare dat te kampen kreeg met een vertraagde opstart verder gezet worden tijdens het schooljaar 2023-2024. Dit voorstel wordt voorgelegd bij volgende aanpassing van het meerjarenplan.Artikel 57 §1 van het Provinciedecreet;
Artikel 42 §1 en §2 van het Provinciedecreet;
Wet van 14 november 1983 betreffende controle op de toekenning en de aanwending van sommige toelagen;
Reglement van 12 oktober 2005 met betrekking tot de controle op de toekenning en op de aanwending van toelagen en de reservevorming met provinciale middelen;
Besluit van de provincieraad van 16 juni 2021 met betrekking tot de goedkeuring van het pilootproject en modaliteiten van uitvoering voor de uitbouw van een duurzaam partnerschap tussen drie Oost-Vlaamse scholen en drie Rwandese scholen, toekenning van de subsidies schooljaar 2021-2022 voor OLVC Zottegem en GO! Atheneum Mariakerke en akkoord tot uitstel indienen actieplan van de Broederschool Sint-Niklaas;
Het meerjarenplan, dat jaarlijks een budget voorziet van 25 000 EUR onder de beleidsdoelstelling, ’mondiale solidariteit realiseren en bijdragen aan duurzame ontwikkeling in het kader van Agenda 2030 en de SDG’s, het actieplan, ‘aanzetten tot mondiale solidariteit en sterke mondiale partnerschappen voor duurzame ontwikkeling door structurele samenwerking in de partnerregio’s en door het ondersteunen van Oost-Vlaamse organisaties met projecten in landen in ontwikkeling’, de actie A000680 ‘stimuleren van partnerschap tussen Oost-Vlaamse actoren (gemeenten, scholen, bedrijven, ziekenhuizen, andere) en de drie partnerregio's’( raming R001758).Akkoord met de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst met de Broederschool Sint-Niklaas conform de modaliteiten goedgekeurd door de Provincieraad op 16 juni 2021.
Aan de Broederschool Sint-Niklaas, Weverstraat 23, 9100 Sint-Niklaas, ondernemingsnummer 0415 245 221, wordt een bedrag van 8 000 EUR toegekend voor de uitvoering van het actieplan schooljaar 2022-2023, dat integraal deel uitmaakt van dit besluit. Het bedrag wordt uitbetaald op het rekeningnummer BE92 737 620 313 023 (bestelbonnummer 2210030694).
Tussenkomsten: geen
De aanduiding van de vertegenwoordigers in de Algemene vergadering en het Bestuursorgaan (Raad van Bestuur) dient in overeenstemming te zijn met de bepalingen van de artikelen 12 en 20 van de statuten.
Volgens de statuten mag de Provincie één vertegenwoordiger en één plaatsvervanger aanduiden voor de Algemene vergadering, respectievelijk het Bestuursorgaan.
Het Provinciedecreet, art 43 §2, 5°
Het Bosdecreet dd° 13 juni 1990 en latere wijzigingen
Het decreet dd° 9 mei 2014 tot wijziging van de regeling inzake natuur en bos, waarbij de Provincie bevoegd is voor de erkenning, subsidiëring en opvolging van bosgroepen
Het besluit van de Provincieraad houdende de oprichting van de vzw Bosgroep Oost-Vlaanderen Noord en de goedkeuring van de statuten
Wordt aangeduid om de Provincie met stemrecht te vertegenwoordigen in de Algemene Vergadering van de vzw Bosgroep Oost-Vlaanderen Noord :
- plaatsvervanger: Erwin Goethals
Wordt voorgedragen om de Provincie met stemrecht te vertegenwoordigen in het Bestuursorgaan van de vzw Bosgroep Oost-Vlaanderen Noord :
- plaatsvervanger: Erwin Goethals
Een afschrift van dit besluit zal ter kennis worden gebracht aan het Bestuursorgaan van de vzw Bosgroep Oost-Vlaanderen Noord.
Tussenkomsten naar aanleiding van het amendement: gedeputeerde An Vervliet, raadsleden Peter Hertog, Kenneth Taylor
Stemresultaat : 10 stemmen voor en 24 tegen: het amendement wordt verworpen.
Concreet voorstel tot wijziging van een bestaand voorstel:
Bij artikel 3, 2°van het reglement wordt de laatste zin geschrapt, met name: "Maatwerkbedrijven, zoals voorzien in het Reglement met betrekking tot de toekenning van projectsubsidies voor de bevordering van innovatie en professionalisering door samenwerking tussen reguliere ondernemingen en maatwerkbedrijven worden uitgesloten binnen dit reglement."
Tussenkomsten: raadsleden Peter Hertog, Greet de Troyer, Koen Roman
Gedeputeerden An Vervliet en Kurt Moens reageren namens de deputatie.
De Provincie Oost-Vlaanderen wil samenwerking en innovatie stimuleren binnen deze speerpuntclusters door bedrijven en kennisinstellingen te verbinden, te ondersteunen en te inspireren. Via een nieuw provinciaal subsidiereglement wordt daarbij ondersteuning geboden aan samenwerkingsinitiatieven tussen:
De focus ligt daarbij op het ontwikkelen van innovatieve producten, diensten of productieprocessen die dicht bij een implementatie in de markt staan.
Provinciedecreet van 9 december 2005.
Artikel 107, 2de en 3de lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en op de aanwending van sommige toelagen.
Reglement van 12 oktober 2005 met betrekking tot de controle op de toekenning en op de aanwending van toelagen en de reservevorming met provinciale subsidies.
Meerjarenplan 2020 - 2025 waarbij de Provincie Oost-Vlaanderen de innovatieve kennisregio verder wil vorm geven door in te zetten op slimme specialisatie.
Het reglement met betrekking tot de toekenning van subsidies voor innovatieprojecten binnen de provinciale speerpuntclusters wordt vastgesteld als volgt:
Artikel 1 – Definities
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
1° experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten. Dit kan ook activiteiten omvatten die gericht zijn op de conceptuele formulering, de planning en documentering van alternatieve producten, procedés of diensten;
2° fundamenteel onderzoek: onderzoek dat bestaat uit “experimentele of theoretische werkzaamheden die voornamelijk worden verricht om nieuwe kennis te verwerven over de fundamentele aspecten van verschijnselen en waarneembare feiten, zonder dat hiermee een rechtstreekse commerciële toepassing of een rechtstreeks commercieel gebruik wordt beoogd”;
3° industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de creatie van onderdelen voor complexe systemen en kan ook de bouw omvatten van prototypes in een laboratoriumomgeving en/of in een omgeving met gesimuleerde interfaces voor bestaande systemen, alsmede pilotlijnen, wanneer dat nodig is voor het industriële onderzoek en met name voor de validering van generieke technologie;
4° daadwerkelijke samenwerking: samenwerking tussen ten minste twee onafhankelijke partijen om kennis of technologie uit te wisselen of om een gemeenschappelijke doelstelling op basis van een taakverdeling te bereiken, waarbij de partijen samen de omvang van het samenwerkingsproject bepalen, bijdragen aan de tenuitvoerlegging ervan, en het risico en de resultaten ervan delen. Contractonderzoek en het verrichten van onderzoeksdiensten worden niet als vormen van samenwerking beschouwd;
5° innovatieproject: een tijdelijk gesubsidieerd initiatief, waarvan de maximale duur wordt bepaald in verhouding tot de projectdoelstellingen, activiteiten, budget en de beoogde resultaten. Het project omvat een samenhangend geheel van activiteiten die hoofdzakelijk bestaan uit experimentele ontwikkeling binnen de provinciale speerpuntclusters en onderlinge combinaties van technologieën binnen deze clusters;
6° kleine en middelgrote onderneming (kmo): een onderneming met minder dan 250 werknemers en met, in het boekjaar dat voorafgaat aan het jaar van de aanvraag, een jaaromzet van minder dan 50.000.000 EUR of een balanstotaal van minder dan 43.000.000 EUR;
7° onderneming: elke organisatie die, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, een economische activiteit uitoefent, waarbij onder economische activiteit wordt verstaan ‘iedere activiteit die bestaat uit het aanbieden van goederen en diensten op een markt’;
8° onderneming in moeilijkheden: is een onderneming zoals bepaald in artikel 2, lid 18 uit verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard. Daarbij wordt vertrokken van de financiële gezondheid van het bedrijf op lange termijn;
9° organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding: een entiteit (zoals universiteiten of onderzoeksinstellingen, agentschappen voor technologieoverdracht, innovatie-intermediairs, entiteiten voor fysieke of virtuele onderzoeksgerichte samenwerking) die, ongeacht haar rechtsvorm (publiek- of privaatrechtelijke organisatie) of financieringswijze, zich in hoofdzaak bezighoudt met het onafhankelijk verrichten van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling, en met het breed verspreiden van de resultaten van die activiteiten door middel van onderwijs, publicaties of kennisoverdracht;
10° prototype: een vroeg voorbeeld, model of uitgave van een product dat is gebouwd om een concept of proces te testen;
11° provinciale speerpuntclusters: de door de Provincie Oost-Vlaanderen gedefinieerde economische clusters:
12° toegepast onderzoek: praktijkgericht onderzoek dat er op gericht is om een concreet probleem op te lossen;
13° TRL-niveau: een schaalverdeling bestaande uit 9 niveaus die aangeeft in welk stadium van ontwikkeling een innovatie zit:
14° zakelijkheidsbeginsel: de voorwaarden van de transactie tussen de contractpartijen wijken niet af van die welke zouden zijn overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, en behelzen geen enkele vorm van heimelijke verstandhouding. Iedere transactie die voortvloeit uit een open, transparante en niet-discriminerende procedure wordt geacht te voldoen aan het zakelijkheidsbeginsel.
Artikel 2 – Voorwerp
Binnen de perken van de daartoe in het meerjarenplan van de Provincie Oost-Vlaanderen goedgekeurde kredieten en overeenkomstig de bepaling van dit reglement kan de deputatie subsidies toekennen aan Oost-Vlaamse kleine of middelgrote ondernemingen en organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding die een samenwerking aangaan gericht op onderzoek en ontwikkeling van innovatieve producten, diensten of productieprocessen binnen de provinciale speerpuntclusters.
De deputatie beslist jaarlijks rond welke speerpuntcluster(s) er subsidies kunnen aangevraagd worden. Deze beslissing is terug te vinden op de website van de Provincie Oost-Vlaanderen of op te vragen via economie@oost-vlaanderen.be.
Artikel 3 – Aanvraagcriteria
Om in aanmerking te komen voor subsidie moet aan de volgende criteria voldaan zijn:
1° de projectpartners binnen het innovatieproject hebben rechtspersoonlijkheid;
2° het innovatieproject omvat een samenwerking tussen ten minste:
Er is sprake van daadwerkelijke samenwerking wanneer:
De voorwaarden van het samenwerkingsproject moeten vóór de aanvang van het project zijn overeengekomen, met name voor wat betreft:
Elke afspraak, ongeacht de benaming of vorm, die de onafhankelijkheid van de organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding in het project beperkt ten voordele van de industriële partner, is daarbij uitgesloten.
Maatwerkbedrijven, zoals voorzien in het Reglement met betrekking tot de toekenning van projectsubsidies voor de bevordering van innovatie en professionalisering door samenwerking tussen reguliere ondernemingen en maatwerkbedrijven worden uitgesloten binnen dit reglement.
3° de deelnemers aan het samenwerkingsverband gaan een concreet engagement aan en ondertekenen daartoe een samenwerkingsovereenkomst waarin zij hun deelname aan het project bevestigen, de projectverantwoordelijke aanduiden en de voorwaarden van het samenwerkingsproject bepalen;
4° de partners zijn geen onderneming in moeilijkheden;
5° de aanvrager treedt op als projectverantwoordelijke van het innovatieproject;
6° de zetel en/of activiteiten van de partners bevinden op het grondgebied van de provincie Oost-Vlaanderen;
7° het project moet een provinciaal of bovenlokaal bereik en/of belang hebben;
8° het project betreft experimentele ontwikkeling gericht op TRL-niveau 6 tem 8;
9° de projectpartners binnen het innovatieproject moeten voldoen aan alle verplichtingen die voortvloeien uit eerdere toekenning(en) van projectsubsidies en voldoen aan de EU-regelgeving inzake het ontvangen van staatssteun.
Artikel 4 - Aanvraagprocedure
§1. Tenzij de deputatie anders beslist, doet de Provincie Oost-Vlaanderen een jaarlijkse oproep om aanvraagdossiers in te dienen waarbij de uiterste indieningsdatum wordt gecommuniceerd. De aanvraag van de subsidie moet voor deze uiterste indieningsdatum via het daartoe bestemde aanvraagformulier digitaal worden ingediend via economie@oost-vlaanderen.be.
De ontvangstdatum van de e-mail geldt als bewijs van de datum van indiening. Laattijdige aanvragen worden als onontvankelijk afgewezen.
§2. Het aanvraagdossier moet minstens volgende stukken bevatten:
1° het volledig ingevuld aanvraagformulier, gedateerd en ondertekend door de projectverantwoordelijke;
2° identificatie van de deelnemende partners aan het innovatieproject: naam, zetel of adres, structuur, activiteiten, ondernemingsnummer, IBAN rekeningnummer en BIC code;
3° naam, telefoon, GSM en e-mailadres van de contactpersoon bij de projectverantwoordelijke;
4° naam, telefoon, GSM en e-mailadres van de contactpersonen bij de andere deelnemers aan het innovatieproject;
5° een ingevulde rekenmodule waaruit blijkt dat de betrokken projectpartners geen onderneming in moeilijkheden zijn;
6° een ingevulde kmo-test waaruit blijkt dat de betrokken projectpartners een kleine of middelgrote onderneming zijn;
7° een kopie van de tussen de deelnemers aan het innovatieproject afgesloten samenwerkingsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 3, 3° van dit reglement;
8° een omschrijving van de inhoudelijke rol van de deelnemende partners aan innovatieproject;
9° een gedetailleerde omschrijving van het project: vermoedelijke start- en einddatum, locatie project, projectdoelstellingen, activiteiten, stappenplan, beoogde resultaten, continuering na het project en voorziene communicatieacties;
10° een gedetailleerde omschrijving en raming van de kosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;
11° een duidelijke vermelding van het subsidiebedrag dat aan de Provincie Oost-Vlaanderen wordt gevraagd.
§3. Ten laatste twee weken na de indiening van de aanvraag wordt de aanvrager van de subsidie schriftelijk meegedeeld of zijn dossier al dan niet volledig is. Eventueel moet de aanvrager van de subsidie op schriftelijk verzoek alle bijkomende stukken voorleggen, noodzakelijk voor de beoordeling van zijn aanvraag. De deputatie wijst de aanvraag af als onontvankelijk indien de aanvrager van de subsidie binnen de veertien dagen geen passend gevolg geeft aan dit verzoek.
§4. Het project mag geen aanvang nemen alvorens de deputatie een beslissing heeft genomen over de aanvraag.
Het project heeft een maximale looptijd van 2 jaar, lopend vanaf de goedkeuring van het project door de deputatie.
Artikel 5 – Subsidiecriteria
De adviescommissie, zoals omschreven in artikel 6 van dit reglement, beoordeelt de aanvragen op diverse onderdelen en elementen als volgt:
1° op 50 punten: de kwaliteit van het innovatieproject
2° op 30 punten: impact
3° op 10 punten: het partnerschap
4° op 10 punten: communicatie en zichtbaarheid van het project.
Artikel 6 – Beslissingsprocedure
De aanvragen van de subsidie worden afgehandeld in volgorde van indiening en tot uitputting van het krediet.
Een projectsubsidie, verleend op basis van dit reglement, mag niet worden gecumuleerd met een andere subsidie van de Provincie Oost-Vlaanderen of andere overheid.
De aanvragen van de subsidie worden op voorhand beoordeeld en geselecteerd door een adviescommissie die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de dienst Economie, indien nodig bijgestaan door onafhankelijke experts. De leden van de adviescommissie worden aangeduid door de deputatie. De voorzitter van de adviescommissie is de gedeputeerde bevoegd voor economie. Deze adviescommissie komt op voorhand samen en maakt ten laatste 2 maand na de indieningsdatum een selectie van de aanvragen. Zij hanteert hierbij de subsidiecriteria zoals omschreven in artikel 5 en formuleert eventueel een voorstel met betrekking tot het bedrag van de subsidie van de deputatie.
De projectverantwoordelijke kan uitgenodigd worden om het innovatieproject voor te stellen aan de adviescommissie. De geselecteerde aanvragen worden voorgelegd aan de deputatie, die beslist.
De partners binnen het project worden uiterlijk 7 werkdagen na de beslissing van de deputatie op de hoogte gebracht. Dienst Economie volgt de voor subsidie goedgekeurde projecten op in afstemming met de POM Oost-Vlaanderen.
Inhoudelijke en financiële wijzigingen moeten steeds aangevraagd en gemotiveerd worden aan de dienst Economie. Indien de partners de vooropgestelde timing van het project niet kunnen aanhouden, kan het project, in afwijking met artikel 4, §4, met maximaal 1 jaar verlengd worden mits toestemming door de deputatie. Hiertoe dient de aanvrager uiterlijk 3 maand voor het verstrijken van de looptijd van het innovatieproject, een gemotiveerde aanvraag tot verlenging in bij de dienst Economie van de Provincie Oost-Vlaanderen.
Artikel 7 – Bedrag van de subsidie en modaliteiten van uitbetaling
§1. De deputatie kan aan het innovatieproject een eenmalige subsidie van maximaal 50% van de werkelijk gemaakte kosten toekennen tot een maximumbedrag van 100 000 EUR. Het bedrag dat niet gedekt wordt door de subsidie wordt gedragen door eigen middelen van de projectpartners.
De subsidie wordt in schijven uitbetaald. Er wordt een voorschot van 50% uitbetaald. Het saldo van 50% wordt uitbetaald na het voorleggen van de vereiste verantwoordingsstukken.
§2. Volgende uitgaven komen in aanmerking voor subsidiëring: personeelskosten, werkingskosten, externe prestaties en investeringen.
Daarbij dient aan volgende cumulatieve voorwaarden voldaan te worden:
1° de kosten zijn rechtstreeks toe te wijzen aan het project;
2° de kosten worden gemaakt na de beslissing van de deputatie zoals omschreven in artikel 6 van dit reglement en vallen binnen het project;
3° de kosten zijn noodzakelijk voor de uitvoering van het project:
De loonkosten worden begroot op basis van een standaard uurtarief (SUT) vermenigvuldigd met de aan de project bestede tijd. Het standaard uurtarief wordt bepaald door het bruto maandloon van de maand januari (of de maand waarop de werknemer gestart is) te vermenigvuldigen met een coëfficiënt van 1,2%;
Het bruto maandsalaris staat in verhouding tot de vereiste kwalificaties en wordt beperkt tot een maximum van 100 EUR per uur;
4° de kosten zijn duidelijk opgenomen en geïdentificeerd in de raming van de kosten van het project zoals omschreven in artikel 4, 10° van dit reglement;
5° geen van de ondernemingen en organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding neemt meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening;
6° onderlinge facturatie tussen projectpartners is niet toegestaan.
§3. Volgende uitgaven komen niet in aanmerking voor subsidiëring:
§4. De toekenning van deze subsidie gebeurt in overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel, de regelgeving inzake mededinging en staatssteun. Daarbij wordt gesteund op:
Artikel 8 – Intellectueel eigendom
§1. Standaard gelden volgende afspraken met betrekking tot intellectueel eigendom van de projectresultaten:
1° elke partij blijft eigenaar van de projectresultaten die voortkomen uit het werk dat is uitgevoerd door die partij (of haar verbonden entiteiten of onderaannemers);
2° twee of meer begunstigden bezitten gezamenlijk resultaten indien:
Een bij de projectaanvraag gevoegde regeling voor intellectueel eigendom kan bovenstaande aanvullen.
§2. De Provincie Oost-Vlaanderen heeft het recht om niet-gevoelige informatie met betrekking tot de actie te gebruiken en materiaal/documentatie te ontvangen van de begunstigden (met name samenvattingen, behaalde resultaten, evenals elk ander materiaal, zoals foto's of audiovisueel materiaal, op papier of elektronische vorm) voor beleid, informatie, communicatie, verspreiding en publiciteitsdoeleinden in functie van het slimme specialisatiebeleid, en dit zowel tijdens als na afloop van het project.
Artikel 9 – Verbintenissen van de aanvrager van de subsidie
De aanvrager van de subsidie verbindt zich ertoe:
1° de toegekende subsidie aan te wenden voor het doel waarvoor zij werd toegekend;
2° de administratie te voeren volgens het daartoe bestemde documenten voor de inhoudelijke en financiële rapportering;
3° de projectresultaten op ruime schaal te verspreiden via conferenties, evenementen, publicaties, vrij toegankelijke en gratis online databanken of software;
4° de samenwerking met en/of het logo van de Provincie Oost-Vlaanderen en Innovation Playground op herkenbare wijze te vermelden en/of aan te brengen op alle communicatie die wordt gevoerd met betrekking tot het gesubsidieerde innovatieproject;
5° de communicatie over het project en de projectresultaten alsook het ontwikkelde communicatiemateriaal steeds op voorhand af te stemmen met de Provincie Oost-Vlaanderen;
6° de Provincie Oost-Vlaanderen steeds uit te nodigen voor elk evenement die door het gesubsidieerde innovatieproject georganiseerd wordt;
7° de Provincie Oost-Vlaanderen aan bod te laten komen via een voorwoord of een evenwaardig alternatief voor elk evenement en persinitiatief die door het gesubsidieerde innovatieproject georganiseerd wordt;
8° informatie en beeldmateriaal ter beschikking te stellen aan de dienst Economie met het oog op de communicatie over het provinciale speerpuntbeleid via Innovation Playground;
9° de aanvangs- en einddatum van (project) mee te delen;
10° de vorderingen, moeilijkheden en realisaties van het project halfjaarlijks te rapporteren aan het dienst Economie. De rapportering wordt vervolgens besproken tijdens een stuurgroep dat samengesteld is uit vertegenwoordigers van het dienst Economie en de organisaties die betrokken zijn in het innovatieproject. Waar nodig wordt de stuurgroep aangevuld met andere provinciale diensten;
11° uiterlijk binnen de drie maanden na de voltooiing van het project de volgende gegevens aan het provinciebestuur te bezorgen:
Artikel 10 – Controle en sancties
De Provincie Oost-Vlaanderen heeft het recht om de aanwending van de subsidies te (laten) controleren op basis van het Reglement van 12 oktober 2005 met betrekking tot de controle op de toekenning en op de aanwending van toelagen en de reservevorming met provinciale subsidies. Dit reglement bevat, afhankelijk van het bedrag van de subsidie, de controlemechanismen en een opsomming van de stukken die in functie van de financiële controle minimaal moeten worden ingediend ter verantwoording van de subsidie.
Indien blijkt dat onjuiste gegevens werden opgenomen in de aanvraag van de subsidie of in de in te dienen stukken of indien blijkt dat dit reglement niet correct werd nageleefd, kan de deputatie, onverminderd het vorige lid, de toegekende subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.
In het bijzonder dient daarbij de zogeheten ‘Deggendorf-clausule’ in acht genomen te worden. Hierin wordt betaling uitgesloten van steun aan een onderneming, waarbij eerdere steun onrechtmatig en onverenigbaar is verklaard met de interne markt.
Misbruik kan aanleiding geven tot uitsluiting van toekomstige subsidies van de Provincie Oost-Vlaanderen.
Artikel 11 – Betwistingen
De deputatie beslist over alle betwistingen met betrekking tot de toepassing van dit reglement.
Artikel 12 – Slotbepalingen
Dit reglement treedt in werking op 30 oktober 2022.
Tussenkomsten: raadsleden Olaf Evrard, Hilde Bruggeman, Elisabet Dooms, Hans Mestdagh, Kenneth Taylor, Bart Blommaert, Greet De Troyer
Raadslid Hilde Bruggeman vraagt een globaal overzicht over de evoluties (en fusies) bij de sociale huisvestingsmaatschappijen te agenderen op een commissiezitting.
Gedeputeerde An Vervliet reageert namens de deputatie.
Gedeputeerde An Vervliet steunt de vraag tot behandeling van dit thema op de eerstvolgende zitting van de 1ste commissie.
Op de provincieraad van 7 september 2022 stond het ontslag van mevrouw De Jaeger uit de raad geagendeerd, alsook haar opvolging door dhr. Erwin Goethals.
Mevrouw De Jaeger dient tevens vervangen te worden als lid of plaatsvervangend lid van de algemene vergaderingen van deze 4 maatschappijen.
Het gaat hierbij over een rechtstreekse aanduiding van een vertegenwoordiger van het provinciebestuur door het provinciebestuur. Er is geen sprake van onverenigbaarheden inzake de vertegenwoordiging van de aandeelhouders in de algemene vergadering.
Het recht om aan de algemene vergadering van aandeelhouders deel te nemen en te stemmen mag overigens overgedragen worden, zij het alleen aan een aandeelhouder of vennoot die zelf recht heeft om de vergaderingen bij te wonen.
Provinciedecreet van 9 december 2005, artikel 42, §1 en artikel 43, §2, 5;
Vlaamse Codex Wonen van 1 januari 2021;
Besluit Vlaamse Codex Wonen van 11 september 2020;
Provincieraadsbesluit van 14 februari 2019 houdende Wonen – Vertegenwoordiging in VMSW, regionale sociale huisvestingsmaatschappijen en in sociale kredietvennootschappen (Nano 1900807);
Provincieraadsbesluit van 7 september 2022 betreffende het ontslag van provincieraadslid Lut De Jaeger (Notula 2022_PR_00107);
Provincieraadsbesluit van 7 september 2022 betreffende de opvolging van een ontslagnemend provincieraadslid door Erwin Goethals (Notula 2022_PR_00108).
Het provinciebestuur is aandeelhouder in de meeste door de Vlaamse overheid erkende sociale huisvestingsmaatschappijen.
Een aantal raadsleden vertegenwoordigen de Provincie binnen de raden van bestuur en/of algemene vergaderingen van die maatschappijen.
Zo ook mevrouw Lut De Jaeger, die echter ontslag nam uit de provincieraad en dus dient vervangen te worden als vertegenwoordiger.
Naar aanleiding van het ontslag van mevrouw Lut De Jaeger als raadslid, waarvan de provincieraad kennis nam op 7 september 2022, en haar opvolging door de heer Erwin Goethals, goedgekeurd door de provincieraad op 7 september 2022, wordt voorgesteld om de mandaten van mevrouw Lut De Jaeger te herverdelen en toe te wijzen aan andere raadsleden. Het betreft meer bepaald:
ter vervanging van mevrouw Lut De Jaeger wordt de heer Erwin Goethals voorgedragen als effectief lid van de algemene vergadering (vak I van de bijgevoegde lijst);
ter vervanging van mevrouw Lut De Jaeger wordt de heer Koen Roman aangeduid als plaatsvervangend lid van de algemene vergadering (vak II van de bijgevoegde lijst);
ter vervanging van mevrouw Lut De Jaeger wordt mevrouw Elisabet Dooms aangeduid als plaatsvervangend lid van de algemene vergadering (vak II van de bijgevoegde lijst);
ter vervanging van mevrouw Lut De Jaeger wordt mevrouw Elisabet Dooms aangeduid als plaatsvervangend lid van de algemene vergadering (vak II van de bijgevoegde lijst).
Een uittreksel uit dit besluit zal worden overgemaakt aan de betrokken partijen.
Tussenkomsten: geen
Het onderzoek van de stukken heeft het volgende uitgewezen:
Het resultaat van de jaarrekening 2021 is in overeenstemming met het saldo van de zichtrekening op 29 december 2021.
In 2021 bedroeg de provinciale exploitatietoelage 21.000 EUR.
Rekening houdend met het exploitatieoverschot 2020 en de in 2021 ontvangen exploitatietoelage sluit het jaar 2021 af met een overschot in de exploitatie van 6.337,69 EUR.Exploitatieresultaat 2021 | -21.691,70 € |
Overboeking naar investeringen | 0,00 € |
Overschot jaar 2020 | 7.029,39 € |
Exploitatietoelage 2021 | 21.000,00 € |
Overschot exploitatie | 6.337,69 € |
Uit de ingediende jaarrekening blijkt dat het comité het exploitatiebudget strikt heeft opgevolgd. De uitgaven zijn lager dan voorzien.
In het jaar 2021 werd de saldofactuur voor de aankoop van een ‘mihrab’ betaald (2.925 EUR) en werden de facturen voor de aankoop van een 'minbar' betaald (6.930 EUR), waarvoor tevens een provinciale investeringstoelage van 9.855 EUR werd toegekend.
Verder blijkt uit de controle van de stukken dat de verantwoording geen aanleiding geeft tot opmerkingen die van aard zijn de jaarrekening ongunstig te adviseren.
Op basis van het onderzoek van voorliggend dossier kan gunstig advies worden verleend aan de jaarrekening 2021.Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.
Besluit van de Vlaamse Regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten.
Jaarrekening 2021 van de Islamitische gemeenschap Ensarija, met zetel te Loodsenstraat 56/001, 9000 Gent, vastgesteld in de vergadering van het comité van deze gemeenschap op 28 augustus 2022 en ingediend bij de Provincie op 6 september 2022.Een afschrift van dit besluit zal naar de gouverneur worden verzonden.
Tussenkomsten: geen
Het onderzoek van de stukken heeft het volgende uitgewezen:
Het resultaat van de jaarrekening 2021 is in overeenstemming met het saldo van de zichtrekening op 30 december 2021.
In 2021 bedroeg de provinciale exploitatietoelage 35.600 EUR.
Rekening houdend met het exploitatieoverschot 2020 en de in 2021 ontvangen exploitatietoelage sluit het jaar 2021 af met een overschot in de exploitatie van 8,87 EUR.
Exploitatieresultaat 2021 | -35.598,21 € |
Overboeking naar investeringen | 0,00 € |
Overschot jaar 2020 | 7,08 € |
Exploitatietoelage 2021 | 35.600,00€ |
Overschot exploitatie | 8,87 € |
Uit de ingediende jaarrekening blijkt dat de uitgaven opgenomen in MAR 2009 ‘overige verbruiksgoederen eredienst’ hoger zijn dan geraamd, maar dit wordt verklaard doordat het comité genoodzaakt was om, ingevolge de coronapandemie, bijkomend materiaal (o.a. handgel en mondmaskers) aan te kopen.
Niettegenstaande hierdoor de gebudgetteerde uitgaven in rubriek 20 ‘Eredienst’ worden overschreden, kan dit worden aanvaard nu deze meeruitgaven gecompenseerd worden door minderuitgaven in rubriek 21 ‘Gebouw van de eredienst’ en rubriek 22 ‘Bestuur van de eredienst’.
In het jaar 2021 zijn er geen investeringen geweest.
Verder blijkt uit de controle van de stukken dat de verantwoording geen aanleiding geeft tot opmerkingen die van aard zijn de jaarrekening ongunstig te adviseren.
Op basis van het onderzoek van voorliggend dossier kan gunstig advies worden verleend aan de jaarrekening 2021.
Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.
Besluit van de Vlaamse Regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten.
Jaarrekening 2021 van de Islamitische gemeenschap Tevhid Camii, met zetel te F. Ferrerlaan 214A, 9000 Gent, vastgesteld in de vergadering van het comité van deze gemeenschap op 27 augustus 2022 en ingediend bij de Provincie op 2 september 2022.Een afschrift van dit besluit zal naar de gouverneur worden verzonden.
Tussenkomsten: geen
Het onderzoek van de stukken heeft het volgende uitgewezen:
Het resultaat van de jaarrekening 2021 is in overeenstemming met het saldo van de zichtrekening op 31 december 2021.
In 2021 bedroeg de provinciale exploitatietoelage 32.000 EUR.
Rekening houdend met het exploitatieoverschot 2020 en de in 2021 ontvangen exploitatietoelage sluit het jaar 2021 af met een overschot in de exploitatie van 37.843,17 EUR.Exploitatieresultaat 2021 | -25.602,15 € |
Overboeking naar investeringen | 0,00 € |
Overschot jaar 2020 | 31.445,32 € |
Exploitatietoelage 2021 | 32.000,00 € |
Overschot exploitatie | 37.843,17 € |
Uit de ingediende jaarrekening blijkt dat de kerkfabriekraad het exploitatiebudget strikt heeft opgevolgd. De uitgaven zijn lager dan voorzien. Het budget van 4.000 EUR voor de aankoop van airconditioning units, voorzien in MAR 2109 'andere', werd niet benut.
In het jaar 2021 zijn er geen investeringen geweest, wel gebeurde een terugbetaling van de door de vzw CORFOO in voorgaande jaren voorgeschoten uitgaven (12.784,89 EUR), waardoor het investeringsluik opnieuw in evenwicht afsluit.
Verder blijkt uit de controle van de stukken dat de verantwoording geen aanleiding geeft tot opmerkingen die van aard zijn de jaarrekening ongunstig te adviseren.
Op basis van het onderzoek van voorliggend dossier kan gunstig advies worden verleend aan de jaarrekening 2021.Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.
Besluit van de Vlaamse Regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten.
Jaarrekening 2021 van de Orthodoxe kerkfabriek Heilige Apostel Andreas en Heilige Materne, met zetel te Begijnhof 41 A, 9300 Aalst, vastgesteld in de vergadering van de kerkfabriekraad van deze gemeenschap op 28 augustus 2022 en ingediend bij de Provincie op 2 september 2022.Een afschrift van dit besluit zal naar de gouverneur worden verzonden.
Tussenkomsten: geen
Het onderzoek van de stukken heeft het volgende uitgewezen:
In 2021 bedroeg de totale provinciale toelage 1.686.000 EUR waarvan:
Rekening houdend met deze provinciale toelagen en de ontvangsten uit financiering, sluit de jaarrekening 2021 af met een globaal overschot van 690.377,86 EUR, bestaande uit:
Dit overschot is in overeenstemming met het saldo van de onderliggende werkingsrekeningen (dit zijn de zicht- en spaarrekeningen die deel uitmaken van de 'beschikbare gelden/kasvoorraad').
Ook de eindtoestand van de geldbeleggingen (103.340,83 EUR) sluit aan met het saldo van de onderliggende patrimoniumrekeningen (dit zijn de zicht- en spaarrekeningen die deel uitmaken van het 'privaat patrimonium').
Door de kathedrale kerkraad werd tevens een uitgebreide toelichtende nota toegevoegd.
Exploitatie
Rekening houdend met het exploitatieoverschot 2020, de financieringsuitgaven, de overboeking naar investeringen en de in 2021 ontvangen exploitatietoelage sluit het jaar 2021 af met een overschot in de exploitatie van 67.708,17 EUR.
Exploitatieresultaat 2021 | 74.149,64 € |
Financiering | -83.333,33 € |
Overboeking naar investering | -180.000,00 € |
Overschot jaar 2020 | 94.891,86 € |
Exploitatietoelage 2021 | 162.000,00 € |
Overschot exploitatie | 67.708,17 € |
Het bedrag van -83.333,33 EUR in de rubriek ‘Financiering’ betreft de eerste periodieke kapitaalsaflossing van de aangegane lening voor de investering in het nieuw bezoekerscentrum.
Naast de in het MJP en budget voorziene jaarlijkse overboeking van 100.000 EUR voor het vernieuwen van de Augmented Reality-toepassing in 2025 (of later), werd tevens een bedrag van 80.000 EUR overgeboekt naar het investeringsluik als provinciale tussenkomst in de werken aan de torens kruisbeuk noord.
Uit de ingediende jaarrekening en toelichtende nota blijkt dat zowel de exploitatieontvangsten als exploitatie-uitgaven lager zijn dan voorzien.
Investeringen
Rekening houdend met het investeringsoverschot 2020, de ontvangsten uit financiering, de overboeking uit exploitatie en de in 2021 ontvangen investeringstoelage sluit het jaar 2021 af met een overschot in de investeringen van 622.669,69 EUR.
Investeringsresultaat 2021 | -8.182.136,71 € |
Financiering | 8.425.000,00 € |
Overboeking uit exploitatie | 180.000,00 € |
Overschot jaar 2020 | 199.806,40 € |
Overschot investeringen | 622.669,69 € |
Dit overschot heeft betrekking op verschillende projecten waarvan de ontvangsten (erfgoedpremie, provinciale toelage, giften, …) niet altijd in hetzelfde jaar vallen als de gedane uitgaven.
Uit de ingediende stukken blijkt dat volgende projecten een overschot vertonen:
Dit overschot zal in de komende jaren worden verrekend wanneer de uitgaven verwacht worden. Over de jaren heen zullen de projecten in evenwicht afsluiten.
De investeringsuitgaven hebben in hoofdzaak betrekking op het project ‘nieuw bezoekerscentrum en restauratie kranskapellen’, waarvoor in 2021 een provinciale investeringstoelage van 1.500.000 EUR werd uitbetaald. Verder werd ook het saldo van 24.000 EUR van de in 2018 toegekende provinciale investeringstoelage voor de verlichting van de Toren uitbetaald.
Omdat de ontvangsten uit subsidies, sponsoring en giften onvoldoende zijn om het project 'nieuw bezoekerscentrum en restauratie kranskapellen’ te financieren, was de kathedrale kerkfabriek genoodzaakt om een investeringskrediet van 25.000.000 EUR af te sluiten, waarvan 15.550.000 EUR werd opgenomen in 2020 en 8.425.000 EUR in 2021. Dit krediet werd afgesloten bij BNP Paribas Fortis en de terugbetaling ervan is voor 100% gewaarborgd door de Vlaamse overheid.
Verder blijkt uit de controle van de stukken dat de verantwoording geen aanleiding geeft tot opmerkingen die van aard zijn de jaarrekening ongunstig te adviseren.
Op basis van het onderzoek van voorliggend dossier kan gunstig advies worden verleend aan de jaarrekening 2021.
Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.
Besluit van de Vlaamse Regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten.
Jaarrekening 2021 van de Kathedrale kerkfabriek Sint-Baafs, met zetel te Hoofdkerkstraat 1, 9000 Gent, vastgesteld in de vergadering van de kathedrale kerkraad op 10 augustus 2022 en ingediend bij de Provincie op 29 augustus 2022.
De provincieraad adviseert de jaarrekening 2021 van de Kathedrale kerkfabriek Sint-Baafs, met zetel te Hoofdkerkstraat 1, 9000 Gent, gunstig.
Een afschrift van dit besluit zal naar de gouverneur worden verzonden.
De mondelinge vraag van raadslid Olaf Evrard over de erkenningsaanvragen van Islamitische geloofsgemeenschappen (IR2) wordt samen met dit punt behandeld.
Raadslid Olaf Evrard licht zijn vraag toe.
Gedeputeerde Kurt Moens beantwoordt de vraag namens de deputatie.
Tussenkomsten op het punt: raadsleden Hilde Bruggeman, Kenneth Taylor, Bruno Matthys, Greet De Troyer
Gedeputeerde Kurt Moens reageert namens de deputatie.
Met brief van 18 juli 2022 vraagt het Agentschap Binnenlands Bestuur namens de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen aan de Provincie Oost-Vlaanderen om een advies te bezorgen over de erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap El Muslimeen te Aalst.
Deze brief werd samen met het geactualiseerd dossier op 19 juli 2022 ontvangen, wat tot gevolg heeft dat de adviestermijn van 4 maanden verstrijkt op 18 november 2022.
Dit geactualiseerd dossier moet de Provincie toelaten om de erkenningscriteria, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet, geïnformeerd te beoordelen.
Nu artikel 7 van het Erkenningsdecreet bepaalt dat “Een lokale geloofsgemeenschap kan worden erkend als ze voldoet aan al de volgende criteria” (eigen onderlijning) betekent dit concreet dat, zodra aan één van de criteria niet is voldaan, de lokale geloofsgemeenschap niet kan worden erkend.
Om te beoordelen of aan al de erkenningscriteria is voldaan, worden deze hierna dan ook één voor één besproken:
1° ze heeft een juridische structuur die aangepast is aan het aangevraagde openbaar statuut en waarover er transparantie is
De lokale geloofsgemeenschap El Muslimeen beschikt over een juridische structuur in de vorm van een vzw. Dit is een correcte juridische structuur, waarvan de statuten in het geactualiseerd dossier zijn toegevoegd.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
2° ze is financieel leefbaar en biedt transparantie daarover
Eens een lokale geloofsgemeenschap is erkend, gebeurt het financieel beheer van het bestuur van de eredienst volgens de daartoe vastgelegde regelgeving. Om na te gaan of de lokale geloofsgemeenschap voldoende voorbereid is, moet de lokale geloofsgemeenschap voldoende transparant zijn over haar financiële toestand en dient het aanvraagdossier, op straffe van onontvankelijkheid (art. 67 §2 Erkenningsdecreet), onder meer de volgende financiële documenten te bevatten die de financiële leefbaarheid aantonen:
Vooreerst wordt vastgesteld dat de vereiste dat het aanvraagdossier 'de laatste jaarrekening voor het geheel van de activiteiten' moet bevatten niet wordt gerespecteerd. Uit het geactualiseerd dossier blijkt dat de jaarrekening voor het geheel van de activiteiten betrekking heeft op het jaar 2020, niettegenstaande op 1 juli 2022 (datum van indiening van het aanvraagdossier bij het Agentschap Binnenlands Bestuur) de algemene vergadering van de vzw reeds over de jaarrekening 2021 beslist moest hebben (cf. artikel 3:47 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen). De rechtsgeldigheid van de door het Agentschap Binnenlands Bestuur ontvankelijk verklaarde aanvraag kan dan ook in vraag worden gesteld.
Op basis van het onderzoek van de financiële documenten wordt verder vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap niet financieel leefbaar is:
1) Uit de jaarrekening voor het geheel van de activiteiten (jaar 2020) blijkt:
2) Uit de jaarrekening voor dat gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst (jaar 2021) blijkt:
Gelet op het feit dat er in de jaarrekening 2021 geen uitgaven zijn voor de eredienst zelf (rubriek 20) en gelet op de minimale uitgaven voor het onderhoud van het gebouw van de eredienst (41 EUR in MAR 2103) wordt het getrouw beeld van deze jaarrekening dan ook in vraag gesteld.
3) Uit de financiële nota van het ontwerp van meerjarenplan blijkt dan weer dat de eigen inkomsten worden verhoogd naar een bedrag van 8.500 EUR in 2023, oplopend naar 9.000 EUR in 2028. Zowel uit de praktijk als uit studies hieromtrent (zie bvb. studie Torfs, p. 90) blijkt echter dat de inkomsten uit giften en inzamelingen dalen in geval van een erkenning. Er kan dan ook getwijfeld worden aan de juistheid van dit bedrag.
Verder blijkt uit de strategische nota dat het bedrag in rubriek 210 ‘hoofdgebouw eredienst’ enkel uitgaven voor nutsvoorzieningen, schoonmaken en brandverzekering omvat, terwijl er kan worden verwacht dat er voor het gebruik van het gebouw van de eredienst een vergoeding aan de vzw zal moeten worden betaald. Er kan dan ook getwijfeld worden aan de juistheid van dit bedrag.
Dit alles betekent dan ook dat de budgettaire impact op de provinciale financiën aanzienlijk groter zal zijn dan vooropgesteld in het ontwerp van meerjarenplan.
Samengevat kan worden gesteld dat de lokale geloofsgemeenschap El Muslimeen niet financieel leefbaar is en onvoldoende transparantie biedt. Mede gelet op het manifest gebrek aan eigen middelen wordt niet voldaan aan dit criterium.
3° ze ontvangt noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks buitenlandse financiering of ondersteuning als die financiering of ondersteuning afbreuk doet aan haar onafhankelijkheid. Ze ontvangt geen financiering of ondersteuning die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging
Uit de jaarrekening 2020 blijkt dat de lokale geloofsgemeenschap El Muslimeen een schuld heeft van meer dan 73.000 EUR, waarvan de mogelijkheid tot terugbetaling in vraag kan worden gesteld nu de eigen inkomsten beperkt zijn (3.284 EUR in 2020 en 1.250 EUR in 2021). Er kan dan ook worden gesteld dat deze financiering of ondersteuning afbreuk doet aan de onafhankelijkheid van deze lokale geloofsgemeenschap.
Uit het geactualiseerd dossier blijkt echter niet welke de oorsprong is van die financiering of ondersteuning, noch of dit dan buitenlandse financiering of ondersteuning betreft, noch of deze rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
4° ze toont de maatschappelijke relevantie aan van de lokale geloofsgemeenschap aan de hand van:
a) de bevestiging door het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap minstens tweehonderd leden telt binnen de gebiedsomschrijving;
b) de zorg voor de materiële voorwaarden die de uitoefening van de eredienst en het behoud van de waardigheid ervan mogelijk maken;
c) het onderhoud en de bewaring van de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst;
d) het onderhouden van duurzame contacten met de lokale overheid van de gemeente waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn;
e) het respecteren van het principe van goed nabuurschap en het onderhouden van duurzame contacten met de lokale gemeenschap waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn
Vooreerst omvat het geactualiseerd dossier geen bevestiging door het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap El Muslimeen minstens tweehonderd leden telt.
Wat betreft de zorg voor de materiële voorwaarden en het onderhoud en de bewaring van de gebouwen wordt vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap El Muslimeen in voorgaande jaren een aantal uitgaven m.b.t. de eredienst heeft gedragen en geïnvesteerd heeft in het gebouw van de eredienst (het actief van de balans bevat een post 'inrichting gebouwen'), weliswaar beperkt.
Uit het geactualiseerd dossier blijkt echter niet dat de lokale geloofsgemeenschap El Muslimeen initiatieven onderneemt om duurzame contacten te onderhouden met de stad Aalst en de lokale gemeenschap, noch dat ze het principe van goed nabuurschap respecteert. De verklaring op eer voor het aantonen van haar maatschappelijke relevantie volstaat niet als bewijs, nu dit criterium een resultaatsverbintenis betreft en de lokale betrokkenheid en integratie aangetoond moet worden op basis van bewijsstukken (brieven, mails, krantenartikelen, …) van de in het verleden genomen initiatieven.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
5° de leden van het voorlopig bestuursorgaan leven, behalve bij incidentele overmacht, al de volgende verplichtingen na:
a) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook, medewerking te verlenen aan activiteiten die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan;
b) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de organisatie en werking van het voorlopig bestuursorgaan;
c) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die in door de lokale geloofsgemeenschap gebruikte lokalen en plaatsen aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de gebruikte lokalen en plaatsen;
d) de verplichting om, onverminderd de vrijheid van godsdienst, alle redelijke inspanningen te ondernemen om geldende wetgeving na te leven en niet hun medewerking te verlenen aan handelingen strijdig met de geldende wetgeving, in het bijzonder de Grondwet en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
e) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook aan te zetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan
De lokale geloofsgemeenschap El Muslimeen toont aan dat zij aan dit criterium voldoet door het ondertekenen van een verklaring op eer, nu dit criterium een inspanningsverbintenis en geen resultaatsverbintenis betreft.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
6° ze toont aan dat het toekomstig bestuur van de eredienst houder zal worden van zakelijke rechten op de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst of bij gebreke daarvan, wanneer de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst geen eigendom zijn van een publieke rechtspersoon, kan ze een afschrift voorleggen van een overeenkomst die met de eigenaar van de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst is gesloten over het gebruik van de gebouwen of de andere infrastructuur door het toekomstig bestuur van de eredienst
In het geactualiseerd dossier is een verklaring opgenomen waarin de vzw verklaart eigenaar te zijn van het gebouw van de eredienst en dat er een "intentioneel akkoord is om erediensten te organiseren en te verrichten in het pand met de aanwezige infrastructuur. Hierbij wordt de overdracht mogelijk en toegestaan."
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
7° het voorlopig bestuursorgaan bezorgt de voor- en achternaam, adres, rijksregisternummer, e-mailadres, telefoonnummer, nationaliteit, geboortedatum en geslacht van de leden van het voorlopig bestuursorgaan aan de Vlaamse Regering, het representatief orgaan, de financierende overheid en in voorkomend geval de adviserende gemeente. Als er tussentijdse wijzigingen zijn, meldt het voorlopig bestuursorgaan dat binnen dertig dagen aan deze instanties
Het geactualiseerd dossier bevat de gevraagde gegevens van de leden van het voorlopig bestuursorgaan en de bedienaar van de eredienst, evenals een uittreksel uit het strafregister conform artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat niet ouder is dan negentig dagen (cf. artikel 67, §2, 6° en 7° van het Erkenningsdecreet). Hieruit blijkt dat een lid van het bestuursorgaan niet over een blanco strafregister beschikt, doch reeds verschillende malen veroordeeld werd. Uit artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering blijkt dat het gevraagde model van uittreksel bestemd is voor het uitoefenen van “een activiteit die onder opvoeding, psycho-medisch-sociale begeleiding, hulpverlening aan de jeugd, kinderbescherming, animatie of begeleiding van minderjarigen valt”, wat vereist dat een blanco strafregister moet voorgelegd worden.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
8° ze heeft enkel bedienaars van de eredienst en hun vervangers die voldoen aan de inburgeringsplicht die in voorkomend geval op hen van toepassing is conform het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie en inburgeringsbeleid
Gelet op de Belgische nationaliteit van de bedienaar van de eredienst, kan er van uitgegaan worden dat de voorwaarde van de inburgeringsplicht niet van toepassing is, zodat aan dit criterium wordt voldaan.
9° ze heeft geen bedienaars van de eredienst en hun vervangers die rechtstreeks of onrechtstreeks bezoldigd zijn door een buitenlandse overheid
Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet op welke wijze de bedienaar van de eredienst wordt bezoldigd, noch of deze bezoldiging dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks door een buitenlandse overheid wordt gefinancierd.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
* * *
Voor de volledigheid wordt meegegeven dat het geactualiseerd dossier onvoldoende gegevens bevat om de criteria 3°, 4° en 9° ten gronde te beoordelen, maar gelet op het feit dat artikel 7 van het Erkenningsdecreet bepaalt dat de lokale geloofsgemeenschap aan al de criteria moet voldoen (= cumulatief) én gelet op het feit dat uit het onderzoek is gebleken dat de lokale geloofsgemeenschap niet voldoet aan de criteria 2° en 7°, werden er voor de criteria 3°, 4° en 9° geen bijkomende stukken opgevraagd.
Op basis van de beoordeling van de verschillende erkenningscriteria wordt vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap El Muslimeen niet voldoet aan al de verplichtingen, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet, wat tot gevolg heeft dat een ongunstig advies dient te worden gegeven.
Bovendien wordt erop gewezen dat er in de provincie Oost-Vlaanderen reeds vijf islamitische geloofsgemeenschappen zijn erkend en dat er op heden, meer dan 10 jaar na de erkenning van de vierde islamitische geloofsgemeenschap in 2011, nog steeds geen centraal bestuur werd opgericht, niettegenstaande artikel 256 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten dit verplicht.
Bijkomend dient ook nog meegegeven te worden dat door de Provincie Antwerpen een beroep tot vernietiging van artikel 67 en tot gedeeltelijke vernietiging van de artikelen 18 en 47 van het Erkenningsdecreet van 22 oktober 2021 werd ingesteld. Ook door de ivzw Internationale Vereniging Diyanet van België, de vzw L’Association musulmane culturelle albanaise de Belgique, de vzw Islamitische Federatie van België en de vzw Rassemblement des Musulmans de Belgique werd een beroep tot vernietiging van het Erkenningsdecreet van 22 oktober 2021 ingesteld (zaken samengevoegd overeenkomstig artikel 100 Bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijke Hof, BS 13 juni 2022).
Tenslotte wordt herhaald dat het beoefenen van een eredienst in wezen een persoonsgebonden aangelegenheid is en dat in het regeerakkoord 2014-2019 de Vlaamse Regering er uitdrukkelijk voor gekozen heeft de taken en bevoegdheden van de provincies verder te beperken: de provincies oefenen niet langer persoonsgebonden bevoegdheden uit. De beleidsnota Binnenlands Bestuur en Stedenbeleid 2014-2019 heeft die intentie geconcretiseerd: de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies worden naar de Vlaamse overheid en naar de gemeenten overgeheveld, wat resulteerde in het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies. In die zin is het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, waarin de provincies als financierende overheid worden aangeduid, tegenstrijdig met de beleidskeuze van de Vlaamse Regering.
Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.
Provinciedecreet van 9 december 2005.
Decreet van 22 oktober 2021 tot regeling van de erkenning van lokale geloofsgemeenschappen, de verplichtingen van de besturen van de eredienst en het toezicht daarop en tot wijziging van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten (citeeropschrift: "Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021").
Erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap El Muslimeen, met zetel te Fritz De Wolfkaai 5, 9300 Aalst, zoals ingediend door het Executief van de Moslims van België op 1 juli 2022 bij het Agentschap Binnenlands Bestuur, afdeling Lokale Organisatie en Werking.
Brief van 18 juli 2022 van het Agentschap Binnenlands Bestuur namens de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen, waarbij aan de Provincie Oost-Vlaanderen gevraagd wordt een advies te bezorgen over de erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap El Muslimeen te Aalst.
De provincieraad stelt de ontvankelijkheid van de erkenningsaanvraag van de lokale geloofsgemeenschap El Muslimeen, met zetel te Fritz De Wolfkaai 5, 9300 Aalst, in vraag, vermits het geactualiseerd dossier niet voldoet aan artikel 67, §2, 9° van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021.
De provincieraad adviseert de erkenningsaanvraag van de lokale geloofsgemeenschap El Muslimeen, met zetel te Fritz De Wolfkaai 5, 9300 Aalst, ongunstig, vermits niet voldaan wordt aan al de verplichtingen, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021.
De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering om geen nieuwe islamitische geloofsgemeenschappen te erkennen in de provincie Oost-Vlaanderen nu er, meer dan 10 jaar na de erkenning van de vierde islamitische geloofsgemeenschap in 2011, nog steeds geen centraal bestuur werd opgericht, niettegenstaande artikel 256 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten dit verplicht.
De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering om, omwille van de rechtszekerheid en in afwachting van het oordeel van het Grondwettelijk Hof m.b.t. de ingestelde beroepen tot gehele en/of gedeeltelijke vernietiging van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021, geen enkele lokale geloofsgemeenschap te erkennen binnen de provincie Oost-Vlaanderen.
De provincieraad herinnert de Vlaamse Regering eraan dat het beoefenen van een eredienst in wezen een persoonsgebonden aangelegenheid is en dat de Vlaamse Regering er uitdrukkelijk voor gekozen heeft de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies naar de Vlaamse overheid en naar de gemeenten over te hevelen, wat resulteerde in het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies. In die zin is het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, waarin de provincies als financierende overheid worden aangeduid, tegenstrijdig met de beleidskeuze van de Vlaamse Regering. De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering dan ook om het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten te herzien.
Afschrift van dit besluit zal worden overgemaakt aan het Agentschap Binnenlands Bestuur, afdeling Lokale Organisatie en Werking op het adres Havenlaan 88, bus 70 te 1000 Brussel.
Tussenkomst: raadslid Olaf Evrard
Met brief van 20 juli 2022 vraagt het Agentschap Binnenlands Bestuur namens de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen aan de Provincie Oost-Vlaanderen om een advies te bezorgen over de erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Muattar te Gent.
Deze brief werd samen met het geactualiseerd dossier op 25 juli 2022 ontvangen, wat tot gevolg heeft dat de adviestermijn van 4 maanden verstrijkt op 24 november 2022.
Dit geactualiseerd dossier moet de Provincie toelaten om de erkenningscriteria, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet, geïnformeerd te beoordelen.
Nu artikel 7 van het Erkenningsdecreet bepaalt dat “Een lokale geloofsgemeenschap kan worden erkend als ze voldoet aan al de volgende criteria” (eigen onderlijning) betekent dit concreet dat, zodra aan één van de criteria niet is voldaan, de lokale geloofsgemeenschap niet kan worden erkend.
Om te beoordelen of aan al de erkenningscriteria is voldaan, worden deze hierna dan ook één voor één besproken:
1° ze heeft een juridische structuur die aangepast is aan het aangevraagde openbaar statuut en waarover er transparantie is
De lokale geloofsgemeenschap Muattar beschikt over een juridische structuur in de vorm van een vzw. Dit is een correcte juridische structuur, waarvan de statuten in het geactualiseerd dossier zijn toegevoegd.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
2° ze is financieel leefbaar en biedt transparantie daarover
Eens een lokale geloofsgemeenschap is erkend, gebeurt het financieel beheer van het bestuur van de eredienst volgens de daartoe vastgelegde regelgeving. Om na te gaan of de lokale geloofsgemeenschap voldoende voorbereid is, moet de lokale geloofsgemeenschap voldoende transparant zijn over haar financiële toestand en dient het aanvraagdossier, op straffe van onontvankelijkheid (art. 67 §2 Erkenningsdecreet), onder meer de volgende financiële documenten te bevatten die de financiële leefbaarheid aantonen:
Vooreerst wordt vastgesteld dat de vereiste dat het aanvraagdossier 'de laatste jaarrekening' moet bevatten niet wordt gerespecteerd. Uit het geactualiseerd dossier blijkt dat de jaarrekening betrekking heeft op het jaar 2020, niettegenstaande op 1 juli 2022 (datum van indiening van het aanvraagdossier bij het Agentschap Binnenlands Bestuur) de algemene vergadering van de vzw reeds over de jaarrekening 2021 beslist moest hebben (cf. artikel 3:47 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen). De rechtsgeldigheid van de door het Agentschap Binnenlands Bestuur ontvankelijk verklaarde aanvraag kan dan ook in vraag worden gesteld.
Op basis van het onderzoek van de financiële documenten wordt verder vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap aantoont financieel leefbaar te zijn wat betreft het 'geheel van de activiteiten', maar dat ze niet financieel leefbaar is voor het 'gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst':
JR 2020 | JR 2020 | MJP 2023 | MJP 2028 | |
geheel activiteiten | enkel eredienst | |||
Ontvangsten | 89.460 € | 10.000 € | 6.050 € | 6.600 € |
Uitgaven | 29.434 € | 16.988 € | 53.200 € | 58.350 € |
overschot / tekort | 60.026 € | -6.988 € | -47.150 € | -51.750 € |
1) Uit de jaarrekening 2020 voor het geheel van de activiteiten blijkt:
2) Uit de jaarrekening 2020 voor dat gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst blijkt:
3) Uit een verdere analyse van de jaarrekening 2020 blijkt dat:
4) Uit de financiële nota van het ontwerp van meerjarenplan blijkt dat:
Het is onaanvaardbaar dat een lokale geloofsgemeenschap na de erkenning een aanzienlijk hogere provinciale tussenkomst vraagt (47.150 EUR in 2023), dan de tussenkomst die blijkt uit de jaarrekening voor dat gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst (6.988 EUR in 2020). De reden dat aan de lokale geloofsgemeenschap wordt gevraagd om de laatste jaarrekening voor het 'geheel' van de activiteiten aan te vullen met een jaarrekening voor dat 'gedeelte' van haar activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst, is net omdat op basis daarvan een projectie gemaakt moet worden voor de toekomst, zodat de gevraagde tussenkomsten realistisch kunnen worden ingeschat.
Vaststelling hier is echter dat:
Verder blijkt dat de strategische nota geen enkele toelichting bevat die de financiële nota enigszins verduidelijkt, zodoende dat er geen enkele transparantie wordt geboden.
Samengevat kan worden gesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Muattar niet financieel leefbaar is en onvoldoende transparantie biedt. Mede gelet op het manifest gebrek aan eigen middelen voor de eredienst wordt niet voldaan aan dit criterium.
3° ze ontvangt noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks buitenlandse financiering of ondersteuning als die financiering of ondersteuning afbreuk doet aan haar onafhankelijkheid. Ze ontvangt geen financiering of ondersteuning die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging
Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet welke de oorsprong is van de ontvangsten, noch of dit dan buitenlandse financiering of ondersteuning betreft, noch of deze rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
4° ze toont de maatschappelijke relevantie aan van de lokale geloofsgemeenschap aan de hand van:
a) de bevestiging door het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap minstens tweehonderd leden telt binnen de gebiedsomschrijving;
b) de zorg voor de materiële voorwaarden die de uitoefening van de eredienst en het behoud van de waardigheid ervan mogelijk maken;
c) het onderhoud en de bewaring van de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst;
d) het onderhouden van duurzame contacten met de lokale overheid van de gemeente waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn;
e) het respecteren van het principe van goed nabuurschap en het onderhouden van duurzame contacten met de lokale gemeenschap waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn
Vooreerst omvat het geactualiseerd dossier geen bevestiging door het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap Muattar minstens tweehonderd leden telt.
Wat betreft de zorg voor de materiële voorwaarden en het onderhoud en de bewaring van de gebouwen wordt vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap in 2020 een aantal uitgaven m.b.t. de eredienst en het gebouw van de eredienst heeft gedragen, weliswaar beperkt (de staat van het vermogen bevat een post 'onroerende goederen' en de staat van ontvangsten en uitgaven bevat een post 'afschrijvingen').
Uit het geactualiseerd dossier blijkt echter niet dat de lokale geloofsgemeenschap Muattar initiatieven onderneemt om duurzame contacten te onderhouden met de stad Gent en de lokale gemeenschap, noch dat ze het principe van goed nabuurschap respecteert. De verklaring op eer voor het aantonen van haar maatschappelijke relevantie volstaat niet als bewijs, nu dit criterium een resultaatsverbintenis betreft en de lokale betrokkenheid en integratie aangetoond moet worden op basis van bewijsstukken (brieven, mails, krantenartikelen, …) van de in het verleden genomen initiatieven.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
5° de leden van het voorlopig bestuursorgaan leven, behalve bij incidentele overmacht, al de volgende verplichtingen na:
a) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook, medewerking te verlenen aan activiteiten die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan;
b) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de organisatie en werking van het voorlopig bestuursorgaan;
c) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die in door de lokale geloofsgemeenschap gebruikte lokalen en plaatsen aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de gebruikte lokalen en plaatsen;
d) de verplichting om, onverminderd de vrijheid van godsdienst, alle redelijke inspanningen te ondernemen om geldende wetgeving na te leven en niet hun medewerking te verlenen aan handelingen strijdig met de geldende wetgeving, in het bijzonder de Grondwet en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
e) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook aan te zetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan
De lokale geloofsgemeenschap Muattar toont aan dat zij aan dit criterium voldoet door het ondertekenen van een verklaring op eer, nu dit criterium een inspanningsverbintenis en geen resultaatsverbintenis betreft.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
6° ze toont aan dat het toekomstig bestuur van de eredienst houder zal worden van zakelijke rechten op de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst of bij gebreke daarvan, wanneer de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst geen eigendom zijn van een publieke rechtspersoon, kan ze een afschrift voorleggen van een overeenkomst die met de eigenaar van de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst is gesloten over het gebruik van de gebouwen of de andere infrastructuur door het toekomstig bestuur van de eredienst
In het geactualiseerd dossier is een intentieverklaring opgenomen, waarbij de vzw verklaart eigenaar te zijn van de panden en infrastructuur van het gebouw van de eredienst en dat het comité van de Islamitische geloofsgemeenschap Muattar gebruik mag maken van deze infrastructuur voor het uitoefenen van religieuze activiteiten.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
7° het voorlopig bestuursorgaan bezorgt de voor- en achternaam, adres, rijksregisternummer, e-mailadres, telefoonnummer, nationaliteit, geboortedatum en geslacht van de leden van het voorlopig bestuursorgaan aan de Vlaamse Regering, het representatief orgaan, de financierende overheid en in voorkomend geval de adviserende gemeente. Als er tussentijdse wijzigingen zijn, meldt het voorlopig bestuursorgaan dat binnen dertig dagen aan deze instanties
Het geactualiseerd dossier bevat de gevraagde gegevens van de leden van het voorlopig bestuursorgaan en de bedienaar van de eredienst, evenals een uittreksel uit het strafregister conform artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat niet ouder is dan negentig dagen (cf. artikel 67, §2, 6° en 7° van het Erkenningsdecreet). Hieruit blijkt dat één van de bedienaars van de eredienst niet over een blanco strafregister beschikt, doch reeds veroordeeld werd. Uit artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering blijkt dat het gevraagde model van uittreksel bestemd is voor het uitoefenen van “een activiteit die onder opvoeding, psycho-medisch-sociale begeleiding, hulpverlening aan de jeugd, kinderbescherming, animatie of begeleiding van minderjarigen valt”, wat vereist dat een blanco strafregister moet voorgelegd worden.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
8° ze heeft enkel bedienaars van de eredienst en hun vervangers die voldoen aan de inburgeringsplicht die in voorkomend geval op hen van toepassing is conform het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie en inburgeringsbeleid
Uit het geactualiseerd dossier blijkt dat één van de bedienaars van de eredienst de Turkse nationaliteit geeft. Er blijkt echter niet of de inburgeringsplicht op hem van toepassing is en, indien ja, of hij daaraan voldoet.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
9° ze heeft geen bedienaars van de eredienst en hun vervangers die rechtstreeks of onrechtstreeks bezoldigd zijn door een buitenlandse overheid
Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet op welke wijze de bedienaars van de eredienst worden bezoldigd, noch of deze bezoldiging dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks door een buitenlandse overheid wordt gefinancierd.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
* * *
Voor de volledigheid wordt meegegeven dat het geactualiseerd dossier onvoldoende gegevens bevat om de criteria 3°, 4°, 8° en 9° ten gronde te beoordelen, maar gelet op het feit dat artikel 7 van het Erkenningsdecreet bepaalt dat de lokale geloofsgemeenschap aan al de criteria moet voldoen (= cumulatief) én gelet op het feit dat uit het onderzoek is gebleken dat de lokale geloofsgemeenschap niet voldoet aan de criteria 2° en 7°, werden er voor de criteria 3°, 4°, 8° en 9° geen bijkomende stukken opgevraagd.
Op basis van de beoordeling van de verschillende erkenningscriteria wordt vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Muattar niet voldoet aan al de verplichtingen, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet, wat tot gevolg heeft dat een ongunstig advies dient te worden gegeven.
Bovendien wordt erop gewezen dat er in de provincie Oost-Vlaanderen reeds vijf islamitische geloofsgemeenschappen zijn erkend en dat er op heden, meer dan 10 jaar na de erkenning van de vierde islamitische geloofsgemeenschap in 2011, nog steeds geen centraal bestuur werd opgericht, niettegenstaande artikel 256 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten dit verplicht.
Bijkomend dient ook nog meegegeven te worden dat door de Provincie Antwerpen een beroep tot vernietiging van artikel 67 en tot gedeeltelijke vernietiging van de artikelen 18 en 47 van het Erkenningsdecreet van 22 oktober 2021 werd ingesteld. Ook door de ivzw Internationale Vereniging Diyanet van België, de vzw L’Association musulmane culturelle albanaise de Belgique, de vzw Islamitische Federatie van België en de vzw Rassemblement des Musulmans de Belgique werd een beroep tot vernietiging van het Erkenningsdecreet van 22 oktober 2021 ingesteld (zaken samengevoegd overeenkomstig artikel 100 Bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijke Hof, BS 13 juni 2022).
Tenslotte wordt herhaald dat het beoefenen van een eredienst in wezen een persoonsgebonden aangelegenheid is en dat in het regeerakkoord 2014-2019 de Vlaamse Regering er uitdrukkelijk voor gekozen heeft de taken en bevoegdheden van de provincies verder te beperken: de provincies oefenen niet langer persoonsgebonden bevoegdheden uit. De beleidsnota Binnenlands Bestuur en Stedenbeleid 2014-2019 heeft die intentie geconcretiseerd: de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies worden naar de Vlaamse overheid en naar de gemeenten overgeheveld, wat resulteerde in het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies. In die zin is het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, waarin de provincies als financierende overheid worden aangeduid, tegenstrijdig met de beleidskeuze van de Vlaamse Regering.
Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.
Provinciedecreet van 9 december 2005.
Decreet van 22 oktober 2021 tot regeling van de erkenning van lokale geloofsgemeenschappen, de verplichtingen van de besturen van de eredienst en het toezicht daarop en tot wijziging van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten (citeeropschrift: "Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021").
Erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Muattar, met zetel te Koopvaardijlaan 46, 9000 Gent, zoals ingediend door het Executief van de Moslims van België op 1 juli 2022 bij het Agentschap Binnenlands Bestuur, afdeling Lokale Organisatie en Werking.
Brief van 20 juli 2022 van het Agentschap Binnenlands Bestuur namens de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen, waarbij aan de Provincie Oost-Vlaanderen gevraagd wordt een advies te bezorgen over de erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Muattar te Gent.
De provincieraad stelt de ontvankelijkheid van de erkenningsaanvraag van de lokale geloofsgemeenschap Muattar, met zetel te Koopvaardijlaan 46, 9000 Gent, in vraag, vermits het geactualiseerd dossier niet voldoet aan artikel 67, §2, 9° van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021.
De provincieraad adviseert de erkenningsaanvraag van de lokale geloofsgemeenschap Muattar, met zetel te Koopvaardijlaan 46, 9000 Gent, ongunstig, vermits niet voldaan wordt aan al de verplichtingen, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021.
De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering om geen nieuwe islamitische geloofsgemeenschappen te erkennen in de provincie Oost-Vlaanderen nu er, meer dan 10 jaar na de erkenning van de vierde islamitische geloofsgemeenschap in 2011, nog steeds geen centraal bestuur werd opgericht, niettegenstaande artikel 256 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten dit verplicht.
De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering om, omwille van de rechtszekerheid en in afwachting van het oordeel van het Grondwettelijk Hof m.b.t. de ingestelde beroepen tot gehele en/of gedeeltelijke vernietiging van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021, geen enkele lokale geloofsgemeenschap te erkennen binnen de provincie Oost-Vlaanderen.
De provincieraad herinnert de Vlaamse Regering eraan dat het beoefenen van een eredienst in wezen een persoonsgebonden aangelegenheid is en dat de Vlaamse Regering er uitdrukkelijk voor gekozen heeft de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies naar de Vlaamse overheid en naar de gemeenten over te hevelen, wat resulteerde in het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies. In die zin is het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, waarin de provincies als financierende overheid worden aangeduid, tegenstrijdig met de beleidskeuze van de Vlaamse Regering. De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering dan ook om het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten te herzien.
Afschrift van dit besluit zal worden overgemaakt aan het Agentschap Binnenlands Bestuur, afdeling Lokale Organisatie en Werking op het adres Havenlaan 88, bus 70 te 1000 Brussel.
Tussenkomsten: geen
De koppeling van GIAS met het Serieregister zal er voor zorgen dat informatie uit het Serieregister ook gebruikt kan worden door het bestuur. Op gebruik te kunnen maken van het Serieregister stelt de DAV een toetredingsovereenkomst ter beschikking.
In de toedredingsovereenkomst worden 4 producten aangeboden: Serieregister, E-depot, Documentenkluis en Depotbeheer. HFB treedt bij deze overeenkomst op als aankoopcentrale opdat organisaties dienstverlening in het kader van DAV zouden kunnen bekomen. Enkel het Serieregister is gratis, de andere producten zijn dat niet.
Het toetreden tot de toetredingsovereenkomst heeft in eerste instantie geen financiële gevolgen: de toetredende organisatie kan kiezen uit de verschillende producten van DAV door het invullen van een bestelformulier. De Provincie zal in eerste instantie enkel het bestelformulier voor het toetreden tot het Serieregister ondertekenen.
Het toetreden tot de toetredingsovereenkomst laat wel de mogelijkheid open om in een later stadium eventueel andere producten van DAV te bestellen. Hiervoor zal dan opnieuw teruggekoppeld worden naar de provincieraad.
Provinciedecreet van 9 december 2005.
Bestuursdecreet van 7 december 2017.
Besluit van de Vlaamse Regering van 10 mei 2019 tot regeling van het beheren, bewaren en vernietigen van bestuursdocumenten, inzonderheid artikel 10.
De provincieraad beslist om toe te treden tot de toetredingsovereenkomst dienstverlening digitaal archief Vlaanderen van het Agentschap Facilitair Bedrijf van de Vlaamse Overheid.
De provincieraad beslist om enkel gebruik te maken van de dienst Serieregister, zoals voorzien in de toetredingsovereenkomst.
Delegatie wordt gegeven aan de deputatie voor het ondertekenen van de toetredingsovereenkomst en het Bestelformulier Serieregister.
Tussenkomsten: geen
Sinds 1 januari 2015 kunnen onroerenderfgoeddepots, door de inwerkingtreding van het nieuwe Onroerenderfgoeddecreet, een erkenning en subsidie aanvragen bij het agentschap Onroerend Erfgoed van de Vlaamse overheid. Met de erkenning en subsidiëring van onroerenderfgoeddepots wil Vlaanderen de kwalitatieve werking van de depots verbeteren en versterken.
Het proefproject archeologiedepot in het Provinciaal Erfgoedcentrum, dat de Provincie Oost-Vlaanderen uitvoerde van 2012 tot eind 2016 in opdracht van de Vlaamse overheid, vervulde als proeftuinproject trouwens een belangrijke rol in het tot stand komen van dit specifieke luik van het Onroerenderfgoeddecreet.
In juli 2015 maakte Vlaams minister-president en Vlaams minister van Onroerend Erfgoed Geert Bourgeois bekend dat er negen depots een erkenning verwierven, waaronder het depot van het Provinciaal Erfgoedcentrum Ename.
Elk erkend onroerenderfgoeddepot kan ook een aanvraag tot subsidie met een looptijd van zes jaar indienen. Het Provinciebestuur sloot een samenwerkingsovereenkomst af voor de periode 2017-2022 tussen de Vlaamse overheid en het erkend onroerenderfgoeddepot van het Provinciaal Erfgoedcentrum Ename.
Onroerende depotwerking vormt immers één van de pijlers van het onroerend erfgoedbeleid van de Provincie Oost-Vlaanderen. Vanuit hun pioniersrol inzake depotwerking in Vlaanderen, zetten de provincies, vanuit hun grondgebonden taakstelling, in de toekomst verder in op een beleid rond de problematiek van onroerenderfgoeddepots. Dit zijn bewaarplaatsen met onderzoeksruimte van archeologisch en andere onroerenderfgoedonderdelen die niet – al dan niet tijdelijk – op locatie kunnen bewaard worden. Ze voorzien een consulentschap en stimuleren vanuit daaruit het netwerk van depots op hun grondgebied, met bijzondere aandacht voor de complementaire werking ervan.
Het erkend depot van het Provinciaal Erfgoedcentrum Ename heeft voor de periode 2023-2028 een nieuwe samenwerkingsovereenkomst en een nieuwe doelstellingennota ontvangen. De jaarlijkse subsidie bedraagt 80.285,70 EUR. De samenwerkingsovereenkomst heeft een looptijd van zes jaar, die start op 1 januari 2023 en eindigt op 31 december 2028. In de samenwerkingsovereenkomst zijn opgenomen: algemene afspraken en doelstellingen die voor alle door Vlaanderen erkende onroerenderfgoeddepots gelden, specifieke doelstellingen voor het onroerenderfgoeddepot Provinciaal Erfgoedcentrum Ename, bedrag, aanwending, evaluatie en toezicht subsidie, looptijd overeenkomst en communicatie. In de doelstellingennota zijn de streefdoelen, mijlpalen en afspraken over de indicatoren waarover het onroerenderfgoeddepot Provinciaal Erfgoedcentrum Ename dient te rapporteren, opgenomen.
Er dient dus nu een nieuwe samenwerkingsovereenkomst en een nieuwe doelstellingennota afgesloten te worden voor de periode 2023-2028 tussen het Vlaams Gewest, bij delegatie vertegenwoordigd door Peter De Wilde, administrateur-generaal van het agentschap Onroerend Erfgoed, die handelt in uitvoering van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014, en het erkende onroerenderfgoeddepot Provinciaal Erfgoedcentrum Ename, vertegenwoordigd door de heer Steven Ghysens, provinciegriffier en mevrouw An Vervliet, gedeputeerde voor Economie, Erfgoed, Recreatiedomeinen, Ruimtelijke planning en Wonen, dat handelt in uitvoering van de beslissing van de provincieraad.
De provincieraad gaat akkoord met het afsluiten van een samenwerkingsovereenkomst en met de doelstellingennota in bijlage tussen de Vlaamse overheid en het erkend onroerenderfgoeddepot Provinciaal Erfgoedcentrum Ename voor de periode 2023-2028.
Tussenkomsten: geen
Motivatie:
Lut De jaeger dient vervangen te worden als vervangend lid in de Algemene Vergadering van het Provinciaal Managementcomité.
Concreet voorstel:
Het mandaat van Lut De Jaeger als vervangend lid in de Algemene Vergadering van het Provinciaal Managementcomité wordt beëindigd. Raadslid Elisabeth Dooms wordt aangeduid als vervangend lid in de Algemene Vergadering van het Provinciaal Managementcomité (in vervanging van Lut De Jaeger).
Deze mondelinge vraag werd reeds behandeld bij punt 16.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide):
Deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
Het Vlaams Gewest kan lokale islamitische gemeenschappen erkennen op voorstel van het Moslimexecutieve. Dit heeft belangrijke gevolgen. De erkende islamitische geloofsgemeenschap wordt een openbare instelling met rechten (fiscale voordelen) en plichten (voogdij, openbare aanbestedingen, …). Daarnaast kan de islamitische gemeenschap gebruikmaken van een door FOD Justitie bezoldigde imam. Last but not least, de betreffende provincie moet het exploitatietekort van de erkende islamitische gemeenschap aanzuiveren.
De VZW die de moskee beheert, moet een erkenningsdossier indienen bij het Executief van de Moslims van België (Moslimexecutieve). De Moslimexecutieve is het orgaan dat de islamitische eredienst van België vertegenwoordigt en is de officiële gesprekspartner van de islamitische gemeenschap van België bij de Belgische overheid. Als het dossier compleet is, vraagt de Vlaamse Regering het advies op van het Ministerie van Justitie. In geval van een gunstig advies vraagt het Ministerie van Justitie ook het advies op van de betrokken gemeente of provincie. Na het inwinnen van de adviezen neemt de Vlaamse Regering een beslissing omtrent de erkenning van de plaatselijke geloofsgemeenschap.
Minister van Justitie Vincent Van Quickenborne heeft recentelijk de erkenning van de Moslimexecutieve zelf definitief ingetrokken. Over de redenen waarom gaan we ons hier niet uitspreken. Dit heeft uiteraard belangrijke gevolgen voor de erkenning van de geloofsgemeenschappen. In tussentijd zouden overgangsmaatregelen voorzien worden m.b.t. het erkennen van lokale geloofsgemeenschappen. Het administratief bureau van de secretaris-generaal zal die dossiers behartigen. Zo wordt vermeden dat de aanvragen in een vacuüm terechtkomen.
Naar verluidt zouden er in de provincie Oost-Vlaanderen momenteel 13 islamitische geloofsgemeenschappen op de wachtlijst staan.
Concrete vraag:
Raadslid Bruno Matthys licht zijn vraag toe.
Tussenkomsten: raadsleden Kenneth Taylor, Joop Verzele
Gedeputeerde Kurt Moens beantwoordt de vraag namens de deputatie.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide):
Deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
Er is in onze provincie veel kritiek en teleurstelling naar aanleiding van de beslissing van de VRT om te stoppen met het regionaal nieuws op Radio 2.
Concrete vraag:
- Hoe kijkt de Deputatie op de beslissing van de VRT?
- Kan/wil de Deputatie druk zetten bij de VRT om terug te komen op die beslissing?
- Zal de Deputatie zoeken naar een alternatief om er voor te zorgen dat de Oost-Vlaming kan blijven genieten van regionaal nieuws?
Raadslid Martine Verhoeve licht haar vraag toe.
Tussenkomst: raadslid Christian Bauwens
Gedeputeerde Leentje Grillaert beantwoordt de vraag namens de deputatie.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide):
deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
Patrimonium, beheer Provinciehuis, Leopoldskazerne
Concrete vraag:
Dat de stijgende energiekosten zullen leiden tot minder thuiswerk en een grotere terugkeer naar de werkvloer staat buiten kijf.
Is het bestuur voorzien op een volledige bezetting van de werkvloer nu en naar de nabije toekomst in de Leopoldskazerne, waar qua capaciteit van bij de aanvang werd uitgegaan van een systeem van beperktere aanwezigheid?
Hoe voorziet de deputatie zich op deze evolutie of gaat men er vanuit dat het om een voorbijgaande fase gaat waarvoor niets moet aangepast worden?
Raadslid Philippe De Coninck licht zijn vraag toe.
Gedeputeerde Riet Gillis beantwoordt de vraag namens de deputatie.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide):
deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
Bosbeheer, natuur, beheer domeinen
Concrete vraag:
De klimaatverandering brengt mee dat bepaalde inheemse bomen moeite hebben te overleven bij aangehouden hitte en droogte. Bij enkele lokale besturen duikt daardoor de vraag op om bomen aan te planten die de toekomstige klimaatverandering aankunnen, meer exotische soorten dus.
Overweegt de provincie eveneens een meer diverse, migratie – aanplant van bomen op haar gronden en heeft de klimaatwijziging ook impact op de bosbeheersplanning in het algemeen?
Raadslid Christian Bauwens licht zijn vraag toe.
Tussenkomsten: raadsleden Elisabet Dooms, Peter Hertog, Stefaan Van Gucht, Hilde Bruggeman
Gedeputeerde Kurt Moens beantwoordt de vraag namens de deputatie.
Gedeputeerde Kurt Moens doet navraag bij de diensten of er problemen waren met het digitaal versturen van het aanslagbiljet APB gezinnen.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide): deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag: provinciale belasting
Concrete vraag:
Het aanslagbiljet voor APB-gezinnen werd in juni globaal of gedeeltelijk doorgestuurd naar de elektronische brievenbus van de federale overheid. Een ander gedeelte via Bpost.
Begin oktober kregen de personen die niet betaald hadden een schriftelijk verzoek tot voldoening van die belasting.
Ik heb echter vastgesteld dat in my e-box geen aanslagbiljet te bespeuren valt.
Hier moet dus ergens iets fout gelopen zijn.
Zou het niet raadzaam zijn de procedure opnieuw door te lichten zodat iedereen die het vraagt in zijn my e-box het aanslagbiljet ontvangt.
Diende de administratie veel herinneringen rond te sturen?
Raadslid Hilde Bruggeman licht haar vraag toe.
Gedeputeerde Riet Gillis beantwoordt de vraag namens de deputatie.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide):
Deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
personeelsbeleid
Concrete vraag:
‘Meten is weten’ is een alom gekende uitspraak, die meer en meer ook binnen het personeelsbeleid aan belang wint. Op zich is niets mis met objectiveren door te meten.
Graag wil ik hierover volgende vragen wil stellen: