Tussenkomsten: geen
Op 23 mei 2018 besliste de provincieraad om alle personeelsleden van niveau A van de diensten Omgevingsvergunningen Leefmilieu en Ruimte te machtigen om de taken van provinciaal omgevingsambtenaar uit te voeren.
Op de dienst R02 Omgevingsvergunningen - Ruimte werd recent een nieuwe stedenbouwkundige aangenomen, nl. Els Reynaert.
Zij dient nu ook aangesteld als provinciaal omgevingsambtenaar.
Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.
Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.
Els Reynaert wordt gemachtigd om de taken van de provinciaal omgevingsambtenaar, zoals bepaald in het Omgevingsvergunningsdecreet en Omgevingsvergunningsbesluit, uit te voeren voor een termijn van 6 jaar.
Tussenkomsten: geen
2022 levert de data voor deze rapportering, een rapportering over de dossiers getrokken door R02 ‑ Omgevingsvergunningen (Ruimte).
Het gaat om
De 235 dossiers waarin R02 meewerkte aan door M03 ‑ Omgevingsvergunningen (Leefmilieu) getrokken dossiers worden buiten beschouwing gelaten.
Een analyse van de in 2022 geopende R02-dossiers
Het gaat om 1245 dossiers
Van de 1245 dossiers werden er
Tabel 1: in 2022 geopende R02-dossiers naar reden bevoegdheid deputatie
1049 | Beroepen |
196 | Eerste aanlegdossiers |
3 | Bovenlokaal fietsnetwerk |
14 | Waterlopen 2° of 3° categorie |
8 | Provinciale recreatieve terreinen |
105 | Klasse I bedrijven |
4 | Art. 41 dossiers (POVC -> gemeente) |
41 | Niet bevoegd |
Een analyse van in 2022 genomen beslissingen R02-dossiers
Volgende tabel geeft een overzicht van de aard van de beslissingen van de deputatie.
Tabel 2: R02 beslissingen 2022 opgesplitst naar Eerste Aanleg (EA) en Beroep
EA | Beroep |
| Totaal | |||
Vergunnen* | 128 | 89% | 451 | 52% | 579 | 57% |
Weigeren | 15 | 10% | 349 | 40% | 364 | 36% |
Akkoord | 0 | 0% | 2 | <1% | 2 | <1% |
Ingetrokken | 0 | 0% | 13 | 1,5% | 13 | 1% |
Zonder voorwerp | 0 | 0% | 2 | <1% | 2 | <1% |
Onontvankelijk | 0 | 0% | 13 | 1,5% | 13 | 1% |
Terug naar dienst | 0 | 0% | 21 | 2,5% | 21 | 2% |
Stopzetten dossier | 1 | <1% | 17 | 2% | 18 | 2% |
Totaal | 144 | 100% | 868 | 100% | 1012 | 100% |
* alle vergunningen, ook gedeeltelijke en voorwaardelijke, werden opgeteld.
Volgende tabel geeft een overzicht van het aantal beslissingen van de deputatie in beroepsdossier waartegen een beroep ingesteld is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen
Tabel 3: R02 RvVb tegen beslissingen 2022
RvVb |
| Totaal | |
Beroep omgevingsvergunning (OMV) | 124 | 14% | 858 |
Beroep oude procedures (OP) | 2 | 20% | 10 |
totaal | 126 | 14% | 868 |
Volgende 2 tabellen geven een overzicht van het aantal beslissingen van de deputatie en het al dan niet volgen door de deputatie van de voorstellen van de administratie.
Tabel 4: Herwerkingen in eerste aanlegdossiers R02 2022
Aard beslissing | Totaal | |
Voorstel gevolgd | 142 | 98,6% |
Akkoord, mits... | 0 | 0% |
Essentieel herwerken | 2 | 1,4% |
totaal | 144 | 100% |
Tabel 5: Herwerkingen in beroepsdossiers R02 2022
Aard beslissing | Beroepen | |
Voorstel gevolgd | 762 | 88% |
Akkoord, mits... | 13 | 1,5% |
Essentieel herwerken | 61 | 7% |
Intrekking en andere | 11 | 1% |
Terug naar dienst | 21 | 2% |
totaal | 868 | 100% |
Gelet op het Provinciedecreet van 9 december 2005;
Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009.
Gelet op het Decreet betreffende de omgevingsvergunning van 25 april 2014.
Er wordt kennis genomen van de cijfers van de in 2022 door de dienst R02 Omgevingsvergunningen Ruimte ontvangen en behandelde omgevingsvergunningsdossiers.
Tussenkomsten: geen
Voor het uitvoeren van het onderhoud in de acht onderhoudssectoren dient een nieuwe aannemer gezocht te worden aangezien de huidige contracten aflopen op 30 juni 2023. In dat kader wordt aan de raad het aanbestedingsdossier (bestek met offerteformulier, meetstaten, ramingen, plannen en veiligheids- en gezondheidsplan) voorgelegd voor onderhoudswerken in de periode van 1 juli 2023 tot 30 juni 2025. Zoals de wet op de overheidsopdrachten het voorschrijft is deze opdracht opgedeeld in percelen. De percelen stemmen overeen met de onderhoudssectoren. In het bestek is de mogelijkheid voorzien om voor ieder perceel afzonderlijk het contract te verlengen met twee jaar tot 30 juni 2027.
Op basis van de totale raming van alle percelen samen dienen de firma’s te beschikken over een erkenningsklasse 5 of hoger. Van aannemers met een dergelijke erkenningsklasse kan verondersteld worden dat ze over voldoende personeel, materieel en ervaring beschikken om het waterlopenstelsel in de verschillende percelen op aanvaardbare wijze te onderhouden.
Onderhoudswerken aan onbevaarbare waterlopen omvatten vaak een groot werkvolume dat binnen een vrij korte tijdsspanne moet worden gerealiseerd, zoals bijvoorbeeld het wintermaaien. De praktijk leert dat om de draagkracht van de waterbouwkundige firma’s niet te overschrijden en om ervoor te zorgen dat kwaliteitsvol werk wordt afgeleverd, het aantal percelen dat aan één bepaalde firma kan worden toegewezen, beperkt moet worden tot twee.
De gedetailleerde ramingen bevinden zich in bijlage.
Gezien het ramingsbedrag kan de opdracht worden toegewezen na het voeren van een openbare procedure. Omdat het totale ramingsbedrag voor de acht percelen voor de periode 2023-2027 groter is dan de Europese bekendmakingsdrempel van 5.382.000 EUR is een Europese bekendmaking noodzakelijk.
Er wordt voorgesteld om de prijs als het enige gunningscriterium toe te passen.
Volgende selectiecriteria worden voorgesteld om toe te passen voor deze opdracht:
Provinciedecreet van 9 december 2005 en latere wijzigingen.
Wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen.
Wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten.
Wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies.
Koninklijk Besluit van 18 april 2017 plaatsing overheidsopdrachten in de klassieke sectoren.
Koninklijk Besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten.
Goedkeuring wordt verleend aan het ontwerp, bestaande uit het bestek met offerteformulier en meetstaten, ramingen voor de 8 percelen, bijhorende plannen, veiligheids- en gezondheidsplan en sjabloon referentielijst, voor onderhoudswerken aan onbevaarbare waterlopen van 2e categorie gedurende de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2025 in de sectoren Bovenschelde, Dendermeersen, Land van Aalst, Leie, Meetjesland, Middenschelde, Scheldemeersen en Waasland. In het bestek is de mogelijkheid voorzien om voor ieder perceel afzonderlijk het contract te verlengen met twee jaar tot 30 juni 2027.
Bovengenoemde opdracht zal worden gegund worden bij wijze van openbare procedure. De opdracht zal Europees bekendgemaakt worden.
De uitgave van deze opdracht wordt voorzien op de budgetcode 2023/613702/04/0319/00 (Waterlopen en waterbekkens/Overig waterbeheer) in het budget van 2023, 2024 en 2025. In het geval dat de opdracht wordt verlengd, wordt de uitgave eveneens voorzien in het budget van 2026 en 2027.
Tussenkomsten: geen
In de algemene vergadering van het PEVA Economische Raad voor Oost-Vlaanderen vzw zetelen 15 provincieraadsleden. Daarvan zetelen er 13 ook in de raad van bestuur. Het gewenste ontslag van provincieraadslid Elisabet Dooms in deze organen noopt tot een aanduiding van een ander provincieraadslid als lid van de algemene vergadering en raad van bestuur van het PEVA EROV vzw.
Het Provinciedecreet van 9 december 2005.
Provincieraadsbesluit van 27 februari 2019 betreffende de samenstelling van de algemene vergadering en de raad van bestuur van het PEVA Economische Raad voor Oost-Vlaanderen vzw.
De statuten van het PEVA Economische Raad voor Oost-Vlaanderen vzw.
De vraag van 16 februari 2023 van provincieraadslid Elisabet Dooms om vervangen te worden als lid van de raad van bestuur en van de algemene vergadering van het PEVA EROV vzw .
Het mandaat van Elisabet Dooms als vertegenwoordiger van de Provincie Oost-Vlaanderen in de algemene vergadering en de raad van bestuur van het PEVA Economische Raad voor Oost-Vlaanderen vzw wordt beëindigd.
Voor de algemene vergadering van het PEVA Economische Raad voor Oost-Vlaanderen vzw wordt namens de Provincie aangeduid als vertegenwoordiger:
Provincieraadslid Koen Roman
Voor de raad van bestuur van het PEVA Economische Raad voor Oost-Vlaanderen vzw, met als zetel Gouvernementstraat 1, 9000 Gent, wordt namens de Provincie voorgedragen als vertegenwoordiger:
Provincieraadslid Koen Roman
Tussenkomsten: geen
Het College van Burgemeester en Schepenen heeft bij besluit van 22 november 2021 de uitvoering van bedoelde werken toevertrouwd aan IMEWO uit 9090 Melle.
Volgens artikel 6§1 van het provinciaal reglement, komen de werken in aanmerking voor een toelage van 100%. De aanleg van openbare verlichting komt in aanmerking voor 32 000 EUR/km vrijliggende fietsweg. De lengte van de fietsweg op grondgebied van Merelbeke en Gent bedraagt 2200 meter. De totale toelage kan dus maximum 32 000 EUR X 2,2 km = 70 400 EUR (btw inclusief) bedragen.
De offerte voor het plaatsen van 71 verlichtingspalen bedraagt 78 115,79 EUR (btw inclusief) en ligt boven de maximum toelage. 66 verlichtingspalen en bijhorende armaturen werden op grondgebied Merelbeke geplaatst en 5 op grondgebied Gent.
Indien we de maximum toelage verdelen volgens het aantal verlichtingspalen komt 65 442,25 EUR ten goede van de distributienetbeheerder (voor de gemeente Merelbeke) en 4 957,75 EUR ten goede van stad Gent.
De initiële offerte werd opgemaakt door Fluvius aan de gemeente Merelbeke voor het totaal aan verlichtingspalen. Achteraf werd vastgesteld dat 5 verlichtingspalen op grondgebied van de stad Gent zouden worden geplaatst. De gemeente Merelbeke ging echter niet akkoord met de aanrekening van de verlichtingspalen en het daaraan gekoppelde toekomstig verbruik voor de stad Gent op te nemen. Een nieuwe offerte werd opgemaakt met inbegrip van een afzonderlijke verdeelkast. Het College van Burgemeester en Schepenen diende opnieuw goedkeuring te hechten aan de aangepaste offerte waardoor intussen de verlichting werd geplaatst op het terrein. Volgens het reglement mogen de werken nog niet zijn aangevat voor toekenning van de vaste belofte voor subsidie dientengevolge wordt dit dossier voorgelegd aan de Provincieraad.
De helft van de subsidie kan teruggevorderd worden via het Fietsfonds.
Het ingediende dossier geeft geen aanleiding tot opmerkingen.
Het provinciedecreet van 9 december 2005, en latere wijzigingen.
Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en op de aanwending van sommige toelagen.
Reglement van 12 oktober 2005 m.b.t. de controle op de toekenning en op de aanwending van toelagen en de reservevorming met provinciale subsidies.
Het Besluit van de Vlaamse Regering van 25 januari 2013 tot bepaling van de nadere regels betreffende de organisatorische omkadering, de financiering en de samenwerking inzake mobiliteitsbeleid en latere wijzigingen.
Het decreet basisbereikbaarheid van 3 april 2019 en de daaraan gekoppelde uitvoeringsbesluiten, vervangt het mobiliteitsdecreet van 20 maart 2009.
Reglement van 29 april 2020 (provincieraadszitting) met betrekking tot het toekennen van subsidies voor fietsvoorzieningen op het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk (Fietsfonds).
Een bedrag van vijfenzestigduizend vierhonderdtweeënveertig euro en vijfentwintig eurocent (65 442,25 EUR) wordt als subsidie toegekend aan IMEWO voor het plaatsen van openbare verlichting langsheen het traject Tragel te Merelbeke.
Dit bedrag wordt vastgelegd op het budget van 2023 geïntegreerd in het meerjarenplan 2020-2025 - Raming R002722; Actie A000826, ARK664010, onder bestelbonnummer 2310004756.
De toelage wordt na ontvangst van het attest gestort op het rekeningnummer: BE54 0910 2228 7797 van IMEWO.
Na uitbetaling aan de gemeente zal de Provincie in totaal 32 721,13 EUR ontvangen van het Vlaams Gewest. De terugvorderingen worden gebundeld aangevraagd bij het Vlaams Gewest.
Hiervoor zal budgetsleutel R003390; A000826 gebruikt worden.
Het technisch verslag maakt integraal deel uit van de beslissing.
Tussenkomsten: geen
Het College van Burgemeester en Schepenen heeft bij besluit van 7 april 2022 de uitvoering van bedoelde werken toevertrouwd aan IMEWO uit 9090 Melle.
Volgens artikel 6§1 van het provinciaal reglement, komen de werken in aanmerking voor een toelage van 100%. De aanleg van openbare verlichting komt in aanmerking voor 32 000 EUR/km vrijliggende fietsweg. De lengte van de fietsweg op grondgebied van Gent en Merelbeke bedraagt 2200 meter. De totale toelage kan dus maximum 32 000 EUR X 2,2 km = 70 400 EUR (btw inclusief) bedragen.
De offerte voor het plaatsen van 71 verlichtingspalen bedraagt 78 115,79 EUR (btw inclusief) en ligt boven de maximum toelage. 5 verlichtingspalen en bijhorende armaturen werden op grondgebied Gent geplaatst en 66 op grondgebied Merelbeke.
Indien we de maximum toelage verdelen volgens het aantal verlichtingspalen komt 4 957,75 EUR ten goede van stad Gent en 65 442,25 EUR ten goede van de distributienetbeheerder (voor de gemeente Merelbeke).
De initiële offerte werd opgemaakt door Fluvius aan de stad Merelbeke voor het totaal aan verlichtingspalen. Achteraf werd vastgesteld dat 5 verlichtingspalen op grondgebied van de stad Gent zouden worden geplaatst. De gemeente Merelbeke ging echter niet akkoord met de aanrekening van de verlichtingspalen en het daaraan gekoppelde toekomstig verbruik voor de stad Gent op te nemen. Een nieuwe offerte werd opgemaakt met inbegrip van een afzonderlijke verdeelkast. Het College van Burgemeester en Schepenen diende opnieuw goedkeuring te hechten aan de aangepaste offerte waardoor intussen de verlichting werd geplaatst op het terrein. Volgens het reglement mogen de werken nog niet zijn aangevat voor toekenning van de vaste belofte voor subsidie dientengevolge wordt dit dossier voorgelegd aan de Provincieraad.
De helft van de subsidie kan teruggevorderd worden via het Fietsfonds.
Het ingediende dossier geeft geen aanleiding tot opmerkingen.
Het provinciedecreet van 9 december 2005, en latere wijzigingen.
Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en op de aanwending van sommige toelagen.
Reglement van 12 oktober 2005 m.b.t. de controle op de toekenning en op de aanwending van toelagen en de reservevorming met provinciale subsidies.
Het Besluit van de Vlaamse Regering van 25 januari 2013 tot bepaling van de nadere regels betreffende de organisatorische omkadering, de financiering en de samenwerking inzake mobiliteitsbeleid en latere wijzigingen.
Het decreet basisbereikbaarheid van 3 april 2019 en de daaraan gekoppelde uitvoeringsbesluiten, vervangt het mobiliteitsdecreet van 20 maart 2009.
Reglement van 29 april 2020 (provincieraadszitting) met betrekking tot het toekennen van subsidies voor fietsvoorzieningen op het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk (Fietsfonds).
Een bedrag van vierduizend negenhonderdzevenenvijftig euro en vijfenzeventig eurocent (4 957,75 EUR) wordt als subsidie toegekend aan stad Gent voor het plaatsen van openbare verlichting langsheen het traject Tragel te Gent.
Dit bedrag wordt vastgelegd op het budget van 2023 geïntegreerd in het meerjarenplan 2020-2025 - Raming R002722; Actie A000826, ARK664010, onder bestelbonnummer 2310005472.
De toelage wordt na ontvangst van de factuur gestort op het rekeningnummer: BE34 0910 0027 7790 van stad Gent.
Na uitbetaling aan de gemeente zal de Provincie in totaal 2 478,88 EUR ontvangen van het Vlaams Gewest. De terugvorderingen worden gebundeld aangevraagd bij het Vlaams Gewest.
Hiervoor zal budgetsleutel R003390; A000826 gebruikt worden.
Het technisch verslag maakt integraal deel uit van de beslissing.
Tussenkomsten: raadsleden Filip Van Laecke, Kenneth Taylor, Hans Mestdagh, Greet De Troyer, Olaf Evrard
Fractievoorzitter Kenneth Taylor geeft een stemverklaring namens zijn fractie.
Gedeputeerde An Vervliet reageert namens de deputatie.
Als we in de toekomst voor iedereen kwalitatieve ruimte willen om te wonen, te werken en te leven, moeten we daar nu al over nadenken. Duurzaam en doordacht omgaan met de beschikbare ruimte is noodzakelijk voor de toekomstige generaties en voor het klimaat. Daarom werkt de Provincie aan een nieuw Beleidsplan Ruimte met een langetermijnvisie voor een duurzaam gebruik van de beperkte ruimte in Oost-Vlaanderen tot 2050.
We volgen een uitgebreide procedure zodat we breed gedragen en goed onderbouwde beslissingen nemen. Die beslissingen baseren we op onderzoek, overleg en participatie.
Het nieuw Beleidsplan Ruimte en de bijhorende beleidskaders zullen het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan vervangen. Het traject voor de opmaak van het Beleidsplan Ruimte bestaat uit verschillende fasen : conceptnota, voorontwerp, ontwerp (voorlopige vaststelling door de provincieraad en organisatie van een openbaar onderzoek) en definitief beleidsplan ruimte (definitieve vaststelling door de provincieraad).
Het ontwerp van beleidsplan ruimte bestaat uit 5 delen, gevoegd als bijlage bij dit besluit:
A. Inleiding,
B. Strategische Visie Maak Ruimte voor Oost-Vlaanderen 2050,
C. Beleidskader: De transitie naar een robuuste en veerkrachtige ruimte 2035
D. Beleidskader: De transitie naar een circulaire samenleving 2035
E. Beleidskader: De transitie naar een Solidaire (be)leefomgeving 2035
Het is essentieel om alle delen in samenhang te bekijken en af te wegen. Enkel vanuit een integrale aanpak kunnen we de complexiteit van onze ruimte benaderen en kunnen we inzetten op het creëren van een kwalitatieve ruimte.
Tegenover het voorontwerp is voor elk beleidskader het luik ‘Ruimtelijke Vertaling’ (opbouw potentiekaarten en transitiekaart) vervolledigd en het luik ‘Strategie en uitvoering’ vormgegeven.
Naast de insteek vanuit het overlegtraject werd het beleidsplan ruimte ook onderworpen aan een strategische milieu-effectenrapportage (PlanMER). De parallelle opmaak betekende een belangrijke inhoudelijke wisselwerking voor de verfijning van het beleidsplan. Het ontwerp plan-MER en de niet-technische samenvatting zijn als bijlage te vinden bij dit besluit.
Het ontwerp beleidsplan 'Maak Ruimte voor Oost-Vlaanderen 2050' en het bijhorende ontwerp plan-MER worden voorlopig vastgesteld.
Het bovenvermelde ontwerp beleidsplan 'Maak Ruimte voor Oost-Vlaanderen 2050', bestaande uit de Strategische Visie en drie beleidskaders "De transitie naar een robuuste en veerkrachtige ruimte", "De transitie naar een circulaire samenleving" en "De transitie naar een solidaire (be)leefomgeving" en het bijhorende ontwerp plan-MER, maken integraal deel uit van dit besluit.
Een afschrift van dit besluit wordt ter kennisgeving verstuurd naar:
Tussenkomsten: geen
Planinhoud
Het plangebied van het RUP situeert zich op grondgebied van de gemeenten Ronse, Maarkedal, Kluisbergen en Oudenaarde. Het gewestelijk RUP ‘Rond Ronse’ wordt opgemaakt om de ontsluiting van de regio te verbeteren via de aanleg van bijkomende wegeninfrastructuur rond Ronse teneinde de N60 haar rol te laten opnemen als bovenlokale verbinding en de verkeersveiligheid en -leefbaarheid in Ronse te verbeteren.
In het planproces wordt niet alleen de mobiliteitsopgave in de regio bekeken, maar wordt ook onderzocht op welke wijze meerdere ruimtelijke opgaves vanuit een meer geïntegreerde benadering gelijktijdig aangepakt kunnen worden en maatschappelijke meerwaarde gerealiseerd kan worden. Het gaat dan in het bijzonder over de ruimtelijke opgaves voor de open ruimte, die uitgewerkt zijn in de ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos voor de Vlaamse Ardennen. Deze ruimtelijke visie vormt de basis voor de afbakening van de gebieden van natuurlijke en agrarische structuur waarbij onder meer bijkomende natuur- en bosgebieden afgebakend worden in functie van de Europese Natura 2000-doelen en realisatie van het Vlaamse Ecologisch Netwerk (VEN) en het Integraal Verwevende en Ondersteunend Netwerk (IVON), de te behouden agrarische gebieden vastgelegd worden en erfgoedlandschappen afgebakend worden.
Daarnaast worden een aantal nog niet gerealiseerde woon- en woonuitbreidingsgebieden opgenomen die gelegen zijn buiten de afbakeningslijn van het kleinstedelijk gebied Ronse. Gelet op de eerder perifere ligging buiten de afbakeningslijn van het kleinstedelijk gebied en aangezien de gebieden niet nodig zijn voor de invulling van de toekomstige woonbehoefte, wordt voorgesteld om de gebieden te herbestemmen naar een openruimtebestemming.
De plandoelstellingen worden gebundeld tot 2 hoofddoelstellingen en 7 subdoelstellingen, en worden in de toelichtingsnota als volgt geformuleerd:
1) Hoofddoelstelling 1: Het oplossen van de regionale mobiliteitsproblematiek
2) Hoofddoelstelling 2: Creatie van maatschappelijke meerwaarde door verbetering van de ruimtelijke structuur:
Het plan geeft uitvoering aan:
Het RUP omvat volgende deelplannen en -gebieden:
Het deelplan 1 ‘Bovenlokale wegverbinding N60 en zuidelijke omleidingsweg’ heeft tot doel het ‘Plusalternatief G4’ te kunnen realiseren, gelegen ten westen van Ronse en bestaande uit een noord-zuidverbinding en een oost-west verbinding. Dit gekozen wegalternatief sluit in het noorden aan op de bestaande N60 in Maarkedal en in het zuiden op de Leuzesesteenweg, net voor de gewestgrens.
De voorziene noord-zuidverbinding combineert voor de nieuwe N60 een boortunnel onder de Schavaart met een bovengronds gedeelte tussen Kapellestraat en de aansluiting met de Leuzesesteenweg. De voorziene boortunnel start aan de Rijksweg in Maarkedal en komt terug boven achter de Kapellestraat en heeft een lengte van ongeveer 2 km. De nieuwe N60 zal dan bovengronds verder zuidwaarts lopen tot aan de Leuzesesteenweg.
Deze noord-zuidverbinding wordt aangevuld met een oost-westverbinding via een zuidelijke omleidingsweg, ten zuiden van de stad Ronse. De zuidelijke omleidingsweg vormt een secundaire verbinding tussen de N60 ter hoogte van de Leuzesesteenweg en de N48 Ninoofsesteenweg.
Met het GRUP wordt het tracé vastgelegd voor de aan te leggen N60 en de zuidelijke omleidingsweg, en worden de overblijvende delen van de reservatiestroken op het gewestplan opgeheven.
Het deelplan 2 ‘De Vlaamse Ardennen’ voorziet in de versterking van waardevolle natuur- en landschapselementen in de regio. Het herstellen, uitbreiden en verbinden van de bosstructuur is daarbij een van de belangrijkste opgaven. In dit deelplan wordt aangeduid waar er ca 370 hectare bos en natuur kan bijkomen. Er wordt wel een gefaseerde inwerkingtreding (zijnde 2035) van de natuur en bosbestemming voorzien voor gebieden die actueel een agrarische bestemming hebben en actueel nog geen onderdeel zijn van het VEN. Daarnaast worden ook de gebieden aangeduid die behouden blijven voor landbouw, erfgoed of landschap. Verder worden ook een aantal nog niet ontwikkelde woon- en woonuitbreidingsgebieden in de rand van het kleinstedelijk gebied Ronse herbestemd naar een openruimtebestemming.
Planningscontext
In het RSV is de N60 bindend geselecteerd als een primaire weg I (met te ontwerpen gedeelte) van de A14 in Zevergem tot de grens met het Waalse Gewest. Voor primaire wegen I primeert de verbindingsfunctie op Vlaams niveau, alle mogelijke maatregelen en ingrepen moeten worden doorgevoerd om deze functie te optimaliseren.
In het RSV is bindend opgenomen dat het Vlaams Gewest de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur zal afbakenen
Ronse werd in het RSV geselecteerd als structuurondersteunend kleinstedelijk gebied. De provincie staat in voor de afbakening van het kleinstedelijk gebied. De afbakening van het kleinstedelijk gebied Ronse werd vastgelegd in een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan.
De site is volgens het PRS gelegen in de deelruimte 'Zuidelijk openruimtegebied'. Het ruimtelijk beleid in deze deelruimte is erop gericht het gebied leefbaar te maken als openruimtegebied en het voorkomen van verdere verstedelijking. Hierbij wordt uitgegaan van een versterking van de natuurlijke en toeristisch-recreatieve functie, het garanderen van de leefbaarheid van de landbouw en het versterken van het belang van de stedelijke kernen en de globale leefbaarheid van het openruimtegebied.
In het PRS komen ter hoogte van het plangebied diverse open ruimte selecties voor.
In het PRS is de zuidelijke ontsluitingsweg aangeduid als een te ontwerpen secundaire weg. (N48a, van N48 Ninovestraat tot N60 ).
Daarbij zijn als motivatie en aandachtspunten volgende zaken vermeld:
Het Provinciaal Beleidsplan Ruimte ‘Maak Ruimte voor Oost-Vlaanderen 2050’ is in opmaak. Het voorontwerp werd reeds goedgekeurd en de hiernavolgende doelstellingen worden informatief meegegeven.
Het voorontwerp van Provinciaal Beleidsplan Ruimte ‘Maak Ruimte voor Oost-Vlaanderen 2050’ bestaat uit een Strategische Visie en 3 beleidskaders: ‘Transitie naar een robuuste en veerkrachtige ruimte’, ‘Transitie naar een solidaire (be)leefomgeving’ en ‘Transitie naar een circulaire samenleving’.
De strategische visie gaat uit van enkele ‘centrale waarden’ die we voorop stellen voor de toekomst; waarden die onze samenleving en ruimte mee vorm geven en die voor ons allemaal van belang zijn.
Op basis van tendensen en uitdagingen, stellen we 4 strategische doelstellingen voorop om de centrale waarden in de toekomst te garanderen:
Om deze doelstellingen te realiseren is een ommekeer in ons ruimtegebruik nodig. Het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief van deze strategische visie richting 2050 draait om het herstellen van de ruimtelijke draagkracht en het evenwicht tussen open ruimte en bebouwde ruimte.
Het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief, namelijk de ommekeer in ons ruimtegebruik om de strategische doelstellingen te realiseren en zo de waarden te garanderen, wordt geconcretiseerd in vijf ruimtelijke principes:
De strategische doelstellingen en de ruimtelijke principes vormen de leidraad voor het ruimtelijk beleid op lange termijn. In de drie beleidskaders worden operationele doelstellingen geformuleerd die enerzijds inspelen op de grote uitdagingen waar we nu mee worden geconfronteerd en anderzijds bijdragen tot het realiseren van de strategische doelstellingen. We zetten ruimte slim in om de vooropgestelde waarden veilig te stellen.
Het voorontwerp gewestelijk RUP overlapt met 2 goedgekeurde provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen:
Overeenstemming met het PRS, (ontwerp) PRUP's en direct werkende normen op provinciaal niveau, en aandachtspunten vanuit de doelstellingen van het voorontwerp van het Provinciaal Beleidsplan Ruimte
Dit advies toetst het ontwerp gewestelijk RUP aan het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (PRS) Oost-Vlaanderen, aan de doelstellingen van het voorontwerp van het Provinciaal Beleidsplan Ruimte ‘Maak Ruimte voor Oost-Vlaanderen 20-50’, aan eventuele (ontwerp) provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen (PRUP’s) en aan eventuele direct werkende normen op provinciaal niveau.
Het ontwerp gewestelijk RUP Rond Ronse is niet strijdig met de gewenste openruimtestructuren uit het PRS, noch met de doelstellingen van het voorontwerp van het Provinciaal Beleidsplan Ruimte.
Het tracé voor de zuidelijke ontsluitingsweg, in het PRS aangeduid als een ‘te ontwerpen secundaire weg. (N48a, van N48 Ninovestraat tot N60 )’, wordt mee opgenomen in het gewestelijk RUP. In zitting van 23 juni 2022 werd door de deputatie delegatie van planningsbevoegdheid verleend voor de opname van de N48a te Ronse in het gewestelijk RUP ‘Rond Ronse’, waarbij wel gevraagd werd rekening te houden met de elementen die in het PRS vermeld zijn voor de N48a, zijnde:
De realisatie van deze secundaire weg is in overeenstemming met de gewenste mobiliteit en lijninfrastructuur uit het PRS. De realisatie van het ring-concept rond Ronse, en het vastleggen van het tracé voor de N48, is ook opgenomen in de ruimtelijke visie die opgemaakt werd in het kader van de afbakening van het kleinstedelijk gebied Ronse.
De planoptie om een aantal nog niet gerealiseerde woon- en woonuitbreidingsgebieden die gelegen zijn buiten de afbakeningslijn van het kleinstedelijk gebied Ronse te herbestemmen naar open ruimte kan vanuit provinciaal oogpunt bijgetreden worden. Er zijn geen strijdigheden met het provinciaal RUP ‘Afbakening kleinstedelijk gebied Ronse’, noch met de ruimtelijke visie die in het kader van het afbakeningsproces werd uitgewerkt.
Het ontwerp gewestelijk RUP Rond Ronse overschrijft een deel van het deelplan ‘Molenbeek West’, welk deel uitmaakt van het provinciaal RUP Afbakening kleinstedelijk gebied Ronse. Het nu gekozen tracé voor de N60 valt binnen de reservatiezone die in het deelplan ‘Molenbeek West’ (PRUP) voorzien was, en het gewestelijk RUP versterkt ook de boszone die in het PRUP voorzien was. Deze planoptie kan gunstig geadviseerd worden.
Het ontwerp gewestelijk RUP overschrijft ook 2 deelplannen van het provinciaal RUP ‘Reconversie verblijfsrecreatie fase 1b Vlaamse Ardennen te Ronse en Maarkedal’, meer bepaald de deelplannen Ronse De Fiertel en Ronse Scherpenberg. Met het PRUP werden beide deelplannen herbestemd van recreatie naar open ruimte. Het ontwerp gewestelijk RUP bevestigd deze visie, en neemt deze gebieden op in een groter geheel.
Advies vanuit mobiliteit
Het proces Rond Ronse werd opgevolgd door de dienst Mobiliteit. Alle verbindingen geselecteerd in het fietsroutenetwerk worden in het toekomstig plan gefaciliteerd en kunnen worden ingericht volgens de comfortvoorwaarden van hun hiërarchie in het netwerk, d.i. fietssnelwegen, functionele verbindingen of lokale functionele fietsverbindingen. Ook met de toekomstige fietssnelweg richting Leuze, die momenteel nog geen deel uitmaakt van het fietsroutenetwerk, wordt rekening gehouden in het ontwerp. Aansluitend wordt de zuidelijke omleidingsweg voorzien van een vrijliggende fietsverbinding waardoor de oost-westelijke verbinding wordt verbeterd. De noord-zuidverbinding wordt opgenomen door fietssnelweg F428 die op de meest directe wijze Ronse en Oudenaarde verbindt. Vanuit mobiliteit wordt het ontwerp gewestelijk uitvoeringsplan ‘Rond Ronse’ bijgevolg gunstig geadviseerd.
Advies vanuit integraal waterbebeleid:
Het projectgebied dat delen van het grondgebied van Ronse, Maarkedal en Kluisbergen omvat, wordt doorsneden door verschillende waterlopen van tweede categorie, die in beheer zijn bij de provincie Oost-Vlaanderen.
Het gaat om de waterlopen:
Met betrekking tot deze waterlopen dient rekening te worden gehouden met een erfdienstbaarheidszone van 5 m langsheen de (al dan niet ingebuisde) waterloop.
Voorwaarden wegens ligging langsheen een (ingebuisde) waterloop:
Langs een (ingebuisde) waterloop bevindt zich een 5 meterzone voor erfdienstbaarheden. Deze strook begint landinwaarts vanaf de uiterste boord van de waterloop waar het talud eindigt; of deze strook begint aan de uiterste boord van de inbuizing.
De inrichting van de 5 meterzone voor erfdienstbaarheden langsheen de waterloop moet compatibel zijn met het (jaarlijkse) machinaal onderhoud van de waterloop met een rups- of bandenkraan. Dit houdt het volgende in:
Deze voorwaarden zijn gebaseerd op de Wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van diverse bepalingen uit de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen en het Decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juni 2003.
Voorwaarden wegens ligging overstromingsgevoelig gebied:
Het plangebied bevindt zich volgens de overstromingskaarten deels in fluviaal overstromingsgevoelig gebied (zowel in zones met kleine kans op overstromingen onder klimaatverandering, zones met kleine kans op overstromingen huidig klimaat en middelgrote kans op overstromingen huidig klimaat, van de bijlage IV watertoets) en eveneens in pluviaal overstromingsgevoelig gebied (zowel in zones met kleine kans op overstromingen onder klimaatverandering, zones met kleine kans op overstromingen huidig klimaat en middelgrote kans op overstromingen huidig klimaat, van de bijlage V watertoets).
Indien door werkzaamheden ruimte voor water verloren zou gaan, dient er rekening te worden gehouden met noodzakelijke compensaties die vereist zijn wegens de ligging in pluviale en de fluviale overstromingscontouren. In het vernieuwde hoofdstuk van het provinciaal beleidskader wordt omschreven hoe daarmee moet worden omgegaan.
Voorwaarden wegens effecten van verharding op het watersysteem:
Met betrekking tot het milderen van de effecten van de verharding op het watersysteem wordt gevraagd volgende paragraaf op te nemen in de algemene bepalingen van de stedenbouwkundige voorschriften:
Door de provinciale dienst Integraal Waterbeleid wordt aangedrongen om bij realisatie van verharde oppervlaktes van meer dan 1000 m², bovenop de geldende verordening meer gebiedsgerichte maatregelen te nemen om het effect van deze verhardingen te milderen om zo de (versnelde) afvoer naar de waterlopen te vermijden of te beperken. Deze maatregelen houden rekening met de terreinkenmerken (bodemtextuur en grondwaterstand), de overstromingsgevoeligheid van het stroomgebied en de omvang van de verharding. Ze worden opgesomd in het provinciaal beleidskader (zie http://www.oost-vlaanderen.be/public/wonen_milieu/water/beleidskader/index.cfm)
Advies vanuit natuur en milieu
Het ontwerp is ambitieus inzake natuur en voorziet in een aanzienlijke bosuitbreiding, wat volledig in lijn ligt met de beleidsdoelstelling van de provincie Oost-Vlaanderen om de bosindex te verdubbelen.
Onderstaand worden nog een aantal specifieke punten, die ook in het eerdere advies (uitgebracht ikv de plenaire vergadering) werden opgegeven meer in detail besproken, dewelke nog zouden kunnen worden aangepast in de definitieve versie:
Inzake het PLAN-MER
Ten opzichte van het voorontwerp werd een bijkomende analyse gedaan van de twee historisch permanente graslanden waarbinnen boscompensatie werd voorzien (bijlage 15a van het PLAN-MER). Daaruit blijkt dat t.o.v. de initiële kartering, vandaag nog slechts 1 van de twee percelen beschouwd kan worden als waardevol grasland. Dit perceel wordt in voorliggend ontwerp niet langer ingezet voor boscompensatie. Hiermee is voldaan aan de voorwaarde hieromtrent uit het initiële advies.
Natuurverbindingen
Vanuit het PLAN-MER komt als milderende maatregel de noodzaak naar voor om een ecopassage te voorzien t.h.v. de kruising van de N60 met de Molenbeek. Deze zal vermoedelijk uitgevoerd worden via een viaduct, maar het is onduidelijk op welke manier deze vorm gegeven zal worden. Er dient verduidelijkt te worden in de voorschriften (art. 1.6) dat de verbinding gerealiseerd moet worden op een zodanige manier dat diverse taxa, met inclusie van grote zoogdieren, er gebruik van kunnen maken. Deze vraag werd niet opgenomen en wordt bijgevolg opnieuw meegegeven.
Naast deze ecopassage wordt op de N48 Doorniksesteenweg een hopover voor vleermuizen voorzien.
In de voorschriften (art. 1.1.6) werd het beperken van verlichting tot het strikt noodzakelijk in functie van veiligheid om lichtverstrooiing en de ecologische impact in de aangrenzende openruimtegebieden te vermijden uitgebreid naar het volledige wegtracé en niet enkel ter hoogte van de kwetsbare gebieden. Hiermee is voldaan aan de voorwaarde hieromtrent uit het initiële advies.
Bovenstaande milderende maatregelen die voorzien zijn in het huidige ontwerp komen rechtstreeks voort uit het PLAN-MER. Louter juridisch bekeken volstaan deze dan ook, maar een toekomstgericht planproces zou ook verder moeten kijken en (gedeeltelijk) oplossingen moeten bieden voor de reeds bestaande knelpunten van versnippering. In dat opzicht dient onderzocht te worden wat de mogelijkheden zijn om ook andere kruisingen van de rondweg dusdanig te ontwerpen waardoor ze ook voor de natuur milderend kunnen werken tegen het barrière effect van het wegverkeer. De mogelijkheid tot het slim combineren van functies dient verder onderzocht en toegepast te worden, bv. bij de nu voorziene verbindingen voor langzaam verkeer (art. 1.5; cfr. ecoveloduct) en bij kruisingen met waterlopen (cfr. Looprichel voor otter). Deze vraag werd niet opgenomen en wordt bijgevolg opnieuw meegegeven.
Inzake de directe omgeving van het provinciale natuurdomein Heynsdaele
Heynsdaelebos is eigendom van de provincie en wordt beheerd in functie van de natuurwaarden. Voorliggend GRUP voorziet in een (smalle) bosverbinding met Le Trieu net over de Waalse grens en stelt daarnaast de toekomstige grenzen vast tot waar bosuitbreiding kan gerealiseerd worden (deelplan 2d). Er werden in het advies op het voorontwerp hierover 2 specifieke voorwaarden meegeven, dewelke allebei werden meegenomen en resulteerden in een aangepast ontwerp, waarmee de provincie akkoord kan gaan.
Inzake de stedenbouwkundige voorschriften
In art. 2.3.1 (agrarisch gebied met ecologisch belang) en art. 2.7.1 (bos) is expliciet opgenomen dat fietssnelwegen toegelaten zijn. Gelet op het belang van behoud van de natuurwaarden in deze bestemmingsgebieden is dergelijke infrastructuur maar verenigbaar voor zover deze niet verlicht worden. Om die reden dient in beide artikels de zinsnede ‘(m.i.v. een fietssnelweg)’ vervangen te worden door ‘(m.i.v. een fietssnelweg voor zover die niet verlicht wordt)’. Deze vraag werd niet opgenomen en wordt bijgevolg opnieuw meegegeven.
In art. 2.1.1 (agrarisch gebied) wordt gesteld dat verblijfsgelegenheid toegelaten is voor zover deze een integrerend deel van het bedrijf (landbouwbedrijfszetel) uitmaken. De restricties om zonevreemd gebruik van de landbouwruimte tegen te gaan zijn terecht, maar in de realiteit daalt het aantal landbouwbedrijfsgebouwen in effectief landbouwgebruik. De vraag stelt zich in die zin of het niet nuttig is om een limitatief aantal zonevreemde functies ook toe te laten in gebouwen die geen deel meer uitmaken van een actieve landbouwbedrijfszetel, voor zover die een meerwaarde bieden voor de ontwikkeling van de regio, hier concreet bv. kleinschalige verblijfsgelegenheden in voormalige landbouwbedrijven. In het eerder advies werd gevraagd te onderzoeken of een dergelijke functie voldoende sluitend kan opgenomen worden in de voorschriften, zonder een wildgroei van zonevreemde functies toe te laten of ongewenste concurrentie te creëren voor landbouwers inzake toegang tot betaalbare landbouwbedrijfsgebouwen. Deze vraag werd niet opgenomen en wordt bijgevolg opnieuw meegegeven.
Vanuit natuur en milieu kan bijgevolg een voorwaardelijk gunstig advies gegeven worden; waarbij als voorwaarden te vermelden zijn:
Advies op de landbouw(structuur) vanuit landbouw en platteland:
Gezien de impact op landbouw vooral veroorzaakt wordt door het open ruimte onderdeel van het GRUP wordt hier vooral op dit deel van het GRUP gefocust.
Departement omgeving heeft ism departement landbouw en visserij en de VLM een voorstel tot GRUP uitgewerkt met als doel alle natuurdoelen te bereiken en de doelen ifv erfgoed. Er is in principe getracht de natuur te leggen op locaties met zo veel mogelijk potentie voor natuur en zo weinig mogelijk schade voor de beroepslandbouw.
Landbouw en platteland heeft diverse bedenkingen bij de documenten, die in het advies van de dienst landbouw en platteland, hierbijgevoegd in bijlage en deel uitmakend van dit advies, opgesomd en gedocumenteerd worden.
Het advies gaat in op volgende zaken:
Het ontwerp gewestelijk RUP 'Rond Ronse', gelegen op grondgebied van Ronse, Maarkedal, Kluisbergen en Oudenaarde, wordt gunstig geadviseerd mits rekening gehouden wordt met de gemaakte bemerkingen.
Een afschrift van dit besluit zal voor verder gevolg gezonden worden naar het Departement Omgeving van de Vlaamse overheid.
Tussenkomsten: geen
De stuurgroep van het werkingsgebied Gent-Oost bepaalde dat er voor de Provincie één mandaat zal worden voorbehouden in het bestuursorgaan van deze woonmaatschappij. In een brief van 2 februari 2023 vraagt SHM Eigen Dak aan de Provincie om een kandidaat voor te dragen voor de invulling van het voorbehouden bestuursmandaat, plus één extra kandidaat, zo mogelijk met een verschillend geslacht (bijlage 1).
De huidige provinciale vertegenwoordiger binnen het bestuursorgaan van SHM Nieuw Dak is de heer Bart Blommaert.
De huidige sociale huisvestingsmaatschappijen en sociale verhuurkantoren en toekomstige woonmaatschappijen zijn belangrijke partners voor het provinciale woonbeleid. Ook in de toekomst wil de Provincie een ondersteunende rol blijven opnemen en een vinger aan de pols houden met betrekking tot de evoluties binnen de nieuwe woonmaatschappijen. Daarom wil het bestuur zo veel als mogelijk verder blijven participeren binnen de woonmaatschappijen en mandaten opnemen binnen de bestuursorganen van deze maatschappijen.
De Vlaamse Codex Wonen van 2021 bepaalt dat ten hoogste 2/3de van de leden van het bestuursorgaan van een SHM van hetzelfde geslacht mogen zijn. Deze genderdiversiteitsvoorwaarde indachtig, wordt de Provincie dan ook verzocht om zo mogelijk kandidaten te willen voordragen met een verschillend geslacht.
Provinciedecreet van 9 december 2005.
Vlaamse Codex Wonen van 1 januari 2021.
Decreet van 9 juni 2021 houdende wijziging van diverse decreten m.b.t. wonen.
Besluit Vlaamse Codex Wonen van 11 september 2020.
Besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2021 tot wijziging van verschillende besluiten over wonen.
42 besluiten van de Vlaamse Regering van 8 maart 2022 tot de vaststelling van de werkingsgebieden.
Provincieraadsbesluit van 27 februari 2019 betreffende de vertegenwoordiging provinciebestuur in Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW), in regionale sociale huisvestingsmaatschappijen, in sociale kredietvennootschappen (Nano 1900807).
Voor het bestuursorgaan van de nieuwe woonmaatschappij voor het werkingsgebied Gent-Oost, wordt voorgedragen .
Kandidaat 1: provincieraadslid Bart Blommaert
Kandidaat 2: provincieraadslid Marleen Van De Populiere
Een afschrift van dit besluit zal worden overgemaakt aan de betrokken partijen.
Tussenkomst: raadslid Kenneth Taylor
Gedeputeerden An Vervliet en Leentje Grillaert reageren namens de deputatie.
De jaarlijkse algemene vergadering van SBK Dendermonde wordt normaal gezien elk jaar gehouden in de maand juni. Om het hele traject in functie van de vorming van de woonmaatschappij op tijd rond te krijgen (uiterlijke datum 30 juni 2023), zal deze Algemene Vergadering dit jaar reeds vroeger doorgaan, namelijk op 22 maart 2023. Omwille van die vervroegde datum wordt dit een ‘Buitengewone Algemene Vergadering (hierna BAV)’ genoemd.
Op deze BAV zullen echter nog geen beslissingen worden genomen in verband met de splitsing/fusie die zal doorgaan in functie van de vorming van de woonmaatschappij.
Vlak na de BAV van 20u wordt er om 20u30 een ‘grote informatievergadering’ gepland.
De BAV waarop over de splitsing/fusie zal worden beslist, zal op een latere datum plaatsvinden.
Agendapunten van de Buitengewone Algemene Vergadering van 22 maart 2023
1. Jaarverslag van de raad van bestuur over werkingsjaar 2022, inclusief
- Het bijzonder verslag m.b.t. het toezicht op erkenningsvoorwaarden als sociale onderneming
- De klachtenrapportering
2. Verslag van de commissaris (controleverslag)
3. De jaarrekening 2022
4. Kwijting aan de bestuurders en de commissaris
5. Benoeming van de bestuurders
De uitnodiging van de BAV werd ontvangen op 6 maart 2022. De stukken waarover op de BAV beslist moet worden zullen pas bezorgd worden ten laatste de dag voor de BAV. Dit betekent dat het op dit moment (nog) niet mogelijk is een stemadvies mee te geven aan de vertegenwoordiger van de Provincie Oost-Vlaanderen voor deze BAV.
Grote informatievergadering 22 maart 2023
Op deze informatievergadering zal meer toelichting worden gegeven i.v.m. het traject vorming woonmaatschappij en wat dit specifiek inhoudt voor SBK Dendermonde.
Bij de uitnodiging voor deze informatievergadering werden geen stukken meegegeven.
Provinciedecreet van 9 december 2005.
Wetboek van Vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019.
De Vlaamse Codex Wonen van 1 januari 2021.
Omzendbrief 24 april 2020 OMG/W 2020/3.
Provincieraadsbesluit van 14 februari 2019 houdende Wonen – Vertegenwoordiging in VMSW, regionale sociale huisvestingsmaatschappijen en in sociale kredietvennootschappen.
Provincieraadsbesluit van 27 januari 2021 houdende Wonen – Mandaten huisvestingsmaatschappijen (wijzigingen).
De uitnodiging van 2 maart 2023 voor de buitengewone algemene vergadering van Sociale Bouw- en Kredietmaatschappij Arrondissement Dendermonde CVBA (hierna genoemd SBK Dendermonde) op woensdag 22 maart 2023 om 20u.
De uitnodiging van 2 maart 2023 voor de grote informatievergadering van SBK Dendermonde CVBA op woensdag 22 mart 2023 om 20u30.
De Provincie zal op de buitengewone vergadering van 22 maart 2022 vertegenwoordigd worden door: gedeputeerde Leentje Grillaert
Het mandaat van de vertegenwoordiger van de Provincie wordt bepaald om, op basis van de bespreking en aangereikte documentatie op de vergadering, te stemmen op de afzonderlijke punten van de agenda in het belang van de Provincie.
De vertegenwoordiger van de Provincie zal verslag uitbrengen aan de provincieraad van de toelichting die zal worden gegeven op de grote informatievergadering van 22 maart 2023.
Tussenkomsten: raadsleden Christian Bauwens, Kenneth Taylor, Greet De Troyer
Gedeputeerde An Vervliet, Leentje Grillaert en Kurt Moens reageren namens de deputatie.
Conform de bepalingen van het provinciedecreet en het organisatiebeheersingssysteem worden de aanpassingen aan de subsidielijst aan de Provincieraad voorgelegd.
Het provinciedecreet van 9 december 2005.
Het besluit van de Vlaamse Regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen.
Het provincieraadsbesluit van 17 juni 2020 waarbij het algemeen kader van het organisatiebeheersingssysteem wordt goedgekeurd, in het bijzonder deel 4 - Financieel management.
Het besluit van de Provinciegriffier van 14 juli 2022 tot vaststelling van het organisatiebeheersingssysteem.
Het provincieraadsbesluit van 14 december 2022 waarin de aanpassing van de subsidielijst wordt goedgekeurd.
De Provincieraad keurt de aangepaste subsidielijst goed.
De subsidielijst wordt als bijlage aan dit besluit gehecht.
Tussenkomst: raadslid Christian Bauwens
Gedeputeerde Kurt Moens reageert namens de deputatie.
Hij rapporteert rond drie pijlers over het volledige jaar 2022:
1. de voorafgaande krediet- en wetmatigheidscontrole door middel van het voorafgaand visum
en het debiteurenbeheer
2. een overzicht van de thesaurietoestand, de liquiditeitsprognose, de beheerscontrole alsook de
evolutie van de budgetten
3. de financiële risico’s (in het rapport opgenomen bij de beheerscontrole)
De voorliggende rapportering is aangepast aan de vernieuwde beleids- en beheerscyclus (BBC). Bij de
uitwerking is rekening gehouden met de wettelijke schema's in de BBC en de indeling in provinciale
diensten en sectoren.
Het Provinciedecreet, in het bijzonder art. 90.
De provincieraad neemt kennis van het rapport van de financieel beheerder over het jaar 2022
betreffende de voorafgaande krediet- en wetmatigheidscontrole, het debiteurenbeheer en een
overzicht van de thesaurietoestand, de liquiditeitsprognose, de beheerscontrole, de evolutie van de
budgetten en de financiële risico’s.
Tussenkomsten: raadsleden Greet De Troyer, Olaf Evrard, Hilde Bruggeman, Kenneth Taylor, Kristof Windels, Bart Blommaert, Martine Verhoeve
Raadslid Greet De Troyer geeft een persoonlijke stemverklaring.
Gedeputeerde Kurt Moens reageert namens de deputatie.
Als schoolbestuur wordt er gekozen voor een fusieproces tussen scholen omdat ervan uitgegaan wordt dat deze fusie voordelen zal opleveren, zoals:
De wijze waarop de schaalvergroting wordt aanpakt, is bepalend voor het succes van de fusieoperatie. Een zorgvuldige aanpak is dé voorwaarde om tot optimalisering van de schoolorganisatie te komen. Een onzorgvuldig aangepakte schaalvergroting kan leiden tot frustratie en demotivatie. Daarom is het noodzakelijk dat scholen zich erkend en gewaardeerd voelen binnen het fusieproces. Uiteindelijk ziet iedereen de meerwaarde van schaalvergroting in.
Fusie
De fusieschool zal Richtpunt campus Ninove-Zottegem heten en zal een school zijn met twee campussen, te Ninove en te Zottegem. De hoofdvestigingsplaats van de school is gelegen op het adres te 9620 Zottegem, Sabina van Beierenlaan 35.
Er werd geopteerd voor een gewone fusie: dit is een fusie door samenvoeging tot één school van twee of meer scholen die gelijktijdig worden afgeschaft; aan deze school wordt een nieuw instellingsnummer toegekend.
Een fusie wordt telkens in één keer tot stand gebracht.
De school die na de fusie overblijft, wordt niet als een nieuwe school beschouwd en alle vóór de fusie bestaande vestigingsplaatsen mogen verder in gebruik blijven.
Te vervullen formaliteiten
Uiterlijk 1 april van het voorafgaand schooljaar wordt de fusie aan de hand van een formulier 'Melding van fusie' meegedeeld aan AGODI.
Voor scholen behorend tot een scholengemeenschap wordt bij dit formulier een uittreksel gevoegd van het proces-verbaal waaruit moet blijken dat de fusie conform is aan de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn gemaakt; indien de fusie betrekking heeft op scholen van verschillende scholengemeenschappen, dan is een uittreksel per scholengemeenschap vereist.
Door de mededeling aan AGODI wordt de fusie, waaruit onmiddellijk financierings- of subsidiëringsrepercussies voortvloeien, geacht een definitief karakter te hebben.
Scholengemeenschap
Richtpunt campus Zottegem maakt deel uit van de scholengemeenschap Zuid-Oost-Vlaanderen. De scholengemeenschap werd geïnformeerd over de fusieoperatie op 28 februari 2023. Er zal een proces-verbaal worden opgesteld om samen met de 'Melding van fusie' over te maken aan AGODI.
Richtpunt campus Ninove maakt momenteel geen deel uit van een scholengemeenschap.
Na de fusieoperatie zal de fusieschool Richtpunt campus Ninove-Zottegem deel blijven uitmaken van de scholengemeenschap Zuid-Oost-Vlaanderen.
Directieteam
Het directieteam van de fusieschool zal bestaan uit een algemeen directeur, ondersteund door twee pedagogische directeurs, een technisch adviseur-coördinator en twee technisch adviseurs.
Het schoolbestuur heeft de vrije keuze voor de invulling van de functie van algemeen directeur. Bart Lammens, huidig directeur van Richtpunt campus Zottegem, zal worden aangesteld als algemeen directeur.
De twee pedagogische directeurs, op elke campus één, zullen een specifieke opdracht krijgen. De ambten die hiervoor worden ingezet zijn die van adjunct-directeur, waarvoor er een vacature zal worden uitgeschreven, en één ambt technisch adviseur.
Personeel
Het personeel van beide scholen werd op de hoogte gebracht van de fusieoperatie op 1 maart 2023.
Voor de rechtspositie van het personeel stelt er zich geen probleem, aangezien er gekozen werd voor een eenvoudige fusie (en niet voor een fusie door opslorping). Alle personeelsleden behouden hun rechten.
Met betrekking tot de mobiliteit en de inzetbaarheid van het personeel is het mogelijk dat het personeel op één of op beide campussen zal worden aangesteld. Dit zal talentgericht worden bekeken en niet op basis van anciënniteit en met een maximale afstemming van de lessenroosters.
Provinciedecreet van 9 december 2005.
Besluit van de Vlaamse regering houdende de codificatie betreffende het secundair onderwijs van 17 december 2010.
Omzendbrief SO 51 houdende rationalisatienormen van 31 juli 1988.
Richtpunt campus Ninove en Richtpunt campus Zottegem fuseren tot de fusieschool Richtpunt campus Ninove-Zottegem. De hoofdvestigingsplaats van de fusieschool is gelegen te 9620 Zottegem, Sabina van Beierenlaan 35.
Aan de directie Onderwijsinstellingen wordt gevraagd om voor 1 april 2023 het formulier 'Melding van fusie' in te dienen bij AGODI.
Tussenkomsten: geen
Het oorspronkelijke doel van de techniekacademies was de technische geletterdheid van leerlingen uit de derde graad van het basisonderwijs te verbeteren. Het doel van het huidige reglement (sinds 2021) is hen te laten ontdekken of ze interesse en/of aanleg hebben voor STEM, zodat ze een goede en positieve studiekeuze in het secundair onderwijs kunnen maken.
In het schooljaar 2021-2022 waren de techniekacademies met het huidige reglement een groot succes, met in totaal 49 toekenningen. Voor het schooljaar 2022-2023 kenden ze echter een grote terugval met nog slechts 11 aanvragen. Dit kwam doordat de West-Vlaamse Hogeschool VIVES zich heeft teruggetrokken als subsidieaanvrager, namens een aantal Oost-Vlaamse gemeenten. VIVES blijft deze gemeenten momenteel wel van techniekacademies voorzien - met een eigen invulling - zonder een beroep te doen op ons subsidiereglement.
Uit een rondvraag bij meerdere Oost-Vlaamse gemeenten, secundaire scholen en andere hogescholen blijkt dat er nog steeds interesse bestaat voor het organiseren van techniekworkshops, die wel in lijn liggen met ons subsidiereglement. Met het nieuwe reglement willen we nauwer aansluiten op de modernisering van het secundair onderwijs, mogelijke drempels wegwerken en de techniekacademies rebranden naar STEM-Expedities, om ons te onderscheiden van het aanbod van VIVES.
Met deze nieuwe naam sluiten we explicieter aan op het STEM-domein binnen het gemoderniseerde secundair onderwijs en de positieve perceptie ervan door ouders en leerlingen. We drukken er ook expliciet mee uit, wat we willen bereiken: de deelnemers trekken op expeditie binnen het STEM-domein om uit te zoeken, te ondervinden en te ontdekken wat hen interesseert en waarvoor ze aanleg hebben. We vragen om in de reeks minstens 4 verschillende vakgebieden binnen STEM aan bod te laten komen, zodat de deelnemers zich voldoende breed en gevarieerd kunnen oriënteren. Tevens verlangen we dat de ouders van de deelnemers bij de oriëntatie betrokken worden, aangezien zij vaak een bepalende rol spelen in de studiekeuze van hun kinderen.
Om de organisatie van een STEM-expeditie laagdrempeliger en een subsidieaanvraag aantrekkelijker te maken, stellen we de volgende aanpassingen voor:
Tot slot willen we de bedragen van de subsidies en de deelnemersbijdragen aanpassen aan de inflatie en gestegen prijzen van loonkosten en bouwmaterialen:
Verdrag van 26 oktober 2012 betreffende de werking van de Europese Unie.
Wet van 14 november 1983 betreffende de controle op de toekenning en op de aanwending van sommige toelagen.
Provinciedecreet van 9 december 2005.
Reglement van 12 oktober 2005 met betrekking tot de controle op de toekenning en op de aanwending van toelagen en de reservevorming met provinciale subsidies.
Reglement van 24 februari 2021 met betrekking tot de subsidiëring van techniekacademies.
Het reglement met betrekking tot de subsidiëring van STEM-expedities wordt als volgt vastgesteld:
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
1° centrumstad: Aalst, Gent of Sint-Niklaas;
2° hogeschool: één van de hogescholen vermeld in artikel II.3 van het besluit van de Vlaamse regering van 11 oktober 2013 tot codificatie van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs;
3° school: een school voor secundair onderwijs die studierichtingen uit het STEM-domein aanbiedt met minstens dubbele finaliteit en/of arbeidsmarktfinaliteit, of voor buitengewoon secundair onderwijs met opleidingsvorm 3 (OV3);
4° STEM-domein: zoals bepaald door de Vlaamse Overheid in de matrix secundair onderwijs;
5° STEM-expeditie: minimum 6 workshops voor jongeren uit de 3de graad basisonderwijs en/of 1ste graad secundair onderwijs, met als doel verschillende vakgebieden binnen het STEM-domein te leren kennen en interesse in en talent voor STEM en techniek te laten ontdekken, teneinde een goede en positieve studiekeuze te kunnen maken in het (verdere) secundair onderwijs;
6° vakgebied: keuze uit Bouw – Hout – Voertuig – Biotechnieken – Elektriciteit en Elektronica – Mechanica – Textiel – Metaal – Schilderen – Prototyping – Grafische Technieken – Programmeren en Robotica – Lucht-, Zee- en Binnenvaart – Sanitair en Koel- en Warmtetechnieken.
7° vestiging: de plaats waar de activiteiten worden uitgevoerd;
8° workshopaanbieder: een school, hogeschool of organisatie die één of meerdere STEM-workshops aanbiedt;
Binnen de perken van de daartoe in het meerjarenplan van de Provincie Oost-Vlaanderen goedgekeurde kredieten en overeenkomstig de bepalingen van dit reglement kan de deputatie subsidies toekennen aan gemeentebesturen, hogescholen en scholen voor het organiseren van STEM-expedities in de provincie Oost-Vlaanderen.
De aanvraag van de subsidie voor een STEM-expeditie, moet uiterlijk op 31 mei voorafgaand aan het schooljaar via het daartoe bestemde aanvraagformulier worden ingediend bij de Provincie Oost-Vlaanderen, per e-mail aan onderwijs.en.vorming@oost-vlaanderen.be. De datum van ontvangst op de mailserver van de Provincie geldt als bewijs van de datum van indiening.
De subsidie kan worden aangevraagd door een Oost-Vlaams gemeentebestuur, een school of hogeschool met een vestiging in de provincie Oost-Vlaanderen. De STEM-expeditie vindt in de provincie Oost-Vlaanderen plaats.
§ 1. Om in aanmerking te komen voor de subsidie moet aan de volgende cumulatieve voorwaarden zijn voldaan:
1° binnen de STEM-expeditie worden er minimum 6 workshops van elk minimum 2 uur aangeboden;
2° de workshops vinden plaats buiten de lesuren in de vrije tijd van de deelnemers;
3° aan de STEM-expedities nemen jongeren deel uit de 3de graad basisonderwijs en/of 1ste graad secundair onderwijs. De subsidieaanvrager waakt er zelf over dat nieuwe deelnemers voorrang krijgen op deelnemers uit vorige jaren;
4° de subsidieaanvrager kan:
5° de STEM-expeditie is een doe-activiteit en heeft als doel de jongeren te stimuleren om te reflecteren over hun interesses in en hun talenten voor STEM en techniek, waarbij getracht wordt ook de ouders en/of voogden te betrekken. De jongeren gaan zelf aan de slag, onderzoeken en experimenteren binnen een veilige context. Probleemoplossend denken, persoonlijke inbreng en eigen creativiteit worden aangewend. Er wordt voor gezorgd dat de jongeren hun ervaringen ook met hun ouders en/of voogden kunnen delen en bespreken;
6° in de STEM-expeditie komen de 4 STEM-componenten (natuurwetenschappen, technologie, ingenieurstechnieken en wiskunde) aan bod. De workshops sluiten aan bij de leefwereld van de jongeren en zijn afgestemd op hun niveau. De workshops beogen het geven van inzichten in de relevantie van STEM op zich en voor de maatschappij als geheel. Ze tonen aan dat STEM-inzichten een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de grote uitdagingen van onze wereld en tijd. STEM en/of STEM-toepassingen kunnen ook binnen de context van andere domeinen worden verkend;
7° de STEM-expeditie verkent minstens 4 verschillende vakgebieden binnen het STEM-domein, zoals bepaald in artikel 1, 6°;
8° de jongeren moeten voor alle workshops van de STEM-expeditie ingeschreven zijn;
9° de STEM-expeditie mag geen aanvang nemen alvorens de deputatie een beslissing heeft genomen over de aanvraag.
§ 2 De subsidie kan enkel worden aangewend voor werkings- en personeelskosten. Het betreft onder meer:
De aanvrager kan geen personeelskosten inbrengen die al via het regulier pakket zijn vergoed, noch transportkosten.
De subsidie kan niet worden aangewend voor investeringskosten. Het betreft onder meer:
§ 1 In een centrumstad met meer dan 200.000 inwoners kunnen 5 STEM-expedities gesubsidieerd worden.
In een centrumstad met meer dan 100.000 inwoners maar minder dan 200.000 inwoners kunnen 4 STEM-expedities gesubsidieerd worden.
In een centrumstad met minder dan 100.000 inwoners kunnen 3 STEM-expedities gesubsidieerd worden.
In niet-centrumsteden en gemeenten met meer dan 25.000 inwoners kunnen 2 STEM-expedities gesubsidieerd worden.
In de andere gemeenten kan één STEM-expeditie gesubsidieerd worden.
§ 2 De toekenning van de subsidies gebeurt binnen de beschikbare middelen. Wanneer meerdere STEM-expedities voor subsidie in aanmerking komen, wordt de subsidie verleend volgens de volgende orde van prioriteit:
1° maximale spreiding over Oost-Vlaamse gemeenten;
2° verdeling van de subsidies onder de verschillende aanvragers;
3° aanvragen waarbij er een workshop plaatsvindt in een school of bedrijf;
4° maximale variatie binnen de workshopreeks van de STEM-expeditie, waarbij de meeste verschillende vakgebieden aan bod komen;
5° de meest creatieve invulling van de STEM-expeditie.
§ 1 De deputatie kent per STEM-expeditie een subsidie toe van maximum 3.000 EUR.
1° Een aanvrager die een STEM-expeditie organiseert, met minimum 6 workshops van minimum 2 uur, waarbij minstens 4 vakgebieden binnen het STEM-domein aan bod komen, krijgt een subsidie van maximum 2.000 EUR op basis van de geraamde kosten.
2° Een aanvrager die een STEM-expeditie organiseert, met 9 of meer workshops van minimum 2 uur, waarbij minstens 4 vakgebieden binnen het STEM-domein aan bod komen, krijgt een subsidie van maximum 3.000 EUR op basis van de geraamde kosten.
§ 2 De subsidie wordt in één schijf vooraf uitbetaald. Bij een aanvraag voor een volgend schooljaar wordt de subsidie pas uitbetaald nadat de verantwoordingsstukken voor het voorafgaande schooljaar zijn voorgelegd. Deze stukken moeten uiterlijk worden ingediend op 30 september na het schooljaar waarin de STEM-expeditie heeft plaatsgevonden.
Een subsidie, verleend op grond van dit reglement, mag niet worden gecumuleerd met een andere subsidie van de Provincie.
De toekenning van deze subsidie gebeurt in overeenstemming met het gelijkheidsbeginsel, de regelgeving inzake mededinging en inzake staatssteun.
De aanvrager verbindt zich ertoe:
1° de administratie te voeren volgens het aanvraagformulier dat terug te vinden is op de website;
2° het campagnebeeld van de STEM-expeditie (met logo van de Provincie Oost-Vlaanderen) op herkenbare wijze te vermelden en aan te brengen bij alle communicatie die wordt gevoerd met betrekking tot het project;
3° extra inspanningen te doen om kansengroepen te bereiken;
4° geen of maximum 7 EUR inschrijvingsgeld te vragen per workshop, met aandacht voor deelname van kansengroepen;
5° een personeelslid van de directie Onderwijs & Vorming ter plaatse te laten komen in het kader van de opvolging van de STEM-expeditie met mogelijkheid voor een onderhoud met de verantwoordelijke en/of de workshopaanbieder(s);
6° bereid te zijn om ervaringen uit de STEM-expeditie en methodieken die met behulp van de subsidie zijn ontwikkeld, te delen met andere organisaties met het oog op deskundigheidsbevordering van de sector. Deze deskundigheidsbevordering kan op verschillende manieren tot stand komen, onder meer:
De aanvragen worden voorgelegd aan de deputatie die beslist op basis van een advies van de directie Onderwijs & Vorming. De directie hanteert hierbij de subsidiecriteria zoals omschreven in artikel 5 en formuleert zo nodig een voorstel tot de verdeling van de beschikbare middelen.
Binnen de week na de beslissing van de deputatie worden de subsidieaanvragers op de hoogte gebracht van deze beslissing.
De Provincie Oost-Vlaanderen heeft het recht om de aanwending van de subsidies te (laten) controleren op basis van het reglement van 12 oktober 2005 met betrekking tot de controle op de toekenning en op de aanwending van toelagen en de reservevorming met provinciale subsidies. Dit reglement bevat, afhankelijk van het bedrag van de subsidie, de controlemechanismen en een opsomming van de stukken die in functie van de financiële controle minimaal moeten worden ingediend ter verantwoording van de subsidie.
De subsidieaanvrager moet bovendien een inhoudelijk eindrapport voorleggen, dat opgemaakt wordt volgens het provinciaal modelformulier dat terug te vinden is op de website.
Indien blijkt dat onjuiste gegevens werden opgenomen in de aanvraag van de subsidie of in de in te dienen stukken of indien blijkt dat dit reglement niet correct werd nageleefd, kan de deputatie, onverminderd de 2 vorige leden, de toegekende subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.
Indien evenwel blijkt dat het niet correct naleven van dit reglement te wijten is aan overmacht zal, in samenspraak met de directie Onderwijs & Vorming, de toegekende subsidie gedeeltelijk teruggevorderd worden, rekening houdend met de nageleefde bepalingen.
Misbruik kan aanleiding geven tot uitsluiting van toekomstige subsidies van de Provincie Oost-Vlaanderen.
De deputatie beslist over alle betwistingen met betrekking tot de toepassing van dit reglement.
Dit reglement treedt in werking op 22 maart 2023.
Met ingang van voornoemde datum wordt het reglement van 24 februari 2021 met betrekking tot de subsidiëring van de techniekacademies opgeheven.
Bij wijze van overgangsmaatregel worden subsidieaanvragen waarvoor de deputatie op datum van inwerkingtreding van dit reglement een vaste belofte heeft verleend, verder afgehandeld volgens het reglement van 24 februari 2021.
Agendapunten 19 tot en met 24 (2023_PR_00038 tot en met 2023_PR_00043), erkenningsaanvragen islamitische geloofsgemeenschappen, worden gezamenlijk behandel en gestemd.
Tussenkomsten: raadsleden Bart Blommaert, Greet De Troyer, Elisabet Dooms
Gedeputeerde Kurt Moens reageert namens de deputatie.
Met brief van 25 november 2022 vraagt het Agentschap Binnenlands Bestuur namens de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen aan de Provincie Oost-Vlaanderen om een advies te bezorgen over de erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Ensar te Oudenaarde.
Deze brief werd samen met het geactualiseerd dossier op 28 november 2022 ontvangen, wat tot gevolg heeft dat de adviestermijn van 4 maanden verstrijkt op 27 maart 2023.
Dit geactualiseerd dossier moet de Provincie toelaten om de erkenningscriteria, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet, geïnformeerd te beoordelen.
Nu artikel 7 van het Erkenningsdecreet bepaalt dat “Een lokale geloofsgemeenschap kan worden erkend als ze voldoet aan al de volgende criteria” (eigen onderlijning) betekent dit concreet dat, zodra aan één van de criteria niet is voldaan, de lokale geloofsgemeenschap niet kan worden erkend.
Om te beoordelen of aan al de erkenningscriteria is voldaan, worden deze hierna dan ook één voor één besproken:
1° ze heeft een juridische structuur die aangepast is aan het aangevraagde openbaar statuut en waarover er transparantie is
De lokale geloofsgemeenschap Ensar beschikt over een juridische structuur in de vorm van een vzw. Dit is een correcte juridische structuur, waarvan de statuten in het geactualiseerd dossier zijn toegevoegd.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
2° ze is financieel leefbaar en biedt transparantie daarover
Eens een lokale geloofsgemeenschap is erkend, gebeurt het financieel beheer van het bestuur van de eredienst volgens de daartoe vastgelegde regelgeving. Om na te gaan of de lokale geloofsgemeenschap voldoende voorbereid is, moet de lokale geloofsgemeenschap voldoende transparant zijn over haar financiële toestand en dient het aanvraagdossier, op straffe van onontvankelijkheid (art. 67 §2 Erkenningsdecreet), onder meer de volgende financiële documenten te bevatten die de financiële leefbaarheid aantonen:
Het geactualiseerd dossier bevat de laatste jaarrekening, nl. de jaarrekening 2021 en dit zowel voor het geheel van de activiteiten als voor dat gedeelte van haar activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst. Tevens is een ontwerp van meerjarenplan toegevoegd.
Op basis van het onderzoek van de financiële documenten wordt volgende vastgesteld:
JR 2021 | JR 2021 | MJP 2023 | MJP 2028 | |
geheel activiteiten | enkel eredienst | |||
Ontvangsten | € 16.123,86 | € 14.993,86 | € 3.000 | € 3.000 |
Uitgaven | € 11.028,05 | € 11.028,05 | € 40.460 | € 44.210 |
overschot / tekort | € 5.095,81 | € 3.965,81 (*) | € -37.460 | € -41.210 |
(*) in de JR staat 11.897,43 EUR, maar het is niet duidelijk vanwaar dit bedrag komt
1) Uit de jaarrekening 2021 voor het geheel van de activiteiten blijkt:
2) Uit de jaarrekening 2021 voor dat gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst blijkt:
3) Uit een verdere analyse van de jaarrekening 2021 blijkt dat:
4) Uit de financiële nota van het ontwerp van meerjarenplan blijkt dat:
5) Uit de strategische nota van het ontwerp van meerjarenplan blijkt dat:
De reden dat aan de lokale geloofsgemeenschap wordt gevraagd om de laatste jaarrekening voor het 'geheel' van de activiteiten aan te vullen met een jaarrekening voor dat 'gedeelte' van haar activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst, is net omdat op basis daarvan een projectie gemaakt moet worden voor de toekomst, zodat de gevraagde tussenkomsten realistisch kunnen worden ingeschat.
Vaststelling is echter dat de cijfers in het meerjarenplan op geen enkele wijze gelinkt kunnen worden aan de cijfers van de jaarrekening en dat er, omwille van het manifest gebrek aan eigen middelen, een aanzienlijk tekort is.
Verder is het onaanvaardbaar dat een lokale geloofsgemeenschap na de erkenning een provinciale tussenkomst vraagt (37.460 EUR in 2023), terwijl uit de jaarrekening 2021 voor dat gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst geen nood aan een provinciale tussenkomst blijkt.
Verder toont het jaarlijkse tekort in het meerjarenplan aan dat de lokale geloofsgemeenschap voor dat gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst niet financieel leefbaar is en dat de impact op de provinciale financiën aanzienlijk zal zijn.
Samengevat kan worden gesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Ensar niet financieel leefbaar is en onvoldoende transparantie biedt. Mede gelet op het manifest gebrek aan eigen middelen voor de eredienst wordt niet voldaan aan dit criterium.
3° ze ontvangt noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks buitenlandse financiering of ondersteuning als die financiering of ondersteuning afbreuk doet aan haar onafhankelijkheid. Ze ontvangt geen financiering of ondersteuning die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging
Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet welke de oorsprong is van de ontvangsten, noch of dit dan buitenlandse financiering of ondersteuning betreft, noch of deze rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
4° ze toont de maatschappelijke relevantie aan van de lokale geloofsgemeenschap aan de hand van:
a) de bevestiging door het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap minstens tweehonderd leden telt binnen de gebiedsomschrijving;
b) de zorg voor de materiële voorwaarden die de uitoefening van de eredienst en het behoud van de waardigheid ervan mogelijk maken;
c) het onderhoud en de bewaring van de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst;
d) het onderhouden van duurzame contacten met de lokale overheid van de gemeente waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn;
e) het respecteren van het principe van goed nabuurschap en het onderhouden van duurzame contacten met de lokale gemeenschap waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn
Vooreerst omvat het formulier 'Erkenningsaanvraag - verkorte procedure' (bijlage 03) een bevestiging door het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap Ensar minstens tweehonderd leden telt.
Wat betreft de zorg voor de materiële voorwaarden en het onderhoud en de bewaring van de gebouwen wordt vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Ensar in 2021 geen enkele uitgave m.b.t. de eredienst heeft verricht en slechts beperkte uitgaven voor het gebouw van de eredienst (nutsvoorzieningen, onderhoud, verzekering).
Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet dat de lokale geloofsgemeenschap Ensar initiatieven onderneemt om duurzame contacten te onderhouden met de stad Oudenaarde noch met de lokale gemeenschap. De verklaring op eer voor het aantonen van haar maatschappelijke relevantie volstaat niet als bewijs, nu dit criterium een resultaatverbintenis betreft en de lokale betrokkenheid en integratie aangetoond moet worden op basis van bewijsstukken (brieven, mails, krantenartikelen,...) van de in het verleden genomen initiatieven.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
5° de leden van het voorlopig bestuursorgaan leven, behalve bij incidentele overmacht, al de volgende verplichtingen na:
a) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook, medewerking te verlenen aan activiteiten die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan;
b) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de organisatie en werking van het voorlopig bestuursorgaan;
c) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die in door de lokale geloofsgemeenschap gebruikte lokalen en plaatsen aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de gebruikte lokalen en plaatsen;
d) de verplichting om, onverminderd de vrijheid van godsdienst, alle redelijke inspanningen te ondernemen om geldende wetgeving na te leven en niet hun medewerking te verlenen aan handelingen strijdig met de geldende wetgeving, in het bijzonder de Grondwet en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
e) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook aan te zetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan
De lokale geloofsgemeenschap Ensar toont aan dat zij aan dit criterium voldoet door het ondertekenen van een verklaring op eer, nu dit criterium een inspanningsverbintenis en geen resultaatsverbintenis betreft.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
6° ze toont aan dat het toekomstig bestuur van de eredienst houder zal worden van zakelijke rechten op de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst of bij gebreke daarvan, wanneer de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst geen eigendom zijn van een publieke rechtspersoon, kan ze een afschrift voorleggen van een overeenkomst die met de eigenaar van de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst is gesloten over het gebruik van de gebouwen of de andere infrastructuur door het toekomstig bestuur van de eredienst
In het geactualiseerd dossier is een intentieverklaring opgenomen, waarbij de Internationale vereniging Diyanet van België verklaart eigenaar te zijn van de panden en infrastructuur van het gebouw van de eredienst en dat het comité van de Islamitische geloofsgemeenschap Ensar gebruik mag maken van deze infrastructuur voor het uitoefenen van religieuze activiteiten.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
7° het voorlopig bestuursorgaan bezorgt de voor- en achternaam, adres, rijksregisternummer, e-mailadres, telefoonnummer, nationaliteit, geboortedatum en geslacht van de leden van het voorlopig bestuursorgaan aan de Vlaamse Regering, het representatief orgaan, de financierende overheid en in voorkomend geval de adviserende gemeente. Als er tussentijdse wijzigingen zijn, meldt het voorlopig bestuursorgaan dat binnen dertig dagen aan deze instanties
Het geactualiseerd dossier bevat de gevraagde gegevens van de leden van het voorlopig bestuursorgaan en de bedienaar van de eredienst, evenals een uittreksel uit het strafregister conform artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat niet ouder is dan negentig dagen (cf. artikel 67, §2, 6° en 7° van het Erkenningsdecreet). Hieruit blijkt dat een lid van het voorlopig bestuursorgaan niet over een blanco strafregister beschikt, maar reeds verschillende malen veroordeeld werd. Uit artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering blijkt dat het gevraagde model van uittreksel bestemd is voor het uitoefenen van “een activiteit die onder opvoeding, psycho-medisch-sociale begeleiding, hulpverlening aan de jeugd, kinderbescherming, animatie of begeleiding van minderjarigen valt”, wat vereist dat een blanco strafregister moet voorgelegd worden.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
8° ze heeft enkel bedienaars van de eredienst en hun vervangers die voldoen aan de inburgeringsplicht die in voorkomend geval op hen van toepassing is conform het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie en inburgeringsbeleid
Gelet op de Belgische nationaliteit van de bedienaar van de eredienst, kan er van uitgegaan worden dat de voorwaarde van de inburgeringsplicht niet van toepassing is, zodat aan dit criterium wordt voldaan.
9° ze heeft geen bedienaars van de eredienst en hun vervangers die rechtstreeks of onrechtstreeks bezoldigd zijn door een buitenlandse overheid
Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet op welke wijze de bedienaar van de eredienst wordt bezoldigd, noch of deze bezoldiging dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks door een buitenlandse overheid wordt gefinancierd.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
* * *
Voor de volledigheid wordt meegegeven dat het geactualiseerd dossier onvoldoende gegevens bevat om de criteria 3°, 4° en 9° ten gronde te beoordelen, maar gelet op het feit dat artikel 7 van het Erkenningsdecreet bepaalt dat de lokale geloofsgemeenschap aan al de criteria moet voldoen (= cumulatief) én gelet op het feit dat uit het onderzoek is gebleken dat de lokale geloofsgemeenschap niet voldoet aan de criteria 2°
en 7°, werden er voor de criteria 3°, 4° en 9° geen bijkomende stukken opgevraagd.
Op basis van de beoordeling van de verschillende erkenningscriteria wordt vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Ensar niet voldoet aan al de verplichtingen, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet, wat tot gevolg heeft dat een ongunstig advies dient te worden gegeven.
Bovendien wordt erop gewezen dat er in de provincie Oost-Vlaanderen reeds vijf islamitische geloofsgemeenschappen zijn erkend en dat er op heden, meer dan 11 jaar na de erkenning van de vierde islamitische geloofsgemeenschap in 2011, nog steeds geen centraal bestuur werd opgericht, niettegenstaande artikel 256 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten dit verplicht.
Bijkomend dient ook nog meegegeven te worden dat door de Provincie Antwerpen een beroep tot vernietiging van artikel 67 en tot gedeeltelijke vernietiging van de artikelen 18 en 47 van het Erkenningsdecreet van 22 oktober 2021 werd ingesteld. Ook door de ivzw Internationale Vereniging Diyanet van België, de vzw L’Association musulmane culturelle albanaise de Belgique, de vzw Islamitische Federatie van België en de vzw Rassemblement des Musulmans de Belgique werd een beroep tot vernietiging van het Erkenningsdecreet van 22 oktober 2021 ingesteld (zaken samengevoegd overeenkomstig artikel 100 Bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijke Hof, BS 13 juni 2022).
Tenslotte wordt herhaald dat het beoefenen van een eredienst in wezen een persoonsgebonden aangelegenheid is en dat in het regeerakkoord 2014-2019 de Vlaamse Regering er uitdrukkelijk voor gekozen heeft de taken en bevoegdheden van de provincies verder te beperken: de provincies oefenen niet langer persoonsgebonden bevoegdheden uit. De beleidsnota Binnenlands Bestuur en Stedenbeleid 2014-2019 heeft die intentie geconcretiseerd: de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies worden naar de Vlaamse overheid en naar de gemeenten overgeheveld, wat resulteerde in het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies. In die zin is het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, waarin de provincies als financierende overheid worden aangeduid, tegenstrijdig met de beleidskeuze van de Vlaamse Regering.
Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.
Provinciedecreet van 9 december 2005.
Decreet van 22 oktober 2021 tot regeling van de erkenning van lokale geloofsgemeenschappen, de verplichtingen van de besturen van de eredienst en het toezicht daarop en tot wijziging van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten (citeeropschrift: "Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021").
Erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Ensar, met zetel te Nestor de Tièrestraat 166B, 9700 Oudenaarde, zoals ingediend door het Executief van de Moslims van België op 28 oktober 2022 bij het Agentschap Binnenlands Bestuur, afdeling Lokale Organisatie en Werking.
Brief van 25 november 2022 van het Agentschap Binnenlands Bestuur namens de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen, waarbij aan de Provincie Oost-Vlaanderen gevraagd wordt een advies te bezorgen over de erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Ensar te Oudenaarde.
De provincieraad adviseert de erkenningsaanvraag van de lokale geloofsgemeenschap Ensar, met zetel te Nestor de Tièrestraat 166B, 9700 Oudenaarde, ongunstig, vermits niet voldaan wordt aan al de verplichtingen, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021.
De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering om geen nieuwe islamitische geloofsgemeenschappen te erkennen in de provincie Oost-Vlaanderen nu er, meer dan 11 jaar na de erkenning van de vierde islamitische geloofsgemeenschap in 2011, nog steeds geen centraal bestuur werd opgericht, niettegenstaande artikel 256 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten dit verplicht.
De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering om, omwille van de rechtszekerheid en in afwachting van het oordeel van het Grondwettelijk Hof m.b.t. de ingestelde beroepen tot gehele en/of gedeeltelijke vernietiging van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021, geen enkele lokale geloofsgemeenschap te erkennen binnen de provincie Oost-Vlaanderen.
De provincieraad herinnert de Vlaamse Regering eraan dat het beoefenen van een eredienst in wezen een persoonsgebonden aangelegenheid is en dat de Vlaamse Regering er uitdrukkelijk voor gekozen heeft de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies naar de Vlaamse overheid en naar de gemeenten over te hevelen, wat resulteerde in het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies. In die zin is het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, waarin de provincies als financierende overheid worden aangeduid, tegenstrijdig met de beleidskeuze van de Vlaamse Regering. De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering dan ook om het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten te herzien.
Afschrift van dit besluit zal via het 'Loket voor lokale besturen' worden overgemaakt aan het Agentschap Binnenlands Bestuur.
Met brief van 25 november 2022 vraagt het Agentschap Binnenlands Bestuur namens de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen aan de Provincie Oost-Vlaanderen om een advies te bezorgen over de erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Sakarya te Lokeren.
Deze brief werd samen met het geactualiseerd dossier op 28 november 2022 ontvangen, wat tot gevolg heeft dat de adviestermijn van 4 maanden verstrijkt op 27 maart 2023.
Dit geactualiseerd dossier moet de Provincie toelaten om de erkenningscriteria, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet, geïnformeerd te beoordelen.
Nu artikel 7 van het Erkenningsdecreet bepaalt dat “Een lokale geloofsgemeenschap kan worden erkend als ze voldoet aan al de volgende criteria” (eigen onderlijning) betekent dit concreet dat, zodra aan één van de criteria niet is voldaan, de lokale geloofsgemeenschap niet kan worden erkend.
Om te beoordelen of aan al de erkenningscriteria is voldaan, worden deze hierna dan ook één voor één besproken:
1° ze heeft een juridische structuur die aangepast is aan het aangevraagde openbaar statuut en waarover er transparantie is
De lokale geloofsgemeenschap Sakarya beschikt over een juridische structuur in de vorm van een vzw. Dit is een correcte juridische structuur, waarvan de statuten in het geactualiseerd dossier zijn toegevoegd.
Uit artikel 7 d), artikel 11 B b), artikel 13 en artikel 15 van de statuten blijkt echter dat de lokale geloofsgemeenschap Sakarya sterk verbonden is met Diyanet, nu de vzw onder controle en (financieel) toezicht van Diyanet staat.
Tevens is in artikel 5 b) van de statuten voorzien dat “Als de vereniging ontbonden wordt, moeten de bezittingen overgedragen worden aan ‘Diyanet van België’ of aan het ‘Diyanet van Turkije’”.
De (on)afhankelijkheid van de lokale geloofsgemeenschap Sakarya ten aanzien van Diyanet kan dan ook in vraag worden gesteld.
Een aandachtspunt hierbij is dat “het vorderen van transparantie over verbonden juridische structuren van de lokale geloofsgemeenschap” tot de bevoegdheden van de Vlaamse Informatie- en screeningsdienst behoort (cf. artikel 21 van het Erkenningsdecreet).
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
2° ze is financieel leefbaar en biedt transparantie daarover
Eens een lokale geloofsgemeenschap is erkend, gebeurt het financieel beheer van het bestuur van de eredienst volgens de daartoe vastgelegde regelgeving. Om na te gaan of de lokale geloofsgemeenschap voldoende voorbereid is, moet de lokale geloofsgemeenschap voldoende transparant zijn over haar financiële toestand en dient het aanvraagdossier, op straffe van onontvankelijkheid (art. 67 §2 Erkenningsdecreet), onder meer de volgende financiële documenten te bevatten die de financiële leefbaarheid aantonen:
Vooreerst wordt vastgesteld dat de vereiste dat het aanvraagdossier 'de laatste jaarrekening' moet bevatten niet wordt gerespecteerd. Uit het geactualiseerd dossier blijkt dat de jaarrekening betrekking heeft op het jaar 2019 en 2020, niettegenstaande op 28 oktober 2022 (datum van indiening van het aanvraagdossier bij het Agentschap Binnenlands Bestuur) de algemene vergadering van de vzw reeds over de jaarrekening 2021 beslist moest hebben (cf. artikel 3:47 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen). De rechtsgeldigheid van de door het Agentschap Binnenlands Bestuur ontvankelijk verklaarde aanvraag kan dan ook in vraag worden gesteld.
Op basis van het onderzoek van de financiële documenten wordt verder het volgende vastgesteld:
JR 2019 | JR 2020 | JR 2020 | MJP 2023 | MJP 2028 | |
geheel activiteiten | geheel activiteiten | enkel eredienst | |||
Ontvangsten | € 943.589,24 | € 1.416.214,89 | € 7.000 | € 7.000 | € 8.114 |
Uitgaven | € 1.136.501,16 | € 1.214.886,95 | € 10.125,81 | € 13.250 | € 15.363 |
overschot / tekort | € -192.911,92 | € 201.327,94 | € -3.125,81 | € -6.250 | € -7.249 |
1) Uit de jaarrekening 2019 en 2020 voor het geheel van de activiteiten blijkt dat:
2) Uit de jaarrekening 2020 voor dat gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst blijkt:
3) Uit de financiële nota van het ontwerp van meerjarenplan blijkt dat:
4) Uit de strategische nota van het ontwerp van meerjarenplan blijkt dat:
De reden dat aan de lokale geloofsgemeenschap wordt gevraagd om de laatste jaarrekening voor het 'geheel' van de activiteiten aan te vullen met een jaarrekening voor dat 'gedeelte' van haar activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst, is net omdat op basis daarvan een projectie gemaakt moet worden voor de toekomst, zodat de gevraagde tussenkomsten realistisch kunnen worden ingeschat. Vaststelling is echter dat de cijfers in het meerjarenplan op geen enkele wijze gelinkt kunnen worden aan de cijfers van de jaarrekening en dat het meerjarenplan, omwille van een manifest gebrek aan eigen middelen, een tekort vertoont.
Vaststelling is ook dat de jaarrekening 2020 voor het 'geheel' van de activiteiten sterk beïnvloed wordt door de ontvangsten om de uitgaven voor de nieuwbouw te dekken, maar dat hierbij nergens wordt vermeld vanwaar deze middelen (1.350.820,15 EUR giften en steunen) juist komen.
Het is ook onaanvaardbaar dat een lokale geloofsgemeenschap, die in de mogelijkheid is om over een periode van 2 jaar voor meer dan 2 miljoen EUR aan ontvangsten in te zamelen, na de erkenning niet meer in staat is om zelf de nodige ontvangsten in te zamelen, en hierbij zelfs aangeeft nood te hebben aan een provinciale exploitatietoelage.
Verder toont het jaarlijkse tekort in het meerjarenplan aan dat de lokale geloofsgemeenschap niet financieel leefbaar is en dat de impact op de provinciale financiën aanzienlijk zal zijn.
Samengevat kan worden gesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Sakarya niet financieel leefbaar is en onvoldoende transparantie biedt. Mede gelet op het manifest gebrek aan eigen middelen voor de eredienst wordt niet voldaan aan dit criterium.
3° ze ontvangt noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks buitenlandse financiering of ondersteuning als die financiering of ondersteuning afbreuk doet aan haar onafhankelijkheid. Ze ontvangt geen financiering of ondersteuning die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging
Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet welke de oorsprong is van de ontvangsten, noch of dit dan buitenlandse financiering of ondersteuning betreft, noch of deze rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging.
Evenwel doen de statuten sterk vermoeden dat de lokale geloofsgemeenschap financieel ondersteund wordt door Diyanet, nu artikel 5 b) van de statuten voorziet: “Als de vereniging ontbonden wordt, moeten de bezittingen overgedragen worden aan ‘Diyanet van België’ of aan het ‘Diyanet van Turkije’”. Indien de bezittingen niet van oorsprong eigendom waren van Diyanet, zouden deze bij een ontbinding van de vzw immers ook niet terug overgedragen moeten worden aan Diyanet.
Verder blijkt uit artikel 7 d), artikel 11 B b), artikel 13 en artikel 15 van de statuten dat de lokale geloofsgemeenschap Sakarya sterk verbonden is met Diyanet, nu de vzw onder controle en toezicht van Diyanet staat.
Samengevat kan worden gesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Sakarya rechtstreeks ondersteund wordt door Diyanet, waardoor sterke twijfels rijzen over haar onafhankelijkheid.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
4° ze toont de maatschappelijke relevantie aan van de lokale geloofsgemeenschap aan de hand van:
a) de bevestiging door het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap minstens tweehonderd leden telt binnen de gebiedsomschrijving;
b) de zorg voor de materiële voorwaarden die de uitoefening van de eredienst en het behoud van de waardigheid ervan mogelijk maken;
c) het onderhoud en de bewaring van de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst;
d) het onderhouden van duurzame contacten met de lokale overheid van de gemeente waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn;
e) het respecteren van het principe van goed nabuurschap en het onderhouden van duurzame contacten met de lokale gemeenschap waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn
Vooreerst omvat het formulier 'Erkenningsaanvraag - verkorte procedure' (bijlage 03) een bevestiging door het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap Sakarya minstens tweehonderd leden telt.
Wat betreft de zorg voor de materiële voorwaarden en het onderhoud en de bewaring van de gebouwen wordt vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Sakarya in 2020 zowel uitgaven heeft verricht m.b.t. het bestuur van de eredienst als m.b.t. het gebouw van de eredienst, maar geen uitgaven m.b.t. de eredienst.
Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet dat de lokale geloofsgemeenschap Sakarya initiatieven onderneemt om duurzame contacten te onderhouden met de stad Lokeren noch met de lokale gemeenschap. De verklaring op eer voor het aantonen van haar maatschappelijke relevantie volstaat niet als bewijs, nu dit criterium een resultaatsverbintenis betreft en de lokale betrokkenheid en integratie aangetoond moet worden op basis van bewijsstukken (brieven, mails, krantenartikelen, …) van de in het verleden genomen initiatieven.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
5° de leden van het voorlopig bestuursorgaan leven, behalve bij incidentele overmacht, al de volgende verplichtingen na:
a) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook, medewerking te verlenen aan activiteiten die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan;
b) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de organisatie en werking van het voorlopig bestuursorgaan;
c) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die in door de lokale geloofsgemeenschap gebruikte lokalen en plaatsen aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de gebruikte lokalen en plaatsen;
d) de verplichting om, onverminderd de vrijheid van godsdienst, alle redelijke inspanningen te ondernemen om geldende wetgeving na te leven en niet hun medewerking te verlenen aan handelingen strijdig met de geldende wetgeving, in het bijzonder de Grondwet en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
e) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook aan te zetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan
De lokale geloofsgemeenschap Sakarya toont aan dat zij aan dit criterium voldoet door het ondertekenen van een verklaring op eer, nu dit criterium een inspanningsverbintenis en geen resultaatsverbintenis betreft.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
6° ze toont aan dat het toekomstig bestuur van de eredienst houder zal worden van zakelijke rechten op de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst of bij gebreke daarvan, wanneer de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst geen eigendom zijn van een publieke rechtspersoon, kan ze een afschrift voorleggen van een overeenkomst die met de eigenaar van de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst is gesloten over het gebruik van de gebouwen of de andere infrastructuur door het toekomstig bestuur van de eredienst
In het geactualiseerd dossier is een intentieverklaring opgenomen, waarbij Tasoz Bvba verklaart eigenaar te zijn van de panden en infrastructuur van het gebouw van de eredienst gelegen te Koophandelstraat 19, 9160 Lokeren, en dat het comité van de Islamitische geloofsgemeenschap Sakarya gebruik mag maken van deze infrastructuur voor het uitoefenen van religieuze activiteiten.
Vaststelling is echter dat geen enkele toelichting wordt gegeven m.b.t. de nieuwbouw gelegen te Sterrestraat 96, 9160 Lokeren, noch m.b.t. de wijze waarop dit gebouw bestemd voor de uitoefening van de eredienst aan het toekomstig bestuursorgaan ter beschikking zal worden gesteld.
Verder blijkt dat het gebouw te Sterrestraat 96 niet wordt vermeld op het formulier 'Erkenningsaanvraag - verkorte procedure', zodoende dat er geen enkele transparantie wordt geboden en ook hier de ontvankelijkheid van het aanvraagdossier in vraag kan worden gesteld. Artikel 67, §2 van het Erkenningsdecreet bepaalt immers dat het geactualiseerd dossier, op straffe van onontvankelijkheid, onder meer de volgende gegevens moet bevatten: "5° het adres van de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst en het adres van alle andere infrastructuur die de lokale geloofsgemeenschap gebruikt".
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
7° het voorlopig bestuursorgaan bezorgt de voor- en achternaam, adres, rijksregisternummer, e-mailadres, telefoonnummer, nationaliteit, geboortedatum en geslacht van de leden van het voorlopig bestuursorgaan aan de Vlaamse Regering, het representatief orgaan, de financierende overheid en in voorkomend geval de adviserende gemeente. Als er tussentijdse wijzigingen zijn, meldt het voorlopig bestuursorgaan dat binnen dertig dagen aan deze instanties
Het geactualiseerd dossier bevat de gevraagde gegevens van de leden van het voorlopig bestuursorgaan en de bedienaar van de eredienst, evenals een uittreksel uit het strafregister conform artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat niet ouder is dan negentig dagen (cf. artikel 67, §2, 6° en 7° van het Erkenningsdecreet). Hieruit blijkt dat een lid van het voorlopig bestuursorgaan niet over een blanco strafregister beschikt. Uit artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering blijkt dat het gevraagde model van uittreksel bestemd is voor het uitoefenen van “een activiteit die onder opvoeding, psycho-medisch-sociale begeleiding, hulpverlening aan de jeugd, kinderbescherming, animatie of begeleiding van minderjarigen valt”, wat vereist dat een blanco strafregister moet voorgelegd worden.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
8° ze heeft enkel bedienaars van de eredienst en hun vervangers die voldoen aan de inburgeringsplicht die in voorkomend geval op hen van toepassing is conform het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie en inburgeringsbeleid
Gelet op de Belgische nationaliteit van de bedienaar van de eredienst, kan er van uitgegaan worden dat de voorwaarde van de inburgeringsplicht niet van toepassing is, zodat aan dit criterium wordt voldaan.
9° ze heeft geen bedienaars van de eredienst en hun vervangers die rechtstreeks of onrechtstreeks bezoldigd zijn door een buitenlandse overheid
Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet op welke wijze de bedienaar van de eredienst wordt bezoldigd, noch of deze bezoldiging dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks door een buitenlandse overheid wordt gefinancierd.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
* * *
Voor de volledigheid wordt meegegeven dat het geactualiseerd dossier onvoldoende gegevens bevat om de criteria 1°, 4° en 9° ten gronde te beoordelen, maar gelet op het feit dat artikel 7 van het Erkenningsdecreet bepaalt dat de lokale geloofsgemeenschap aan al de criteria moet voldoen (= cumulatief) én gelet op het feit dat uit het onderzoek is gebleken dat de lokale geloofsgemeenschap niet voldoet aan de criteria 2°, 3°, 6° en 7°,
werden er voor de criteria 1°, 4° en 9° geen bijkomende stukken opgevraagd.
Op basis van de beoordeling van de verschillende erkenningscriteria wordt vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Sakarya niet voldoet aan al de verplichtingen, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet, wat tot gevolg heeft dat een ongunstig advies dient te worden gegeven.
Bovendien wordt erop gewezen dat er in de provincie Oost-Vlaanderen reeds vijf islamitische geloofsgemeenschappen zijn erkend en dat er op heden, meer dan 11 jaar na de erkenning van de vierde islamitische geloofsgemeenschap in 2011, nog steeds geen centraal bestuur werd opgericht, niettegenstaande artikel 256 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten dit verplicht.
Bijkomend dient ook nog meegegeven te worden dat door de Provincie Antwerpen een beroep tot vernietiging van artikel 67 en tot gedeeltelijke vernietiging van de artikelen 18 en 47 van het Erkenningsdecreet van 22 oktober 2021 werd ingesteld. Ook door de ivzw Internationale Vereniging Diyanet van België, de vzw L’Association musulmane culturelle albanaise de Belgique, de vzw Islamitische Federatie van België en de vzw Rassemblement des Musulmans de Belgique werd een beroep tot vernietiging van het Erkenningsdecreet van 22 oktober 2021 ingesteld (zaken samengevoegd overeenkomstig artikel 100 Bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijke Hof, BS 13 juni 2022).
Tenslotte wordt herhaald dat het beoefenen van een eredienst in wezen een persoonsgebonden aangelegenheid is en dat in het regeerakkoord 2014-2019 de Vlaamse Regering er uitdrukkelijk voor gekozen heeft de taken en bevoegdheden van de provincies verder te beperken: de provincies oefenen niet langer persoonsgebonden bevoegdheden uit. De beleidsnota Binnenlands Bestuur en Stedenbeleid 2014-2019 heeft die intentie geconcretiseerd: de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies worden naar de Vlaamse overheid en naar de gemeenten overgeheveld, wat resulteerde in het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies. In die zin is het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, waarin de provincies als financierende overheid worden aangeduid, tegenstrijdig met de beleidskeuze van de Vlaamse Regering.
Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.
Provinciedecreet van 9 december 2005.
Decreet van 22 oktober 2021 tot regeling van de erkenning van lokale geloofsgemeenschappen, de verplichtingen van de besturen van de eredienst en het toezicht daarop en tot wijziging van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten (citeeropschrift: "Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021").
Erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Sakarya, met zetel te Koophandelstraat 19, 9160 Lokeren, zoals ingediend door het Executief van de Moslims van België op 28 oktober 2022 bij het Agentschap Binnenlands Bestuur, afdeling Lokale Organisatie en Werking.
Brief van 25 november 2022 van het Agentschap Binnenlands Bestuur namens de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen, waarbij aan de Provincie Oost-Vlaanderen gevraagd wordt een advies te bezorgen over de erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Sakarya te Lokeren.
De provincieraad stelt de ontvankelijkheid van de erkenningsaanvraag van de lokale geloofsgemeenschap Sakarya, met zetel te Koophandelstraat 19, 9160 Lokeren, in vraag, vermits het geactualiseerd dossier niet voldoet aan artikel 67, §2, 5° en 9° van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021.
De provincieraad adviseert de erkenningsaanvraag van de lokale geloofsgemeenschap Sakarya, met zetel te Koophandelstraat 19, 9160 Lokeren, ongunstig, vermits niet voldaan wordt aan al de verplichtingen, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021.
De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering om geen nieuwe islamitische geloofsgemeenschappen te erkennen in de provincie Oost-Vlaanderen nu er, meer dan 11 jaar na de erkenning van de vierde islamitische geloofsgemeenschap in 2011, nog steeds geen centraal bestuur werd opgericht, niettegenstaande artikel 256 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten dit verplicht.
De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering om, omwille van de rechtszekerheid en in afwachting van het oordeel van het Grondwettelijk Hof m.b.t. de ingestelde beroepen tot gehele en/of gedeeltelijke vernietiging van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021, geen enkele lokale geloofsgemeenschap te erkennen binnen de provincie Oost-Vlaanderen.
De provincieraad herinnert de Vlaamse Regering eraan dat het beoefenen van een eredienst in wezen een persoonsgebonden aangelegenheid is en dat de Vlaamse Regering er uitdrukkelijk voor gekozen heeft de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies naar de Vlaamse overheid en naar de gemeenten over te hevelen, wat resulteerde in het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies. In die zin is het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, waarin de provincies als financierende overheid worden aangeduid, tegenstrijdig met de beleidskeuze van de Vlaamse Regering. De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering dan ook om het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten te herzien.
Afschrift van dit besluit zal via het 'Loket voor lokale besturen' worden overgemaakt aan het Agentschap Binnenlands Bestuur.
Met brief van 8 december 2022 vraagt het Agentschap Binnenlands Bestuur namens de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen aan de Provincie Oost-Vlaanderen om een advies te bezorgen over de erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Al Azhar te Waregem.
Deze brief werd samen met het geactualiseerd dossier op 9 december 2022 ontvangen, wat tot gevolg heeft dat de adviestermijn van 4 maanden verstrijkt op 8 april 2023.
Dit geactualiseerd dossier moet de Provincie toelaten om de erkenningscriteria, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet, geïnformeerd te beoordelen.
Aandachtspunt m.b.t. gebiedsomschrijving en verdeelsleutel
Indien de gebiedsomschrijving van de lokale geloofsgemeenschap zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één provincie, worden alle betrokken provincies als financierende overheid aanzien en wordt van alle betrokken provincies een advies gevraagd.
In het formulier ‘Erkenningsaanvraag van een lokale geloofsgemeenschap: verkorte procedure’ worden bij de gebiedsomschrijving van de lokale geloofsgemeenschap Al Azhar, naast een aantal West-Vlaamse steden en gemeenten, ook de Oost-Vlaamse gemeente Zulte en de Oost-Vlaamse deelgemeente Kruishoutem vermeld, zodoende dat zowel de Provincie West-Vlaanderen als de Provincie Oost-Vlaanderen een advies moeten bezorgen.
Vaststelling is ook dat in ditzelfde formulier enkel de Provincie West-Vlaanderen als financierende overheid wordt aangeduid en dit met een verdeelsleutel van 100%. Bijkomend ontving de Provincie West-Vlaanderen van het voorlopig bestuursorgaan een opgave van het aantal gelovigen, inclusief een verdeling per stad/gemeente. Uit deze opgave blijkt dat slechts 10 van de 409 gelovigen afkomstig zijn uit Oost-Vlaanderen, zodoende dat op basis hiervan 2,44% ten laste van de Provincie Oost-Vlaanderen zou zijn en 97,56% ten laste van de Provincie West-Vlaanderen.
Aangezien dit een te verwaarlozen percentage is wordt, na overleg met de Provincie West-Vlaanderen, voorgesteld om bij een eventuele erkenning de verdeelsleutel te behouden op 100% ten laste van de Provincie West-Vlaanderen.
Beoordeling
Nu artikel 7 van het Erkenningsdecreet bepaalt dat “Een lokale geloofsgemeenschap kan worden erkend als ze voldoet aan al de volgende criteria” (eigen onderlijning) betekent dit concreet dat, zodra aan één van de criteria niet is voldaan, de lokale geloofsgemeenschap niet kan worden erkend.
Om te beoordelen of aan al de erkenningscriteria is voldaan, worden deze hierna dan ook één voor één besproken:
1° ze heeft een juridische structuur die aangepast is aan het aangevraagde openbaar statuut en waarover er transparantie is
De lokale geloofsgemeenschap Al Azhar beschikt over een juridische structuur in de vorm van een vzw. Dit is een correcte juridische structuur, waarvan de statuten in het geactualiseerd dossier zijn toegevoegd.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
2° ze is financieel leefbaar en biedt transparantie daarover
Eens een lokale geloofsgemeenschap is erkend, gebeurt het financieel beheer van het bestuur van de eredienst volgens de daartoe vastgelegde regelgeving. Om na te gaan of de lokale geloofsgemeenschap voldoende voorbereid is, moet de lokale geloofsgemeenschap voldoende transparant zijn over haar financiële toestand en dient het aanvraagdossier, op straffe van onontvankelijkheid (art. 67 §2 Erkenningsdecreet), onder meer de volgende financiële documenten te bevatten die de financiële leefbaarheid aantonen:
Het geactualiseerd dossier bevat de laatste jaarrekening, nl. de jaarrekening 2021 en dit zowel voor het geheel van de activiteiten als voor dat gedeelte van haar activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst. Tevens is een ontwerp van meerjarenplan toegevoegd.
Op basis van het onderzoek van de financiële documenten wordt verder vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap niet financieel leefbaar is, zowel wat betreft het 'geheel van de activiteiten', als wat betreft het 'gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst':
JR 2021 | JR 2021 | MJP 2023 | MJP 2028 | |
geheel activiteiten | enkel eredienst | |||
Ontvangsten | € 19.600 | € 2.600 | € 2.000 | € 2.000 |
Uitgaven | € 23.250 | € 16.180 | € 25.595 | € 28.259 |
overschot / tekort | € -3.650 | € -13.580 | € -23.595 | € -26.259 |
1) Uit de jaarrekening 2021 voor het geheel van de activiteiten blijkt:
2) Uit de jaarrekening 2021 voor dat gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst blijkt:
3) Uit een verdere analyse van de jaarrekening 2021 blijkt dat:
4) Uit de financiële nota van het ontwerp van meerjarenplan blijkt dat:
5) Uit de strategische nota van het ontwerp van meerjarenplan blijkt dat:
De reden dat aan de lokale geloofsgemeenschap wordt gevraagd om de laatste jaarrekening voor het 'geheel' van de activiteiten aan te vullen met een jaarrekening voor dat 'gedeelte' van haar activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst, is net omdat op basis daarvan een projectie gemaakt moet worden voor de toekomst, zodat de gevraagde tussenkomsten realistisch kunnen worden ingeschat. Vaststelling is echter dat de cijfers in het meerjarenplan op geen enkele wijze gelinkt kunnen worden aan de cijfers van de jaarrekening en dat het meerjarenplan, omwille van een manifest gebrek aan eigen middelen, een tekort vertoont
Verder is het onaanvaardbaar dat een lokale geloofsgemeenschap na de erkenning een aanzienlijk hogere provinciale tussenkomst vraagt (23.595 EUR in 2023), dan de tussenkomst die blijkt uit de jaarrekening voor dat gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst (13.580 EUR in 2021).
Verder blijkt dat de jaarlijkse ontvangsten in het meerjarenplan (2.000 EUR) geenszins voldoende zijn om de werking van de eredienst te garanderen. Bovendien stijgen deze ontvangsten niet in de periode 2023-2028, terwijl er voor de uitgaven wel een stijging wordt voorzien.
Verder toont het jaarlijkse tekort aan dat de lokale geloofsgemeenschap niet financieel leefbaar is en dat de impact op de provinciale financiën aanzienlijk zal zijn.
Samengevat kan worden gesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Al Azhar niet financieel leefbaar is en onvoldoende transparantie biedt. Mede gelet op het manifest gebrek aan eigen middelen voor de eredienst wordt niet voldaan aan dit criterium .
3° ze ontvangt noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks buitenlandse financiering of ondersteuning als die financiering of ondersteuning afbreuk doet aan haar onafhankelijkheid. Ze ontvangt geen financiering of ondersteuning die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging
Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet welke de oorsprong is van de ontvangsten, noch of dit dan buitenlandse financiering of ondersteuning betreft, noch of deze rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
4° ze toont de maatschappelijke relevantie aan van de lokale geloofsgemeenschap aan de hand van:
a) de bevestiging door het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap minstens tweehonderd leden telt binnen de gebiedsomschrijving;
b) de zorg voor de materiële voorwaarden die de uitoefening van de eredienst en het behoud van de waardigheid ervan mogelijk maken;
c) het onderhoud en de bewaring van de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst;
d) het onderhouden van duurzame contacten met de lokale overheid van de gemeente waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn;
e) het respecteren van het principe van goed nabuurschap en het onderhouden van duurzame contacten met de lokale gemeenschap waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn
Vooreerst omvat het geactualiseerd dossier geen bevestiging door het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap Al Azhar minstens tweehonderd leden telt.
Wat betreft de zorg voor de materiële voorwaarden en het onderhoud en de bewaring van de gebouwen wordt vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Al Azhar in 2021 een aantal uitgaven m.b.t. de eredienst heeft gedragen en voorzien heeft in het onderhoud van het gebouw van de eredienst.
Uit het geactualiseerd dossier blijkt echter niet dat de lokale geloofsgemeenschap Al Azhar initiatieven onderneemt om duurzame contacten te onderhouden met de stad Waregem noch met de lokale gemeenschap. De verklaring op eer voor het aantonen van haar maatschappelijke relevantie volstaat niet als bewijs, nu dit criterium een resultaatsverbintenis betreft en de lokale betrokkenheid en integratie aangetoond moet worden op basis van bewijsstukken (brieven, mails, krantenartikelen, …) van de in het verleden genomen initiatieven.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
5° de leden van het voorlopig bestuursorgaan leven, behalve bij incidentele overmacht, al de volgende verplichtingen na:
a) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook, medewerking te verlenen aan activiteiten die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan;
b) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de organisatie en werking van het voorlopig bestuursorgaan;
c) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die in door de lokale geloofsgemeenschap gebruikte lokalen en plaatsen aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de gebruikte lokalen en plaatsen;
d) de verplichting om, onverminderd de vrijheid van godsdienst, alle redelijke inspanningen te ondernemen om geldende wetgeving na te leven en niet hun medewerking te verlenen aan handelingen strijdig met de geldende wetgeving, in het bijzonder de Grondwet en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
e) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook aan te zetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan
De lokale geloofsgemeenschap Al Azhar toont aan dat zij aan dit criterium voldoet door het ondertekenen van een verklaring op eer, nu dit criterium een inspanningsverbintenis en geen resultaatsverbintenis betreft.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
6° ze toont aan dat het toekomstig bestuur van de eredienst houder zal worden van zakelijke rechten op de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst of bij gebreke daarvan, wanneer de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst geen eigendom zijn van een publieke rechtspersoon, kan ze een afschrift voorleggen van een overeenkomst die met de eigenaar van de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst is gesloten over het gebruik van de gebouwen of de andere infrastructuur door het toekomstig bestuur van de eredienst
In het geactualiseerd dossier is een intentieverklaring opgenomen, waarbij vzw El Azhar verklaart eigenaar te zijn van de panden en infrastructuur van het gebouw van de eredienst en dat het comité van de Islamitische geloofsgemeenschap Al Azhar gebruik mag maken van deze infrastructuur voor het uitoefenen van religieuze activiteiten.
Vaststelling is echter dat in het meerjarenplan uitgaven zijn voorzien in de rubriek '211 andere gebouwen eredienst', terwijl in het formulier 'Erkenningsaanvraag - verkorte procedure' geen melding wordt gemaakt van andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst, zodoende dat het onduidelijk is welke andere infrastructuur aan het toekomstig bestuur van de eredienst ter beschikking zal worden gesteld.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
7° het voorlopig bestuursorgaan bezorgt de voor- en achternaam, adres, rijksregisternummer, e-mailadres, telefoonnummer, nationaliteit, geboortedatum en geslacht van de leden van het voorlopig bestuursorgaan aan de Vlaamse Regering, het representatief orgaan, de financierende overheid en in voorkomend geval de adviserende gemeente. Als er tussentijdse wijzigingen zijn, meldt het voorlopig bestuursorgaan dat binnen dertig dagen aan deze instanties
Het geactualiseerd dossier bevat de gevraagde gegevens van de leden van het voorlopig bestuursorgaan en de bedienaar van de eredienst, evenals een uittreksel uit het strafregister conform artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat niet ouder is dan negentig dagen (cf. artikel 67, §2, 6° en 7° van het Erkenningsdecreet). Hieruit blijkt dat zowel de leden van het voorlopig bestuursorgaan als de bedienaar van de eredienst over een blanco strafregister beschikken.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
8° ze heeft enkel bedienaars van de eredienst en hun vervangers die voldoen aan de inburgeringsplicht die in voorkomend geval op hen van toepassing is conform het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie en inburgeringsbeleid
Gelet op de Belgische nationaliteit van de bedienaar van de eredienst, kan er van uitgegaan worden dat de voorwaarde van de inburgeringsplicht niet van toepassing is, zodat aan dit criterium wordt voldaan.
9° ze heeft geen bedienaars van de eredienst en hun vervangers die rechtstreeks of onrechtstreeks bezoldigd zijn door een buitenlandse overheid
Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet op welke wijze de bedienaar van de eredienst wordt bezoldigd, noch of deze bezoldiging dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks door een buitenlandse overheid wordt gefinancierd.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
* * *
Voor de volledigheid wordt meegegeven dat het geactualiseerd dossier onvoldoende gegevens bevat om de criteria 3°, 4°, 6° en 9° ten gronde te beoordelen, maar gelet op het feit dat artikel 7 van het Erkenningsdecreet bepaalt dat de lokale geloofsgemeenschap aan al de criteria moet voldoen (= cumulatief) én gelet op het feit dat uit het onderzoek is gebleken dat de lokale geloofsgemeenschap niet voldoet aan criterium 2°, werden er voor de criteria 3°, 4°, 6° en 9° geen bijkomende stukken opgevraagd.
Op basis van de beoordeling van de verschillende erkenningscriteria wordt vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Al Azhar
niet voldoet aan al de verplichtingen, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet, wat tot gevolg heeft dat een ongunstig advies dient te worden gegeven.
Bovendien wordt erop gewezen dat er in de provincie Oost-Vlaanderen reeds vijf islamitische geloofsgemeenschappen zijn erkend en dat er op heden, meer dan 11 jaar na de erkenning van de vierde islamitische geloofsgemeenschap in 2011, nog steeds geen centraal bestuur werd opgericht, niettegenstaande artikel 256 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten dit verplicht.
Bijkomend dient ook nog meegegeven te worden dat door de Provincie Antwerpen een beroep tot vernietiging van artikel 67 en tot gedeeltelijke vernietiging van de artikelen 18 en 47 van het Erkenningsdecreet van 22 oktober 2021 werd ingesteld. Ook door de ivzw Internationale Vereniging Diyanet van België, de vzw L’Association musulmane culturelle albanaise de Belgique, de vzw Islamitische Federatie van België en de vzw Rassemblement des Musulmans de Belgique werd een beroep tot vernietiging van het Erkenningsdecreet van 22 oktober 2021 ingesteld (zaken samengevoegd overeenkomstig artikel 100 Bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijke Hof, BS 13 juni 2022).
Tenslotte wordt herhaald dat het beoefenen van een eredienst in wezen een persoonsgebonden aangelegenheid is en dat in het regeerakkoord 2014-2019 de Vlaamse Regering er uitdrukkelijk voor gekozen heeft de taken en bevoegdheden van de provincies verder te beperken: de provincies oefenen niet langer persoonsgebonden bevoegdheden uit. De beleidsnota Binnenlands Bestuur en Stedenbeleid 2014-2019 heeft die intentie geconcretiseerd: de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies worden naar de Vlaamse overheid en naar de gemeenten overgeheveld, wat resulteerde in het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies. In die zin is het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, waarin de provincies als financierende overheid worden aangeduid, tegenstrijdig met de beleidskeuze van de Vlaamse Regering.
Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.
Provinciedecreet van 9 december 2005.
Decreet van 22 oktober 2021 tot regeling van de erkenning van lokale geloofsgemeenschappen, de verplichtingen van de besturen van de eredienst en het toezicht daarop en tot wijziging van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten (citeeropschrift: "Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021").
Erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Al Azhar, met zetel te Roger Vansteenbruggestraat 102, 8790 Waregem, zoals ingediend door het Executief van de Moslims van België op 10 november 2022 bij het Agentschap Binnenlands Bestuur, afdeling Lokale Organisatie en Werking.
Brief van 8 december 2022 van het Agentschap Binnenlands Bestuur namens de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen, waarbij aan de Provincie Oost-Vlaanderen gevraagd wordt een advies te bezorgen over de erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Al Azhar te Waregem.
De provincieraad adviseert de erkenningsaanvraag van de lokale geloofsgemeenschap Al Azhar, met zetel te Roger Vansteenbruggestraat 102, 8790 Waregem, ongunstig, vermits niet voldaan wordt aan al de verplichtingen, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021.
De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering om geen nieuwe islamitische geloofsgemeenschappen te erkennen in de provincie Oost-Vlaanderen nu er, meer dan 11 jaar na de erkenning van de vierde islamitische geloofsgemeenschap in 2011, nog steeds geen centraal bestuur werd opgericht, niettegenstaande artikel 256 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten dit verplicht.
De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering om, omwille van de rechtszekerheid en in afwachting van het oordeel van het Grondwettelijk Hof m.b.t. de ingestelde beroepen tot gehele en/of gedeeltelijke vernietiging van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021, geen enkele lokale geloofsgemeenschap te erkennen binnen de provincie Oost-Vlaanderen.
De provincieraad herinnert de Vlaamse Regering eraan dat het beoefenen van een eredienst in wezen een persoonsgebonden aangelegenheid is en dat de Vlaamse Regering er uitdrukkelijk voor gekozen heeft de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies naar de Vlaamse overheid en naar de gemeenten over te hevelen, wat resulteerde in het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies. In die zin is het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, waarin de provincies als financierende overheid worden aangeduid, tegenstrijdig met de beleidskeuze van de Vlaamse Regering. De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering dan ook om het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten te herzien.
Afschrift van dit besluit zal via het 'Loket voor lokale besturen' worden overgemaakt aan het Agentschap Binnenlands Bestuur.
Met brief van 13 december 2022 vraagt het Agentschap Binnenlands Bestuur namens de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen aan de Provincie Oost-Vlaanderen om een advies te bezorgen over de erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Molla Husrev te Temse.
Deze brief werd samen met het geactualiseerd dossier op 14 december 2022 ontvangen, wat tot gevolg heeft dat de adviestermijn van 4 maanden verstrijkt op 13 april 2023.
Dit geactualiseerd dossier moet de Provincie toelaten om de erkenningscriteria, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet, geïnformeerd te beoordelen.
Aandachtspunt m.b.t. (on)ontvankelijkheid
Vooreerst wordt vastgesteld dat de vereiste dat het representatief orgaan ten laatste op 15 november 2022 een geactualiseerd dossier aan de Vlaamse Regering bezorgt dat, op straffe van onontvankelijkheid, een aantal gegevens en documenten dient te bevatten (art. 67 §2) niet werd gerespecteerd.
Uit het aanvraagdossier, zoals ons door het Agentschap Binnenlands Bestuur werd bezorgd, blijkt duidelijk dat het representatief orgaan het dossier pas heeft ingediend op de laatste dag van de termijn (15 november 2022) én dat het dossier, op dat ogenblik althans, een aantal van de decretaal verplichte gegevens en documenten niet bevatte. Uit het aanvraagdossier blijkt immers dat het representatief orgaan met mail van 29 november 2022 een aantal ontbrekende stukken heeft ingediend, waaronder een verplicht uittreksel uit het strafregister (datum 17 november) en de verplichte verklaring op eer (niet gedateerd). Met diezelfde mail wordt ook gevraagd om de naam van de lokale geloofsgemeenschap te veranderen: 'Diyanet Moskee' wordt 'Molla Husrev'.
Samengevat kan worden gesteld dat op de uiterste indieningsdatum de erkenningsaanvraag niet enkel onvolledig was (wegens het ontbreken van een aantal decretaal verplichte gegevens en documenten), maar dat deze aanvraag ook nog eens verkeerde informatie bevatte (foutieve naam van de geloofsgemeenschap). De rechtsgeldigheid van de door het Agentschap Binnenlands Bestuur ontvankelijk verklaarde aanvraag wordt dan ook in vraag gesteld.
Beoordeling
Nu artikel 7 van het Erkenningsdecreet bepaalt dat “Een lokale geloofsgemeenschap kan worden erkend als ze voldoet aan al de volgende criteria” (eigen onderlijning) betekent dit concreet dat, zodra aan één van de criteria niet is voldaan, de lokale geloofsgemeenschap niet kan worden erkend.
Om te beoordelen of aan al de erkenningscriteria is voldaan, worden deze hierna dan ook één voor één besproken:
1° ze heeft een juridische structuur die aangepast is aan het aangevraagde openbaar statuut en waarover er transparantie is
De lokale geloofsgemeenschap Molla Husrev beschikt over een juridische structuur in de vorm van een vzw. Dit is een correcte juridische structuur, waarvan de statuten in het geactualiseerd dossier zijn toegevoegd.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
2° ze is financieel leefbaar en biedt transparantie daarover
Eens een lokale geloofsgemeenschap is erkend, gebeurt het financieel beheer van het bestuur van de eredienst volgens de daartoe vastgelegde regelgeving. Om na te gaan of de lokale geloofsgemeenschap voldoende voorbereid is, moet de lokale geloofsgemeenschap voldoende transparant zijn over haar financiële toestand en dient het aanvraagdossier, op straffe van onontvankelijkheid (art. 67 §2 Erkenningsdecreet), onder meer de volgende financiële documenten te bevatten die de financiële leefbaarheid aantonen:
Vooreerst wordt vastgesteld dat uit het geactualiseerd dossier blijkt dat er twee jaarrekeningen werden toegevoegd, maar dat het onduidelijk is op welk boekjaar de cijfers nu concreet betrekking hebben, nu op beide jaarrekeningen telkenmale twee verschillende jaren worden vermeld (betreft het boekjaar 2019, 2020 en/of 2021?), wat de transparantie niet ten goede komt.
Op basis van het onderzoek van de financiële documenten wordt verder vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap niet financieel leefbaar is, zowel wat betreft het 'geheel van de activiteiten', als wat betreft het 'gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst':
JR 20xx (*) | JR 20xx (**) | JR 2019 | MJP 2023 | MJP 2028 | |
geheel activiteiten | geheel activiteiten | enkel eredienst | |||
Ontvangsten | € 46.946,06 | € 24.105,89 | € 2.362,50 | € 2.500 | € 3.000 |
Uitgaven | € 44.767,38 | € 24.921,73 | € 14.907,92 | € 32.300 | € 36.851 |
overschot / tekort | € 2.178,68 | € -815,84 | € -12.545,42 | € -29.800 | € -33.851 |
(*) het is onduidelijk op welk jaar de cijfers betrekking hebben, nu op deze jaarrekening 'overzicht boekjaar 2020' wordt vermeld, terwijl daaronder de periode '01/01/2019 tot 31/12/2019' staat
(**) het is onduidelijk op welk jaar de cijfers betrekking hebben, nu op deze jaarrekening 'overzicht boekjaar 2021' wordt vermeld, terwijl daaronder de periode '01/01/2020 tot 31/12/2020' staat
1) Uit de jaarrekeningen voor het geheel van de activiteiten blijkt dat:
2) Uit de jaarrekening 2019 voor dat gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst blijkt:
3) Uit een verdere analyse van de jaarrekening blijkt dat:
4) Uit de financiële nota van het ontwerp van meerjarenplan blijkt dat:
5) Uit de strategische nota van het ontwerp van meerjarenplan blijkt dat:
De reden dat aan de lokale geloofsgemeenschap wordt gevraagd om de laatste jaarrekening voor het 'geheel' van de activiteiten aan te vullen met een jaarrekening voor dat 'gedeelte' van haar activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst, is net omdat op basis daarvan een projectie gemaakt moet worden voor de toekomst, zodat de gevraagde tussenkomsten realistisch kunnen worden ingeschat. Vaststelling is echter dat de cijfers in het meerjarenplan op geen enkele wijze gelinkt kunnen worden aan de cijfers van de jaarrekening en dat het meerjarenplan, omwille van een manifest gebrek aan eigen middelen, een tekort vertoont.
Verder is het onaanvaardbaar dat een lokale geloofsgemeenschap na de erkenning een aanzienlijk hogere provinciale tussenkomst vraagt (29.800 EUR in 2023), dan de tussenkomst die blijkt uit de jaarrekening voor dat gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst (12.545,42 EUR in 2019).
Verder toont het jaarlijkse tekort aan dat de lokale geloofsgemeenschap niet financieel leefbaar is en dat de impact op de provinciale financiën aanzienlijk zal zijn.
Samengevat kan worden gesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Molla Husrev niet financieel leefbaar is en onvoldoende transparantie biedt. Mede gelet op het manifest gebrek aan eigen middelen voor de eredienst wordt niet voldaan aan dit criterium.
3° ze ontvangt noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks buitenlandse financiering of ondersteuning als die financiering of ondersteuning afbreuk doet aan haar onafhankelijkheid. Ze ontvangt geen financiering of ondersteuning die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging
Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet welke de oorsprong is van de ontvangsten, noch of dit dan buitenlandse financiering of ondersteuning betreft, noch of deze rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging.
Evenwel doen de statuten sterk vermoeden dat de lokale geloofsgemeenschap financieel ondersteund wordt door Diyanet, nu hoofdstuk 5 - artikel 1 van de statuten voorziet dat in geval van ontbinding de bezittingen van de vzw moeten worden overgedragen aan Diyanet. Indien de bezittingen niet van oorsprong eigendom waren van Diyanet, zouden deze bij een ontbinding van de vzw immers ook niet terug overgedragen moeten worden aan Diyanet.
Verder wordt vastgesteld dat initieel als naam van de lokale geloofsgemeenschap "Diyanet Moskee" werd opgegeven (zie het formulier 'Erkenningsaanvraag - verkorte procedure'), waardoor sterke twijfels rijzen over haar onafhankelijkheid.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
4° ze toont de maatschappelijke relevantie aan van de lokale geloofsgemeenschap aan de hand van:
a) de bevestiging door het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap minstens tweehonderd leden telt binnen de gebiedsomschrijving;
b) de zorg voor de materiële voorwaarden die de uitoefening van de eredienst en het behoud van de waardigheid ervan mogelijk maken;
c) het onderhoud en de bewaring van de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst;
d) het onderhouden van duurzame contacten met de lokale overheid van de gemeente waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn;
e) het respecteren van het principe van goed nabuurschap en het onderhouden van duurzame contacten met de lokale gemeenschap waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn
Vooreerst omvat het geactualiseerd dossier geen bevestiging door het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap Molla Husrev minstens tweehonderd leden telt.
Wat betreft de zorg voor de materiële voorwaarden en het onderhoud en de bewaring van de gebouwen wordt vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap een aantal uitgaven m.b.t. de eredienst en het gebouw van de eredienst heeft gedragen, weliswaar beperkt.
Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet dat de lokale geloofsgemeenschap Molla Husrev initiatieven onderneemt om duurzame contacten te onderhouden met de gemeente Temse noch met de lokale gemeenschap. De verklaring op eer voor het aantonen van haar maatschappelijke relevantie volstaat niet als bewijs, nu dit criterium een resultaatverbintenis betreft en de lokale betrokkenheid en integratie aangetoond moet worden op basis van bewijsstukken (brieven, mails, krantenartikelen,...) van de in het verleden genomen initiatieven.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
5° de leden van het voorlopig bestuursorgaan leven, behalve bij incidentele overmacht, al de volgende verplichtingen na:
a) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook, medewerking te verlenen aan activiteiten die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan;
b) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de organisatie en werking van het voorlopig bestuursorgaan;
c) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die in door de lokale geloofsgemeenschap gebruikte lokalen en plaatsen aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de gebruikte lokalen en plaatsen;
d) de verplichting om, onverminderd de vrijheid van godsdienst, alle redelijke inspanningen te ondernemen om geldende wetgeving na te leven en niet hun medewerking te verlenen aan handelingen strijdig met de geldende wetgeving, in het bijzonder de Grondwet en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
e) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook aan te zetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan
De lokale geloofsgemeenschap Molla Husrev toont aan dat zij aan dit criterium voldoet door het ondertekenen van een verklaring op eer, nu dit criterium een inspanningsverbintenis en geen resultaatsverbintenis betreft.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
6° ze toont aan dat het toekomstig bestuur van de eredienst houder zal worden van zakelijke rechten op de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst of bij gebreke daarvan, wanneer de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst geen eigendom zijn van een publieke rechtspersoon, kan ze een afschrift voorleggen van een overeenkomst die met de eigenaar van de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst is gesloten over het gebruik van de gebouwen of de andere infrastructuur door het toekomstig bestuur van de eredienst
In het geactualiseerd dossier is een intentieverklaring opgenomen, waarbij de Internationale vereniging Diyanet van België verklaart eigenaar te zijn van de panden en infrastructuur van het gebouw van de eredienst en dat het comité van de Islamitische geloofsgemeenschap Molla Husrev gebruik mag maken van deze infrastructuur voor het uitoefenen van religieuze activiteiten.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
7° het voorlopig bestuursorgaan bezorgt de voor- en achternaam, adres, rijksregisternummer, e-mailadres, telefoonnummer, nationaliteit, geboortedatum en geslacht van de leden van het voorlopig bestuursorgaan aan de Vlaamse Regering, het representatief orgaan, de financierende overheid en in voorkomend geval de adviserende gemeente. Als er tussentijdse wijzigingen zijn, meldt het voorlopig bestuursorgaan dat binnen dertig dagen aan deze instanties
Het geactualiseerd dossier bevat de gevraagde gegevens van de leden van het voorlopig bestuursorgaan en de bedienaar van de eredienst, evenals een uittreksel uit het strafregister conform artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat niet ouder is dan negentig dagen (cf. artikel 67, §2, 6° en 7° van het Erkenningsdecreet). Hieruit blijkt dat een lid van het voorlopig bestuursorgaan niet over een blanco strafregister beschikt. Uit artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering blijkt dat het gevraagde model van uittreksel bestemd is voor het uitoefenen van “een activiteit die onder opvoeding, psycho-medisch-sociale begeleiding, hulpverlening aan de jeugd, kinderbescherming, animatie of begeleiding van minderjarigen valt”, wat vereist dat een blanco strafregister moet voorgelegd worden.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
8° ze heeft enkel bedienaars van de eredienst en hun vervangers die voldoen aan de inburgeringsplicht die in voorkomend geval op hen van toepassing is conform het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie en inburgeringsbeleid
Gelet op de Belgische nationaliteit van de bedienaar van de eredienst, kan er van uitgegaan worden dat de voorwaarde van de inburgeringsplicht niet van toepassing is, zodat aan dit criterium wordt voldaan.
9° ze heeft geen bedienaars van de eredienst en hun vervangers die rechtstreeks of onrechtstreeks bezoldigd zijn door een buitenlandse overheid
Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet op welke wijze de bedienaar van de eredienst wordt bezoldigd, noch of deze bezoldiging dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks door een buitenlandse overheid wordt gefinancierd.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
* * *
Voor de volledigheid wordt meegegeven dat het geactualiseerd dossier onvoldoende gegevens bevat om de criteria 4° en 9° ten gronde te beoordelen, maar gelet op het feit dat artikel 7 van het Erkenningsdecreet bepaalt dat de lokale geloofsgemeenschap aan al de criteria moet voldoen (= cumulatief) én gelet op het feit dat uit het onderzoek is gebleken dat de lokale geloofsgemeenschap niet voldoet aan de criteria 2°, 3°
en 7°, werden er voor de criteria 4° en 9° geen bijkomende stukken opgevraagd.
Op basis van de beoordeling van de verschillende erkenningscriteria wordt vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Molla Husrev
niet voldoet aan al de verplichtingen, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet, wat tot gevolg heeft dat een ongunstig advies dient te worden gegeven.
Bovendien wordt erop gewezen dat er in de provincie Oost-Vlaanderen reeds vijf islamitische geloofsgemeenschappen zijn erkend en dat er op heden, meer dan 11 jaar na de erkenning van de vierde islamitische geloofsgemeenschap in 2011, nog steeds geen centraal bestuur werd opgericht, niettegenstaande artikel 256 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten dit verplicht.
Bijkomend dient ook nog meegegeven te worden dat door de Provincie Antwerpen een beroep tot vernietiging van artikel 67 en tot gedeeltelijke vernietiging van de artikelen 18 en 47 van het Erkenningsdecreet van 22 oktober 2021 werd ingesteld. Ook door de ivzw Internationale Vereniging Diyanet van België, de vzw L’Association musulmane culturelle albanaise de Belgique, de vzw Islamitische Federatie van België en de vzw Rassemblement des Musulmans de Belgique werd een beroep tot vernietiging van het Erkenningsdecreet van 22 oktober 2021 ingesteld (zaken samengevoegd overeenkomstig artikel 100 Bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijke Hof, BS 13 juni 2022).
Tenslotte wordt herhaald dat het beoefenen van een eredienst in wezen een persoonsgebonden aangelegenheid is en dat in het regeerakkoord 2014-2019 de Vlaamse Regering er uitdrukkelijk voor gekozen heeft de taken en bevoegdheden van de provincies verder te beperken: de provincies oefenen niet langer persoonsgebonden bevoegdheden uit. De beleidsnota Binnenlands Bestuur en Stedenbeleid 2014-2019 heeft die intentie geconcretiseerd: de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies worden naar de Vlaamse overheid en naar de gemeenten overgeheveld, wat resulteerde in het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies. In die zin is het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, waarin de provincies als financierende overheid worden aangeduid, tegenstrijdig met de beleidskeuze van de Vlaamse Regering.
Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.
Provinciedecreet van 9 december 2005.
Decreet van 22 oktober 2021 tot regeling van de erkenning van lokale geloofsgemeenschappen, de verplichtingen van de besturen van de eredienst en het toezicht daarop en tot wijziging van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten (citeeropschrift: "Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021").
Erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Molla Husrev, met zetel te Schoolstraat 139, 9140 Temse, zoals ingediend door het Executief van de Moslims van België op 15 november 2022 bij het Agentschap Binnenlands Bestuur, afdeling Lokale Organisatie en Werking.
Brief van 13 december 2022 van het Agentschap Binnenlands Bestuur namens de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen, waarbij aan de Provincie Oost-Vlaanderen gevraagd wordt een advies te bezorgen over de erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Molla Husrev te Temse.
De provincieraad stelt de ontvankelijkheid van de erkenningsaanvraag van de lokale geloofsgemeenschap Molla Husrev, met zetel te Schoolstraat 139, 9140 Temse, in vraag, vermits het geactualiseerd dossier niet voldoet aan artikel 67, §2, 1°, 6° en 9° van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021.
De provincieraad adviseert de erkenningsaanvraag van de lokale geloofsgemeenschap Molla Husrev, met zetel te Schoolstraat 139, 9140 Temse, ongunstig, vermits niet voldaan wordt aan al de verplichtingen, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021.
De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering om geen nieuwe islamitische geloofsgemeenschappen te erkennen in de provincie Oost-Vlaanderen nu er, meer dan 11 jaar na de erkenning van de vierde islamitische geloofsgemeenschap in 2011, nog steeds geen centraal bestuur werd opgericht, niettegenstaande artikel 256 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten dit verplicht.
De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering om, omwille van de rechtszekerheid en in afwachting van het oordeel van het Grondwettelijk Hof m.b.t. de ingestelde beroepen tot gehele en/of gedeeltelijke vernietiging van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021, geen enkele lokale geloofsgemeenschap te erkennen binnen de provincie Oost-Vlaanderen.
De provincieraad herinnert de Vlaamse Regering eraan dat het beoefenen van een eredienst in wezen een persoonsgebonden aangelegenheid is en dat de Vlaamse Regering er uitdrukkelijk voor gekozen heeft de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies naar de Vlaamse overheid en naar de gemeenten over te hevelen, wat resulteerde in het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies. In die zin is het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, waarin de provincies als financierende overheid worden aangeduid, tegenstrijdig met de beleidskeuze van de Vlaamse Regering. De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering dan ook om het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten te herzien.
Afschrift van dit besluit zal via het 'Loket voor lokale besturen' worden overgemaakt aan het Agentschap Binnenlands Bestuur.
Met brief van 16 december 2022 vraagt het Agentschap Binnenlands Bestuur namens de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen aan de Provincie Oost-Vlaanderen om een advies te bezorgen over de erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Eyyub El Ensari te Zele.
Deze brief werd samen met het geactualiseerd dossier op 19 december 2022 ontvangen, wat tot gevolg heeft dat de adviestermijn van 4 maanden verstrijkt op 18 april 2023.
Dit geactualiseerd dossier moet de Provincie toelaten om de erkenningscriteria, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet, geïnformeerd te beoordelen.
Nu artikel 7 van het Erkenningsdecreet bepaalt dat “Een lokale geloofsgemeenschap kan worden erkend als ze voldoet aan al de volgende criteria” (eigen onderlijning) betekent dit concreet dat, zodra aan één van de criteria niet is voldaan, de lokale geloofsgemeenschap niet kan worden erkend.
Om te beoordelen of aan al de erkenningscriteria is voldaan, worden deze hierna dan ook één voor één besproken:
1° ze heeft een juridische structuur die aangepast is aan het aangevraagde openbaar statuut en waarover er transparantie is
De lokale geloofsgemeenschap Eyyub El Ensari beschikt over een juridische structuur in de vorm van een vzw. Dit is een correcte juridische structuur, waarvan de statuten in het geactualiseerd dossier zijn toegevoegd.
Uit artikel 7 d), artikel 11 B b), artikel 13 en artikel 15 van de statuten blijkt echter dat de lokale geloofsgemeenschap Eyyub El Ensari sterk verbonden is met Diyanet, nu de vzw onder controle en (financieel) toezicht van Diyanet staat.
Tevens is in artikel 5 b) van de statuten voorzien dat “Wanneer de vereniging ophoudt te bestaan, moeten de bezittingen overgedragen worden aan de Internationale Vereniging Diyanet van België of aan de Turkse Religieuze Stichting".
De (on)afhankelijkheid van de lokale geloofsgemeenschap Eyyub El Ensari ten aanzien van Diyanet kan dan ook in vraag worden gesteld.
Een aandachtspunt hierbij is dat “het vorderen van transparantie over verbonden juridische structuren van de lokale geloofsgemeenschap” tot de bevoegdheden van de Vlaamse Informatie- en screeningsdienst behoort (cf. artikel 21 van het Erkenningsdecreet).
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
2° ze is financieel leefbaar en biedt transparantie daarover
Eens een lokale geloofsgemeenschap is erkend, gebeurt het financieel beheer van het bestuur van de eredienst volgens de daartoe vastgelegde regelgeving. Om na te gaan of de lokale geloofsgemeenschap voldoende voorbereid is, moet de lokale geloofsgemeenschap voldoende transparant zijn over haar financiële toestand en dient het aanvraagdossier, op straffe van onontvankelijkheid (art. 67 §2 Erkenningsdecreet), onder meer de volgende financiële documenten te bevatten die de financiële leefbaarheid aantonen:
Het geactualiseerd dossier bevat de laatste jaarrekening, nl. de jaarrekening 2021 en dit zowel voor het geheel van de activiteiten als voor dat gedeelte van haar activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst. Tevens is een ontwerp van meerjarenplan toegevoegd.
Op basis van het onderzoek van de financiële documenten wordt verder het volgende vastgesteld:
JR 2019 | JR 2020 | JR 2021 | JR 2021 | MJP 2023 | MJP 2028 | |
geheel activiteiten | geheel activiteiten | geheel activiteiten | enkel eredienst | |||
Ontvangsten | € 117.690,21 | € 67.892,35 | € 31.417,61 | € 764,15 | € 3.000 | € 3.477 |
Uitgaven | € 127.338,51 | € 75.447,02 | € 28.092,11 | € 8.484,82 | € 15.350 | € 17.797 |
overschot / tekort | € -9.648,30 | € -7.554,67 | € 3.325,50 | € -7.720,67 | € -12.350 | € -14.320 |
1) Uit de jaarrekening 2019, 2020 en 2021 voor het geheel van de activiteiten blijkt dat:
2) Uit de jaarrekening 2021 voor dat gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst blijkt:
3) Uit een verdere analyse van de jaarrekening 2021 blijkt dat:
4) Uit de financiële nota van het ontwerp van meerjarenplan blijkt dat:
5) Uit de strategische nota van het ontwerp van meerjarenplan blijkt dat:
De reden dat aan de lokale geloofsgemeenschap wordt gevraagd om de laatste jaarrekening voor het 'geheel' van de activiteiten aan te vullen met een jaarrekening voor dat 'gedeelte' van haar activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst, is net omdat op basis daarvan een projectie gemaakt moet worden voor de toekomst, zodat de gevraagde tussenkomsten realistisch kunnen worden ingeschat. Vaststelling is echter dat de cijfers in het meerjarenplan op geen enkele wijze gelinkt kunnen worden aan de cijfers van de jaarrekening en dat het meerjarenplan, omwille van een manifest gebrek aan eigen middelen, een tekort vertoont.
Verder is het onaanvaardbaar dat een lokale geloofsgemeenschap na de erkenning een aanzienlijk hogere provinciale tussenkomst vraagt (12.350 EUR in 2023), dan de tussenkomst die blijkt uit de jaarrekening voor dat gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst (7.720,67 EUR in 2021).
Verder toont het jaarlijkse tekort aan dat de lokale geloofsgemeenschap niet financieel leefbaar is en dat de impact op de provinciale financiën aanzienlijk zal zijn.
Samengevat kan worden gesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Eyyub El Ensari niet financieel leefbaar is en onvoldoende transparantie biedt. Mede gelet op het manifest gebrek aan eigen middelen voor de eredienst wordt niet voldaan aan dit criterium.
3° ze ontvangt noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks buitenlandse financiering of ondersteuning als die financiering of ondersteuning afbreuk doet aan haar onafhankelijkheid. Ze ontvangt geen financiering of ondersteuning die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging
Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet welke de oorsprong is van de ontvangsten, noch of dit dan buitenlandse financiering of ondersteuning betreft, noch of deze rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging.
Evenwel doen de statuten sterk vermoeden dat de lokale geloofsgemeenschap financieel ondersteund wordt door Diyanet, nu artikel 5 b) van de statuten voorziet: “Wanneer de vereniging ophoudt te bestaan, moeten de bezittingen overgedragen worden aan de Internationale Vereniging Diyanet van België of aan de Turkse Religieuze Stichting". Indien de bezittingen niet van oorsprong eigendom waren van Diyanet, zouden deze bij een ontbinding van de vzw immers ook niet terug overgedragen moeten worden aan Diyanet.
Verder blijkt uit artikel 7 d), artikel 11 B b), artikel 13 en artikel 15 van de statuten dat de lokale geloofsgemeenschap Eyyub El Ensari sterk verbonden is met Diyanet, nu de vzw onder controle en toezicht van Diyanet staat.
Dit alles blijkt bovendien ook uit de jaarrekening 2019 en 2020 waarin een post "Terugbetaling geleend bedrag van Diyanet" is opgenomen (50.000 EUR in 2019 en 30.000 EUR in 2020).
Samengevat kan worden gesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Eyyub El Ensari rechtstreeks ondersteund wordt door Diyanet, waardoor sterke twijfels rijzen over haar onafhankelijkheid.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
4° ze toont de maatschappelijke relevantie aan van de lokale geloofsgemeenschap aan de hand van:
a) de bevestiging door het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap minstens tweehonderd leden telt binnen de gebiedsomschrijving;
b) de zorg voor de materiële voorwaarden die de uitoefening van de eredienst en het behoud van de waardigheid ervan mogelijk maken;
c) het onderhoud en de bewaring van de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst;
d) het onderhouden van duurzame contacten met de lokale overheid van de gemeente waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn;
e) het respecteren van het principe van goed nabuurschap en het onderhouden van duurzame contacten met de lokale gemeenschap waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn
Vooreerst omvat het formulier 'Erkenningsaanvraag - verkorte procedure' (bijlage 03) een bevestiging door het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap Eyyub El Ensari minstens tweehonderd leden telt.
Wat betreft de zorg voor de materiële voorwaarden en het onderhoud en de bewaring van de gebouwen wordt vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Eyyub El Ensari in 2021 geen enkele uitgave m.b.t. de eredienst heeft verricht. Er werden wel uitgaven verricht voor het gebouw van de eredienst (nutsvoorzieningen, onderhoud, verzekering).
Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet dat de lokale geloofsgemeenschap Eyyub El Ensari initiatieven onderneemt om duurzame contacten te onderhouden met de gemeente Zele noch met de lokale gemeenschap. De verklaring op eer voor het aantonen van haar maatschappelijke relevantie volstaat niet als bewijs, nu dit criterium een resultaatverbintenis betreft en de lokale betrokkenheid en integratie aangetoond moet worden op basis van bewijsstukken (brieven, mails, krantenartikelen,...) van de in het verleden genomen initiatieven.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
5° de leden van het voorlopig bestuursorgaan leven, behalve bij incidentele overmacht, al de volgende verplichtingen na:
a) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook, medewerking te verlenen aan activiteiten die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan;
b) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de organisatie en werking van het voorlopig bestuursorgaan;
c) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die in door de lokale geloofsgemeenschap gebruikte lokalen en plaatsen aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de gebruikte lokalen en plaatsen;
d) de verplichting om, onverminderd de vrijheid van godsdienst, alle redelijke inspanningen te ondernemen om geldende wetgeving na te leven en niet hun medewerking te verlenen aan handelingen strijdig met de geldende wetgeving, in het bijzonder de Grondwet en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
e) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook aan te zetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan
De lokale geloofsgemeenschap Eyyub El Ensari toont aan dat zij aan dit criterium voldoet door het ondertekenen van een verklaring op eer, nu dit criterium een inspanningsverbintenis en geen resultaatsverbintenis betreft.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
6° ze toont aan dat het toekomstig bestuur van de eredienst houder zal worden van zakelijke rechten op de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst of bij gebreke daarvan, wanneer de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst geen eigendom zijn van een publieke rechtspersoon, kan ze een afschrift voorleggen van een overeenkomst die met de eigenaar van de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst is gesloten over het gebruik van de gebouwen of de andere infrastructuur door het toekomstig bestuur van de eredienst
In het geactualiseerd dossier is een intentieverklaring opgenomen, waarbij de Internationale vereniging Diyanet van België verklaart eigenaar te zijn van de panden en infrastructuur van het gebouw van de eredienst en dat het comité van de Islamitische geloofsgemeenschap Eyyub El Ensari gebruik mag maken van deze infrastructuur voor het uitoefenen van religieuze activiteiten.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
7° het voorlopig bestuursorgaan bezorgt de voor- en achternaam, adres, rijksregisternummer, e-mailadres, telefoonnummer, nationaliteit, geboortedatum en geslacht van de leden van het voorlopig bestuursorgaan aan de Vlaamse Regering, het representatief orgaan, de financierende overheid en in voorkomend geval de adviserende gemeente. Als er tussentijdse wijzigingen zijn, meldt het voorlopig bestuursorgaan dat binnen dertig dagen aan deze instanties
Het geactualiseerd dossier bevat de gevraagde gegevens van de leden van het voorlopig bestuursorgaan en de bedienaar van de eredienst, evenals een uittreksel uit het strafregister conform artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat niet ouder is dan negentig dagen (cf. artikel 67, §2, 6° en 7° van het Erkenningsdecreet). Hieruit blijkt dat zowel de leden van het voorlopig bestuursorgaan als de bedienaar van de eredienst over een blanco strafregister beschikken.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
8° ze heeft enkel bedienaars van de eredienst en hun vervangers die voldoen aan de inburgeringsplicht die in voorkomend geval op hen van toepassing is conform het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie en inburgeringsbeleid
Gelet op de Belgische nationaliteit van de bedienaar van de eredienst, kan er van uitgegaan worden dat de voorwaarde van de inburgeringsplicht niet van toepassing is, zodat aan dit criterium wordt voldaan.
9° ze heeft geen bedienaars van de eredienst en hun vervangers die rechtstreeks of onrechtstreeks bezoldigd zijn door een buitenlandse overheid
Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet op welke wijze de bedienaar van de eredienst wordt bezoldigd, noch of deze bezoldiging dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks door een buitenlandse overheid wordt gefinancierd.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
* * *
Voor de volledigheid wordt meegegeven dat het geactualiseerd dossier onvoldoende gegevens bevat om de criteria 1°, 4° en 9° ten gronde te beoordelen, maar gelet op het feit dat artikel 7 van het Erkenningsdecreet bepaalt dat de lokale geloofsgemeenschap aan al de criteria moet voldoen (= cumulatief) én gelet op het feit dat uit het onderzoek is gebleken dat de lokale geloofsgemeenschap niet voldoet aan de criteria 2° en 3°, werden er voor de criteria 1°, 4° en 9° geen bijkomende stukken opgevraagd.
Op basis van de beoordeling van de verschillende erkenningscriteria wordt vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Eyyub El Ensari niet voldoet aan al de verplichtingen, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet, wat tot gevolg heeft dat een ongunstig advies dient te worden gegeven.
Bovendien wordt erop gewezen dat er in de provincie Oost-Vlaanderen reeds vijf islamitische geloofsgemeenschappen zijn erkend en dat er op heden, meer dan 11 jaar na de erkenning van de vierde islamitische geloofsgemeenschap in 2011, nog steeds geen centraal bestuur werd opgericht, niettegenstaande artikel 256 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten dit verplicht.
Bijkomend dient ook nog meegegeven te worden dat door de Provincie Antwerpen een beroep tot vernietiging van artikel 67 en tot gedeeltelijke vernietiging van de artikelen 18 en 47 van het Erkenningsdecreet van 22 oktober 2021 werd ingesteld. Ook door de ivzw Internationale Vereniging Diyanet van België, de vzw L’Association musulmane culturelle albanaise de Belgique, de vzw Islamitische Federatie van België en de vzw Rassemblement des Musulmans de Belgique werd een beroep tot vernietiging van het Erkenningsdecreet van 22 oktober 2021 ingesteld (zaken samengevoegd overeenkomstig artikel 100 Bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijke Hof, BS 13 juni 2022).
Tenslotte wordt herhaald dat het beoefenen van een eredienst in wezen een persoonsgebonden aangelegenheid is en dat in het regeerakkoord 2014-2019 de Vlaamse Regering er uitdrukkelijk voor gekozen heeft de taken en bevoegdheden van de provincies verder te beperken: de provincies oefenen niet langer persoonsgebonden bevoegdheden uit. De beleidsnota Binnenlands Bestuur en Stedenbeleid 2014-2019 heeft die intentie geconcretiseerd: de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies worden naar de Vlaamse overheid en naar de gemeenten overgeheveld, wat resulteerde in het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies. In die zin is het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, waarin de provincies als financierende overheid worden aangeduid, tegenstrijdig met de beleidskeuze van de Vlaamse Regering.
Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.
Provinciedecreet van 9 december 2005.
Decreet van 22 oktober 2021 tot regeling van de erkenning van lokale geloofsgemeenschappen, de verplichtingen van de besturen van de eredienst en het toezicht daarop en tot wijziging van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten (citeeropschrift: "Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021").
Erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Eyyub El Ensari, met zetel te Zwaanstraat 17, 9240 Zele, zoals ingediend door het Executief van de Moslims van België op 10 november 2022 bij het Agentschap Binnenlands Bestuur, afdeling Lokale Organisatie en Werking.
Brief van 16 december 2022 van het Agentschap Binnenlands Bestuur namens de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen, waarbij aan de Provincie Oost-Vlaanderen gevraagd wordt een advies te bezorgen over de erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Eyyub El Ensari te Zele.
De provincieraad adviseert de erkenningsaanvraag van de lokale geloofsgemeenschap Eyyub El Ensari, met zetel te Zwaanstraat 17, 9240 Zele, ongunstig, vermits niet voldaan wordt aan al de verplichtingen, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021.
De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering om geen nieuwe islamitische geloofsgemeenschappen te erkennen in de provincie Oost-Vlaanderen nu er, meer dan 11 jaar na de erkenning van de vierde islamitische geloofsgemeenschap in 2011, nog steeds geen centraal bestuur werd opgericht, niettegenstaande artikel 256 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten dit verplicht.
De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering om, omwille van de rechtszekerheid en in afwachting van het oordeel van het Grondwettelijk Hof m.b.t. de ingestelde beroepen tot gehele en/of gedeeltelijke vernietiging van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021, geen enkele lokale geloofsgemeenschap te erkennen binnen de provincie Oost-Vlaanderen.
De provincieraad herinnert de Vlaamse Regering eraan dat het beoefenen van een eredienst in wezen een persoonsgebonden aangelegenheid is en dat de Vlaamse Regering er uitdrukkelijk voor gekozen heeft de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies naar de Vlaamse overheid en naar de gemeenten over te hevelen, wat resulteerde in het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies. In die zin is het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, waarin de provincies als financierende overheid worden aangeduid, tegenstrijdig met de beleidskeuze van de Vlaamse Regering. De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering dan ook om het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten te herzien.
Afschrift van dit besluit zal via het 'Loket voor lokale besturen' worden overgemaakt aan het Agentschap Binnenlands Bestuur.
Met brief van 20 december 2022 vraagt het Agentschap Binnenlands Bestuur namens de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen aan de Provincie Oost-Vlaanderen om een advies te bezorgen over de erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Al Fath te Gent.
Deze brief werd samen met het geactualiseerd dossier op 21 december 2022 ontvangen, wat tot gevolg heeft dat de adviestermijn van 4 maanden verstrijkt op 20 april 2023.
Dit geactualiseerd dossier moet de Provincie toelaten om de erkenningscriteria, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet, geïnformeerd te beoordelen.
Nu artikel 7 van het Erkenningsdecreet bepaalt dat “Een lokale geloofsgemeenschap kan worden erkend als ze voldoet aan al de volgende criteria” (eigen onderlijning) betekent dit concreet dat, zodra aan één van de criteria niet is voldaan, de lokale geloofsgemeenschap niet kan worden erkend.
Om te beoordelen of aan al de erkenningscriteria is voldaan, worden deze hierna dan ook één voor één besproken:
1° ze heeft een juridische structuur die aangepast is aan het aangevraagde openbaar statuut en waarover er transparantie is
De lokale geloofsgemeenschap Al Fath beschikt over een juridische structuur in de vorm van een vzw. Dit is een correcte juridische structuur, waarvan de statuten in het geactualiseerd dossier zijn toegevoegd.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
2° ze is financieel leefbaar en biedt transparantie daarover
Eens een lokale geloofsgemeenschap is erkend, gebeurt het financieel beheer van het bestuur van de eredienst volgens de daartoe vastgelegde regelgeving. Om na te gaan of de lokale geloofsgemeenschap voldoende voorbereid is, moet de lokale geloofsgemeenschap voldoende transparant zijn over haar financiële toestand en dient het aanvraagdossier, op straffe van onontvankelijkheid (art. 67 §2 Erkenningsdecreet), onder meer de volgende financiële documenten te bevatten die de financiële leefbaarheid aantonen:
Het geactualiseerd dossier bevat de laatste jaarrekening, nl. de jaarrekening 2021 en dit zowel voor het geheel van de activiteiten als voor dat gedeelte van haar activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst. Tevens is een ontwerp van meerjarenplan toegevoegd.
Op basis van het onderzoek van de financiële documenten wordt verder het volgende vastgesteld:
JR 2021 | JR 2021 | MJP 2023 | MJP 2028 | |
geheel activiteiten | enkel eredienst | |||
Ontvangsten | € 9.243,10 (*) | € 7.367,66 | € 3.000 | € 3.312 |
Uitgaven | € 8.263.66 (*) | € 360,00 | € 14.100 | € 15.568 |
overschot / tekort | € 979,44 | € 7.007,66 | € -11.100 | € -12.256 |
(*) exclusief overdrachten
1) Uit de jaarrekening 2021 voor het geheel van de activiteiten blijkt:
2) Uit de jaarrekening 2021 voor dat gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst blijkt:
3) Uit de financiële nota van het ontwerp van meerjarenplan blijkt dat:
4) Uit de strategische nota van het ontwerp van meerjarenplan blijkt dat:
De reden dat aan de lokale geloofsgemeenschap wordt gevraagd om de laatste jaarrekening voor het 'geheel' van de activiteiten aan te vullen met een jaarrekening voor dat 'gedeelte' van haar activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst, is net omdat op basis daarvan een projectie gemaakt moet worden voor de toekomst, zodat de gevraagde tussenkomsten realistisch kunnen worden ingeschat. Vaststelling is echter dat de cijfers in het meerjarenplan op geen enkele wijze gelinkt kunnen worden aan de cijfers van de jaarrekening en dat het meerjarenplan, omwille van een manifest gebrek aan eigen middelen, een tekort vertoont.
Verder is het onaanvaardbaar dat een lokale geloofsgemeenschap na de erkenning een provinciale tussenkomst vraagt (11.100 EUR in 2023), terwijl uit de jaarrekening 2021 voor dat gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst geen nood aan een provinciale tussenkomst blijkt.
Het is ook onaanvaardbaar dat een lokale geloofsgemeenschap, die in de mogelijkheid is om een ruim overschot op te bouwen (148.886,38 EUR op 31.12.2021), na de erkenning niet meer in staat is om de nodige ontvangsten in te zamelen, en hierbij zelfs aangeeft nood te hebben aan een provinciale exploitatietoelage.
Verder toont het jaarlijkse tekort in het meerjarenplan aan dat de lokale geloofsgemeenschap voor dat gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst niet financieel leefbaar is en dat de impact op de provinciale financiën aanzienlijk zal zijn.
Samengevat kan worden gesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Al Fath niet financieel leefbaar is en onvoldoende transparantie biedt. Mede gelet op het manifest gebrek aan eigen middelen voor de eredienst wordt niet voldaan aan dit criterium.
3° ze ontvangt noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks buitenlandse financiering of ondersteuning als die financiering of ondersteuning afbreuk doet aan haar onafhankelijkheid. Ze ontvangt geen financiering of ondersteuning die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging
Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet welke de oorsprong is van de ontvangsten, noch of dit dan buitenlandse financiering of ondersteuning betreft, noch of deze rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
4° ze toont de maatschappelijke relevantie aan van de lokale geloofsgemeenschap aan de hand van:
a) de bevestiging door het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap minstens tweehonderd leden telt binnen de gebiedsomschrijving;
b) de zorg voor de materiële voorwaarden die de uitoefening van de eredienst en het behoud van de waardigheid ervan mogelijk maken;
c) het onderhoud en de bewaring van de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst;
d) het onderhouden van duurzame contacten met de lokale overheid van de gemeente waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn;
e) het respecteren van het principe van goed nabuurschap en het onderhouden van duurzame contacten met de lokale gemeenschap waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn
Vooreerst omvat het formulier 'Erkenningsaanvraag - verkorte procedure' (bijlage 03) een bevestiging door het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap Al Fath minstens tweehonderd leden telt.
Wat betreft de zorg voor de materiële voorwaarden en het onderhoud en de bewaring van de gebouwen wordt vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Al Fath in 2021 slechts zeer beperkte uitgaven m.b.t. de eredienst heeft verricht (vergoeding van vrijwilligers) en geen enkele uitgave heeft verricht voor het gebouw van de eredienst.
Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet dat de lokale geloofsgemeenschap Al Fath initiatieven onderneemt om duurzame contacten te onderhouden met de stad Gent noch met de lokale gemeenschap. De verklaring op eer voor het aantonen van haar maatschappelijke relevantie volstaat niet als bewijs, nu dit criterium een resultaatverbintenis betreft en de lokale betrokkenheid en integratie aangetoond moet worden op basis van bewijsstukken (brieven, mails, krantenartikelen,...) van de in het verleden genomen initiatieven.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
5° de leden van het voorlopig bestuursorgaan leven, behalve bij incidentele overmacht, al de volgende verplichtingen na:
a) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook, medewerking te verlenen aan activiteiten die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan;
b) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de organisatie en werking van het voorlopig bestuursorgaan;
c) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die in door de lokale geloofsgemeenschap gebruikte lokalen en plaatsen aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de gebruikte lokalen en plaatsen;
d) de verplichting om, onverminderd de vrijheid van godsdienst, alle redelijke inspanningen te ondernemen om geldende wetgeving na te leven en niet hun medewerking te verlenen aan handelingen strijdig met de geldende wetgeving, in het bijzonder de Grondwet en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
e) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook aan te zetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan
De lokale geloofsgemeenschap Al Fath toont aan dat zij aan dit criterium voldoet door het ondertekenen van een verklaring op eer, nu dit criterium een inspanningsverbintenis en geen resultaatsverbintenis betreft.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
6° ze toont aan dat het toekomstig bestuur van de eredienst houder zal worden van zakelijke rechten op de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst of bij gebreke daarvan, wanneer de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst geen eigendom zijn van een publieke rechtspersoon, kan ze een afschrift voorleggen van een overeenkomst die met de eigenaar van de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst is gesloten over het gebruik van de gebouwen of de andere infrastructuur door het toekomstig bestuur van de eredienst
In het geactualiseerd dossier is een intentieverklaring opgenomen, waarbij de vzw Islamitische en Culturele Vereniging Alfath verklaart eigenaar te zijn van de panden en infrastructuur van het gebouw van de eredienst en dat het comité van de Islamitische geloofsgemeenschap Al Fath gebruik mag maken van deze infrastructuur voor het uitoefenen van religieuze activiteiten.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
7° het voorlopig bestuursorgaan bezorgt de voor- en achternaam, adres, rijksregisternummer, e-mailadres, telefoonnummer, nationaliteit, geboortedatum en geslacht van de leden van het voorlopig bestuursorgaan aan de Vlaamse Regering, het representatief orgaan, de financierende overheid en in voorkomend geval de adviserende gemeente. Als er tussentijdse wijzigingen zijn, meldt het voorlopig bestuursorgaan dat binnen dertig dagen aan deze instanties
Het geactualiseerd dossier bevat de gevraagde gegevens van de leden van het voorlopig bestuursorgaan en de bedienaar van de eredienst, evenals een uittreksel uit het strafregister conform artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat niet ouder is dan negentig dagen (cf. artikel 67, §2, 6° en 7° van het Erkenningsdecreet). Hieruit blijkt dat zowel de leden van het voorlopig bestuursorgaan als de bedienaar van de eredienst over een blanco strafregister beschikken.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.
8° ze heeft enkel bedienaars van de eredienst en hun vervangers die voldoen aan de inburgeringsplicht die in voorkomend geval op hen van toepassing is conform het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie en inburgeringsbeleid
Gelet op de Belgische nationaliteit van de bedienaar van de eredienst, kan er van uitgegaan worden dat de voorwaarde van de inburgeringsplicht niet van toepassing is, zodat aan dit criterium wordt voldaan.
9° ze heeft geen bedienaars van de eredienst en hun vervangers die rechtstreeks of onrechtstreeks bezoldigd zijn door een buitenlandse overheid
Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet op welke wijze de bedienaar van de eredienst wordt bezoldigd, noch of deze bezoldiging dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks door een buitenlandse overheid wordt gefinancierd.
Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.
* * *
Voor de volledigheid wordt meegegeven dat het geactualiseerd dossier onvoldoende gegevens bevat om de criteria 3°, 4° en 9° ten gronde te beoordelen, maar gelet op het feit dat artikel 7 van het Erkenningsdecreet bepaalt dat de lokale geloofsgemeenschap aan al de criteria moet voldoen (= cumulatief) én gelet op het feit dat uit het onderzoek is gebleken dat de lokale geloofsgemeenschap niet voldoet aan criterium 2°, werden er voor de criteria 3°, 4° en 9° geen bijkomende stukken opgevraagd.
Op basis van de beoordeling van de verschillende erkenningscriteria wordt vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Al Fath niet voldoet aan al de verplichtingen, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet, wat tot gevolg heeft dat een ongunstig advies dient te worden gegeven.
Bovendien wordt erop gewezen dat er in de provincie Oost-Vlaanderen reeds vijf islamitische geloofsgemeenschappen zijn erkend en dat er op heden, meer dan 11 jaar na de erkenning van de vierde islamitische geloofsgemeenschap in 2011, nog steeds geen centraal bestuur werd opgericht, niettegenstaande artikel 256 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten dit verplicht.
Bijkomend dient ook nog meegegeven te worden dat door de Provincie Antwerpen een beroep tot vernietiging van artikel 67 en tot gedeeltelijke vernietiging van de artikelen 18 en 47 van het Erkenningsdecreet van 22 oktober 2021 werd ingesteld. Ook door de ivzw Internationale Vereniging Diyanet van België, de vzw L’Association musulmane culturelle albanaise de Belgique, de vzw Islamitische Federatie van België en de vzw Rassemblement des Musulmans de Belgique werd een beroep tot vernietiging van het Erkenningsdecreet van 22 oktober 2021 ingesteld (zaken samengevoegd overeenkomstig artikel 100 Bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijke Hof, BS 13 juni 2022).
Tenslotte wordt herhaald dat het beoefenen van een eredienst in wezen een persoonsgebonden aangelegenheid is en dat in het regeerakkoord 2014-2019 de Vlaamse Regering er uitdrukkelijk voor gekozen heeft de taken en bevoegdheden van de provincies verder te beperken: de provincies oefenen niet langer persoonsgebonden bevoegdheden uit. De beleidsnota Binnenlands Bestuur en Stedenbeleid 2014-2019 heeft die intentie geconcretiseerd: de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies worden naar de Vlaamse overheid en naar de gemeenten overgeheveld, wat resulteerde in het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies. In die zin is het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, waarin de provincies als financierende overheid worden aangeduid, tegenstrijdig met de beleidskeuze van de Vlaamse Regering.
Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.
Provinciedecreet van 9 december 2005.
Decreet van 22 oktober 2021 tot regeling van de erkenning van lokale geloofsgemeenschappen, de verplichtingen van de besturen van de eredienst en het toezicht daarop en tot wijziging van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten (citeeropschrift: "Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021").
Erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Al Fath, met zetel te Beukelaarstraat 25, 9000 Gent, zoals ingediend door het Executief van de Moslims van België op 10 november 2022 bij het Agentschap Binnenlands Bestuur, afdeling Lokale Organisatie en Werking.
Brief van 20 december 2022 van het Agentschap Binnenlands Bestuur namens de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen, waarbij aan de Provincie Oost-Vlaanderen gevraagd wordt een advies te bezorgen over de erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Al Fath te Gent.
De provincieraad adviseert de erkenningsaanvraag van de lokale geloofsgemeenschap Al Fath, met zetel te Beukelaarstraat 25, 9000 Gent, ongunstig, vermits niet voldaan wordt aan al de verplichtingen, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021.
De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering om geen nieuwe islamitische geloofsgemeenschappen te erkennen in de provincie Oost-Vlaanderen nu er, meer dan 11 jaar na de erkenning van de vierde islamitische geloofsgemeenschap in 2011, nog steeds geen centraal bestuur werd opgericht, niettegenstaande artikel 256 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten dit verplicht.
De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering om, omwille van de rechtszekerheid en in afwachting van het oordeel van het Grondwettelijk Hof m.b.t. de ingestelde beroepen tot gehele en/of gedeeltelijke vernietiging van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021, geen enkele lokale geloofsgemeenschap te erkennen binnen de provincie Oost-Vlaanderen.
De provincieraad herinnert de Vlaamse Regering eraan dat het beoefenen van een eredienst in wezen een persoonsgebonden aangelegenheid is en dat de Vlaamse Regering er uitdrukkelijk voor gekozen heeft de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies naar de Vlaamse overheid en naar de gemeenten over te hevelen, wat resulteerde in het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies. In die zin is het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, waarin de provincies als financierende overheid worden aangeduid, tegenstrijdig met de beleidskeuze van de Vlaamse Regering. De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering dan ook om het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten te herzien.
Afschrift van dit besluit zal via het 'Loket voor lokale besturen' worden overgemaakt aan het Agentschap Binnenlands Bestuur.
Tussenkomsten: geen
Het onderzoek van de stukken heeft het volgende uitgewezen:
De financiële nota van het budget 2023 is opgemaakt conform de modellen van het ministerieel besluit van 27 november 2006. Daarnaast heeft het comité een beknopte beleidsnota bij het budget 2023 toegevoegd.
De provinciale exploitatietoelage zal 39.900 EUR bedragen en past binnen het goedgekeurd MJP. In het MJP 2020-2025 is voor het jaar 2023 eenzelfde bedrag als provinciale toelage voorzien.
Zowel de exploitatieontvangsten als exploitatie-uitgaven liggen in lijn met het goedgekeurd MJP. De wijzigingen beperken zich tot een aanpassing van de cijfers aan een meer actuele situatie.
De exploitatieontvangsten belopen 6.049 EUR, de exploitatie-uitgaven 46.827,70 EUR.
De exploitatieontvangsten bestaan uitsluitend uit inkomsten uit omhalingen en de tussenkomst van de vzw in de gemeenschappelijke uitgaven.
De exploitatie-uitgaven hebben in hoofdzaak betrekking op uitgaven in verband met het gebouw van de eredienst (huur, nutsvoorzieningen, verzekeringen, schoonmaak …). Daarnaast worden ook uitgaven m.b.t. de viering van de eredienst (verbruiksgoederen, materieel …) en het bestuur van de eredienst (administratie …) voorzien.
Voor het jaar 2023 worden geen investeringen voorzien.
Samenvattend
Het budget 2023 is inhoudelijk verantwoord en noodzakelijk en werd boekhoudkundig correct uitgevoerd.
Verder past het budget in het goedgekeurd MJP 2020-2025, waardoor een akteneming door de provincieraad volstaat.
Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.
Besluit van de Vlaamse Regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten.
Ministerieel Besluit van 27 november 2006 tot vaststelling van de modellen van de boekhouding van de besturen van de eredienst en ter uitvoering van artikel 46 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de eredienst en van de centrale besturen van de eredienst.
Meerjarenplan 2020-2025 van de Islamitische gemeenschap Kevser Moskee met zetel te Binnenstraat 7, 9300 Aalst, goedgekeurd door de provincieraad in zitting van 19 februari 2020.
Budget 2023 van de Islamitische gemeenschap Kevser Moskee te Aalst, vergezeld van een gunstig advies van het erkend representatief orgaan en vastgesteld door het comité van deze gemeenschap op 29 januari 2023 en ingediend bij de provincie op 15 februari 2023.De provincieraad neemt akte van het budget 2023 van de Islamitische gemeenschap Kevser Moskee, met zetel te Binnenstraat 7, 9300 Aalst.
Een afschrift van dit besluit zal naar het comité van de Islamitische gemeenschap Kevser Moskee en naar het erkend representatief orgaan worden verzonden.
Tussenkomsten: geen
Het onderzoek van de stukken heeft het volgende uitgewezen:
De financiële nota van het budget 2023 is opgemaakt conform de modellen van het ministerieel besluit van 27 november 2006. Daarnaast heeft het comité een beknopte beleidsnota bij het budget 2023 toegevoegd.
De provinciale exploitatietoelage zal 26.000 EUR bedragen en past binnen het goedgekeurd MJP. In het MJP 2020-2025 is voor het jaar 2023 een toelage van 27.000 EUR voorzien. De lagere toelage is een gevolg van de verrekening van de overschotten van vorige jaren.
De exploitatieontvangsten liggen in lijn met het goedgekeurd MJP, de exploitatie-uitgaven worden voor een iets hoger bedrag ingeschreven.
De wijzigingen aan het exploitatieluik beperken zich tot een aanpassing van de cijfers aan een meer actuele situatie, waarbij de hogere uitgaven worden gecompenseerd door de verrekening van de overschotten van vorige jaren.
De exploitatieontvangsten belopen 5.475,17 EUR, de exploitatie-uitgaven 34.797 EUR.
De exploitatieontvangsten bestaan uitsluitend uit inkomsten uit omhalingen en de tussenkomst van de vzw in de gemeenschappelijke uitgaven.
De exploitatie-uitgaven hebben in hoofdzaak betrekking op uitgaven in verband met het gebouw van de eredienst (huur, nutsvoorzieningen, verzekeringen, schoonmaak, …). Daarnaast worden ook uitgaven m.b.t. de viering van de eredienst (verbruiksgoederen, materieel, …) en het bestuur van de eredienst (administratie, …) voorzien.
Voor het jaar 2023 worden geen investeringen voorzien.
Samenvattend
Het budget 2023 is inhoudelijk verantwoord en noodzakelijk en werd boekhoudkundig correct uitgevoerd.
Verder past het budget in het goedgekeurd MJP 2020-2025, waardoor een akteneming door de provincieraad volstaat.Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.
Besluit van de Vlaamse Regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten.
Ministerieel Besluit van 27 november 2006 tot vaststelling van de modellen van de boekhouding van de besturen van de eredienst en ter uitvoering van artikel 46 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de eredienst en van de centrale besturen van de eredienst.
Meerjarenplan 2020-2025 van de Islamitische gemeenschap Ensarija met zetel te Loodsenstraat 56/001, 9000 Gent, goedgekeurd door de provincieraad in zitting van 29 januari 2020.
Budget 2023 van de Islamitische gemeenschap Ensarija te Gent, vergezeld van een gunstig advies van het erkend representatief orgaan en vastgesteld door het comité van deze gemeenschap op 19 februari 2023 en ingediend bij de provincie op 20 februari 2023.De provincieraad neemt akte van het budget 2023 van de Islamitische gemeenschap Ensarija, met zetel te Loodsenstraat 56/001, 9000 Gent.
Een afschrift van dit besluit zal naar het comité van de Islamitische gemeenschap Ensarija en naar het erkend representatief orgaan worden verzonden.
Tussenkomsten: geen
Het onderzoek van de stukken heeft het volgende uitgewezen:
De financiële nota van het budget 2023 is opgemaakt conform de modellen van het ministerieel besluit van 27 november 2006. Daarnaast heeft de kerkfabriekraad een beknopte beleidsnota bij het budget 2023 toegevoegd.
De provinciale exploitatietoelage zal 40.900 EUR bedragen en past binnen het goedgekeurd MJP. In het MJP 2020-2025 is voor het jaar 2023 eenzelfde bedrag als provinciale toelage voorzien.
Ten opzichte van het goedgekeurd MJP worden de exploitatieontvangsten voor een lager bedrag ingeschreven, terwijl de exploitatie-uitgaven iets worden verhoogd.
De wijzigingen aan het exploitatieluik beperken zich tot een aanpassing van de cijfers aan een meer actuele situatie, waarbij de lagere ontvangsten en iets hogere uitgaven worden gecompenseerd door de verrekening van de overschotten van vorige jaren.
De exploitatieontvangsten belopen 10.675,72 EUR, de exploitatie-uitgaven 54.650 EUR.
De exploitatieontvangsten bestaan hoofdzakelijk uit inkomsten uit geldinzameling.
De exploitatie-uitgaven hebben in hoofdzaak betrekking op uitgaven in verband met het gebouw van de eredienst (huur, nutsvoorzieningen, verzekeringen, schoonmaak …). Daarnaast worden ook uitgaven m.b.t. de viering van de eredienst (verbruiksgoederen, materieel …) en het bestuur van de eredienst (administratie …) voorzien.
Voor het jaar 2023 worden geen investeringen voorzien.
Samenvattend
Het budget 2023 is inhoudelijk verantwoord en noodzakelijk en werd boekhoudkundig correct uitgevoerd.
Verder past het budget in het goedgekeurd MJP 2020-2025, waardoor een akteneming door de provincieraad volstaat.Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.
Besluit van de Vlaamse Regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten.
Ministerieel Besluit van 27 november 2006 tot vaststelling van de modellen van de boekhouding van de besturen van de eredienst en ter uitvoering van artikel 46 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de eredienst en van de centrale besturen van de eredienst.
Meerjarenplan 2020-2025 van de Orthodoxe kerkfabriek Heilige Apostel Andreas, met zetel te Sophie van Akenstraat 56, 9000 Gent, goedgekeurd door de provincieraad in zitting van 29 april 2020.
Budget 2023 van de Orthodoxe kerkfabriek Heilige Apostel Andreas te Gent, vergezeld van een gunstig advies van het erkend representatief orgaan en vastgesteld door de kerkfabriekraad van deze gemeenschap op 12 februari 2023 en ingediend bij de provincie op 16 februari 2023.
De provincieraad neemt akte van het budget 2023 van de Orthodoxe kerkfabriek Heilige Apostel Andreas, met zetel te Sophie van Akenstraat 56, 9000 Gent.
Een afschrift van dit besluit zal naar de kerkfabriekraad van de Orthodoxe kerkfabriek Heilige Apostel Andreas en naar het erkend representatief orgaan worden verzonden.
Tussenkomsten: geen
Bij brief van 1 februari 2023 ontving de Provincie de uitnodiging voor de gewone algemene vergadering op woensdag 29 maart 2023, om 11.30 uur, van de Vlaamse Landmaatschapij (VLM), in het Consciencegebouw, Koning Albert Il laan 15, 1210 Brussel - zaal 1C06 - Friedrich Nietzsche.
Agenda
De agenda werd vastgelegd als volgt:
• Goedkeuring van de notulen met betrekking tot de algemene vergadering van 23 maart 2022
• Mededeling van het verslag van de raad van bestuur bij de jaarrekening over het boekjaar afgesloten per 31.12.2022
• Goedkeuring van de vergoedingen die in 2022 zijn toegekend aan de leden van de raad van bestuur en regeringsafgevaardigden
• Mededeling van het managementverslag van de VLM
• Mededeling van het verslag van de commissaris bij de jaarrekening over het boekjaar afgesloten per 31.12.2022
• Goedkeuring van de jaarrekening (na resultaatsverwerking) over het boekjaar afgesloten per 31 december 2022
• Kwijting van de bestuurders en van de commissaris
• Aanstelling van een commissaris-revisor bij de VLM zoals voorzien in het Wetboek van vennootschappen en het uitoefenen van de certificeringsopdracht overeenkomstig de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën (VCO).
De stukken van de algemene vergadering werden niet ontvangen bij de uitnodiging van 1 februari 2023. Uit het verleden leren wij dat de stukken voor de algemene vergadering (definitieve jaarrekening, verslag commissaris, managementverslag, ...), zodra beschikbaar, rechtstreeks zullen worden toegestuurd aan de provinciaal vertegenwooridiger en dit meestal de dag voor de algemene vergadering zelf.
Het mandaat van de provinciale vertegenwoordiger bepalen of het aangeven van een stemadvies is dan ook niet (meer) mogelijk. Bijgevolg wordt op heden enkel de uitnodiging en agenda ter kennis gegeven aan de provincieraad en duidt de provincieraad de provinciale vertegenwoordigers aan.
Provinciedecreet van 9 december 2005.
Provincieraadsbesluit van 27 maart 2019 waarbij, voor de duur van de legislatuur, de effectieve en plaatsvervangende vertegenwoordigers van de Provincie werden aangeduid in diverse instellingen, vennootschappen en verenigingen.
Statuten van VLM.
Uitnodiging van VLM voor de algemene vergadering van 29 maart 2022 ontvangen op 1 februari 2023.
De Provincie zal op de algemene vergadering van 31 maart 2023 vertegenwoordigd worden door:
- provincieraadslid Hilde De Sutter als effectieve vertegenwoordiger
- provincieraadslid Filip Van Laecke als plaatsvervangende vertegenwoordiger.
Het mandaat van de vertegenwoordiger van de Provincie op de algemene vergadering van de Vlaamse Landmaatschappij van 31 maart 2023 wordt als volgt bepaald: op basis van de bespreking en aangereikte documentatie op de vergadering, te stemmen op de afzonderlijke punten van de agenda in het belang van de Provincie.
Een afschrift van dit besluit zal worden bezorgd aan:
− Vlaamse Landmaatschappij;
− de provinciale vertegenwoordiger.
Tussenkomsten: geen
Vanuit de provincie Oost-Vlaanderen is er interesse om gebruik te maken van deze raamovereenkomst.
Het pakket dat momenteel door de uitleendienst van provincie Oost-Vlaanderen wordt gebruikt (ReCreateX, via Gantner) kampt voor de betrokken dienstverlening (uitleen) met een aantal tekortkomingen die niet of moeilijk op te lossen zijn.
Het door provincie Vlaams-Brabant gegunde pakket (Rentmagic, via Infodatek Software BV) komt hieraan tegemoet en is tevens specifiek ontwikkeld met de werking van een uitleendienst in gedachte, dit in tegenstelling tot het huidig pakket (ReCreateX).
Een bijkomend voordeel is ook dat de uitleendienst van de provincies Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen en Limburg ditzelfde Rentmagic-pakket gebruiken. Wat enerzijds de kwaliteit van het pakket aangeeft en anderzijds kostenbesparend kan werken bij nieuwe ontwikkelingen met gemeenschappelijke interesses.
De uitgave zou via A000434 - R001172 en R001179 (ReCreateX en andere tools) kunnen gefinancierd worden.
Een ruw geschatte kostprijs bedraagt 181 500 EUR (incl. BTW) voor de implementatie en hosting, support en onderhoud voor een periode van 4 jaar .
Volgens het provinciedecreet komt het de provincieraad toe te beslissen over de wijze van gunning, aangezien de geraamde waarde van de bestellingen door ons bestuur via deze aankoopcentrale de grensbedragen voor het dagelijks bestuur overstijgt en deze opdracht niet-nominatief in het budget is opgenomen.
Het Provinciedecreet van 9 december 2005 en latere wijzigingen.
De wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten.
De wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten inzonderheid op de artikelen 2, 6° en artikel 43, § 1, tweede lid en artikel 47.
Het koninklijk besluit van 15 juli 2011/ 18 april 2017 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren, en latere wijzigingen.
Het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken, en latere wijzigingen.
De Provincieraad beslist een beroep te doen op Provincie Vlaams-Brabant als aankoopcentrale in de zin van artikel 2, 6° van de Wet Overheidsopdrachten en diensten voor de in punt 5.2 bedoelde entiteiten welke krachtens artikel 47 §2 van de Wet Overheidsopdrachten, bij afname vrijgesteld zijn van de verplichting om zelf een plaatsingsprocedure te volgen. en artikel 15, dat luidt als volgt: "Een aanbestedende overheid die een beroep doet op een aankoop- of opdrachtencentrale als bedoeld in artikel 2, 4°, is vrijgesteld van de verplichting om zelf een gunningsprocedure te organiseren."
De Provincie treedt toe tot de raamovereenkomst “Raamovereenkomst i.v.m. de implementatie van een webapplicatie voor de uitleendienst voor het provinciebestuur Vlaams-Brabant" die is afgesloten met Infodatek Software BV.
De Provincie zal haar bestellingen in uitvoering van deze raamovereenkomst rechtstreeks plaatsen bij Infodatek Software BV
Deze raamovereenkomst loopt tot 25 april 2023.
De Provincieraad machtigt de Deputatie tot de uitvoering van deze beslissingen en tot het stellen van de nodige rechtshandelingen in dit verband. De concrete bestellingen zullen afgehandeld worden door de Deputatie, ook als deze bedragen de limieten van het dagelijks bestuur overschrijden.
Tussenkomst: raadslid Greet De Troyer
Gedeputeerde Kurt Moens reageert namens de deputatie.
Motivatie:
Een motie dient betrekking te hebben op een aangelegenheid die niet tot de bevoegdheid van de provincieraad behoort, maar die gevolgen heeft voor het grondgebied en de inwoners van de provincie; ze dient een aanbeveling in te houden t.a.v. de bevoegde hogere overheid. Dit voorstel van motie valt hier dus zeker onder.
Concrete motie:
- Gezien Zwijndrecht historisch (tot 1923) deel uitmaakte van de provincie Oost-Vlaanderen;
- Gezien Zwijndrecht tot vandaag een Wase gemeente is, getuige het lidmaatschap van het intergemeentelijk samenwerkingsverband Interwaas en Zorgpunt Waasland;
- Gezien Zwijndrecht - mede op vraag van de gemeente zelf - door de Vlaamse overheid ingedeeld werd in de referentieregio Waasland;
- Gezien de nauwe (historische en persoonlijke) banden, de huidige samenwerkingen en relaties, en de toekomstige verplichtingen die gepaard gaan met de referentieregio;
Vraagt de provincieraad van Oost-Vlaanderen aan de Vlaamse regering om de procedure tot grenswijziging tussen de provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen op te starten, zodat Zwijndrecht tegen de volgende provincieraadsverkiezingen opnieuw deel zou kunnen uitmaken van de provincie Oost-Vlaanderen.
Door de afwezigheid van de vraagsteller wordt de mondelinge vraag verdaagd.
Raadslid Christian Bauwens licht zijn mondelinge vraag toe.
Gedeputeerde Riet Gillis beantwoordt de vraag namens de deputatie.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide):
Deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
gebruik IT door provinciepersoneel
Concrete vraag:
De Vlaamse overheid heeft maatregelen genomen in verband met het gebruik van Tik Tok, en blokkeert er de toegang
op alle computers en smartphones.
Dit is een beslissing van Digitaal Vlaanderen, het digitaliseringsagentschap van de Vlaamse Gemeenschap.
Vlaamse overheidsdiensten die zelf hun IT beheren krijgen het advies om dezelfde maatregelen te nemen.
Ook de ministers Van Quickenborne en Somers hebben de lokale besturen opgeroepen om Tik Tok te verbieden op de werktelefoons van personeelsleden.
Wat heeft de deputatie ter zake beslist?
Worden de richtlijnen van het agentschap Digitaal Vlaanderen opgevolgd?
Raadslid Kristof Windels licht zijn mondelinge vraag toe.
Tussenkomst: Greet De Troyer
Gedeputeerde An Vervliet beantwoordt de vraag namens de deputatie.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide):
deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
Provinciale domeinen
Concrete vraag:
“Vakantie in eigen land” is ongetwijfeld een blijver. Vandaar mijn vraag: Zijn de recreatiedomeinen klaar voor de opening van het lente- en zomerseizoen?
Welke voorbereidingen werden hiertoe getroffen? Meer bepaald qua veiligheid, toezicht, toegangscontroles, redders, seizoenspersoneel?
Is er een gedegen recreatiefaanbod voorzien? Wordt dit ook bekend gemaakt aan de bevolking? Zo ja, hoe?
Raadslid Christian Bauwens licht zijn mondelinge vraag toe.
Gedeputeerde Leentje Grillaert beantwoordt de vraag namens de deputatie.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide):
Deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
gemeente Maarkedal is deel van de provincie
Concrete vraag:
Hevige regenval heeft er rond 9 maart voor gezorgd dat onder meer in Maarkedal de Maarkebeek buiten zijn oevers is getreden.
Er was daar op verschillende plaatsen wateroverlast, niet alleen op de wegen maar ook in woningen.
Door een gebrek aan spaarbekkens treedt de Maarkebeek, bij hevige regenval, steeds buiten haar bedding.
Volgens de burgemeester wachten zij al 13 jaar op de aanleg van 4 spaarbekkens die het probleem van de overstromingen zouden oplossen.
Volgens een persbericht verklaarde gedeputeerde Grillaert dat de provincie en de Vlaamse Millieumaatschappij werk zullen maken van de 4 gecontroleerde overstromingsgebieden.
De waterloopbeheerders willen dit jaar en volgend jaar omgevingsvergunningen bekomen.
Wie is hier de oorzaak van deze jarenlange vertraging?
Is dit probleem opgenomen in het integraal waterbeleid van de provincie?
Heeft U reeds met de gemeente Maarkedal contact opgenomen over deze problemen?
Door de afwezigheid van de vraagsteller wordt de vraag verdaagd.
Raadslid Elisabet Dooms licht haar mondelinge vraag toe.
Tussenkomsten: raadsleden Greet De Troyer, Kristof Windels
Gedeputeerden Riet Gillis en Kurt Moens beantwoorden de vraag namens de deputatie.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide): deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
De Provincie Oost-Vlaanderen heeft zo'n 1200 werknemers. Die allemaal tevreden houden is een werk op zich.
In november 2022 behaalde de POV al het certificaat van great place to work. Ik vermoed dat dit maar een eerste stap is en dat de provincie dit jaar opnieuw het label wil krijgen.
Concrete vraag:
- is dat zo? Zijn we van plan om jaarlijks te gaan voor dit label?
- welke stappen moeten nog worden ondernomen? Zijn er aanbevelingen, extra eisen, ....
Raadslid Martine Verhoeve licht haar mondelinge vraag toe.
Tussenkomsten: raadsleden Erwin Goethals, Greet De Troyer
Gedeputeerde Kurt Moens beantwoordt de vraag namens de deputatie.
Vraag gericht aan (gouverneur / deputatie / beide):
deputatie
Duiding provinciaal belang van de vraag:
Provinciaal onderwijs
Concrete vraag:
Vorig weekend konden we vernemen dat één op de tien leerlingen in bso een C-attest krijgt, meer dan drie keer zoveel als in het aso.
Hoe is de huidige situatie binnen dit provinciaal onderwijs in Oost-Vlaanderen?
Klopt het dat leerlingen in bso meer moeite hebben om hun jaar met succes te beëindigen en een diploma te halen?
Is er enige samenwerking tussen het provinciaal onderwijs en SODA+?