Terug
Gepubliceerd op 02/02/2023

2023_PR_00019 - Erediensten - Erkenningen - Erkenningsaanvraag Islamitische geloofsgemeenschap Arruhama te Waasmunster - verkorte procedure - ongunstig advies verlenen

Beleidscommissie 2
wo 08/02/2023 - 18:00 Provincieraadszaal
2023_PR_00019 - Erediensten - Erkenningen - Erkenningsaanvraag Islamitische geloofsgemeenschap Arruhama te Waasmunster - verkorte procedure - ongunstig advies verlenen 2023_PR_00019 - Erediensten - Erkenningen - Erkenningsaanvraag Islamitische geloofsgemeenschap Arruhama te Waasmunster - verkorte procedure - ongunstig advies verlenen

Motivering

Motivering

Met brief van 17 november 2022 vraagt het Agentschap Binnenlands Bestuur namens de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen aan de Provincie Oost-Vlaanderen om een advies te bezorgen over de erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Arruhama te Waasmunster.

Deze brief werd samen met het geactualiseerd dossier op 18 november 2022 ontvangen, wat tot gevolg heeft dat de adviestermijn van 4 maanden verstrijkt op 17 maart 2023.

Dit geactualiseerd dossier moet de Provincie toelaten om de erkenningscriteria, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet, geïnformeerd te beoordelen. 

Nu artikel 7 van het Erkenningsdecreet bepaalt dat “Een lokale geloofsgemeenschap kan worden erkend als ze voldoet aan al de volgende criteria” (eigen onderlijning) betekent dit concreet dat, zodra aan één van de criteria niet is voldaan, de lokale geloofsgemeenschap niet kan worden erkend.

Om te beoordelen of aan al de erkenningscriteria is voldaan, worden deze hierna dan ook één voor één besproken:

1° ze heeft een juridische structuur die aangepast is aan het aangevraagde openbaar statuut en waarover er transparantie is

De lokale geloofsgemeenschap Arruhama beschikt over een juridische structuur in de vorm van een vzw. Dit is een correcte juridische structuur, waarvan de statuten in het geactualiseerd dossier zijn toegevoegd. 

Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.

2° ze is financieel leefbaar en biedt transparantie daarover

Eens een lokale geloofsgemeenschap is erkend, gebeurt het financieel beheer van het bestuur van de eredienst volgens de daartoe vastgelegde regelgeving. Om na te gaan of de lokale geloofsgemeenschap voldoende voorbereid is, moet de lokale geloofsgemeenschap voldoende transparant zijn over haar financiële toestand en dient het aanvraagdossier, op straffe van onontvankelijkheid (art. 67 §2 Erkenningsdecreet), onder meer de volgende financiële documenten te bevatten die de financiële leefbaarheid aantonen:

  • de laatste jaarrekening voor het geheel van de activiteiten van de lokale geloofsgemeenschap, aangevuld met een jaarrekening voor dat gedeelte van haar activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst, opgemaakt conform de modellen die gelden voor de besturen van de eredienst (art. 67 §2 9°)
  • een ontwerp van meerjarenplan voor de komende zes jaar, waarin een inschatting wordt gegeven van de ontvangsten en uitgaven van het op te richten bestuur van de eredienst na de erkenning, opgemaakt conform de modellen die gelden voor de besturen van de eredienst (art. 67 §2 11°)

Het geactualiseerd dossier bevat de laatste jaarrekening, nl. de jaarrekening 2021 en dit zowel voor het geheel van de activiteiten als voor dat gedeelte van haar activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst. Tevens is een ontwerp van meerjarenplan toegevoegd.

Op basis van het onderzoek van de financiële documenten wordt volgende vastgesteld: 


JR 2021JR 2021 MJP 2023MJP 2024MJP 2025MJP 2026 en volgende

geheel activiteiten enkel eredienstoud gebouwoud gebouwnieuw gebouwnieuw gebouw
Ontvangsten20.840 €5.910 €5.000 €5.000 €6.000 €6.500 €







Uitgaven3.377 €1.529 €9.290 €9.450 €39.050 €32.805 €







overschot / tekort17.463 €4.381 €-4.290 €
-4.450 €
-33.050 €-26.305 €


1) Uit de jaarrekening 2021 voor het geheel van de activiteiten blijkt: 

  • een totaal aan ontvangsten: 20.840 EUR (5.585 EUR ledenbijdrage, 325 EUR subsidie gemeente Waasmunster en 14.930 EUR donaties voor bouwfonds)
  • een totaal aan uitgaven: 3.377 EUR (1.236 EUR nutsvoorzieningen, 230 EUR werkingskosten, 63 EUR financiële kosten en 1.848 EUR kosten voor bouwfonds)
  • waardoor het overschot van het boekjaar uitkomt op 17.463 EUR

2) Uit de jaarrekening 2021 voor dat gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst blijkt:

  • ontvangsten van vieringen: 5.910 EUR (inzameling en subsidie gemeente)
  • uitgaven voor de eredienst: 101 EUR (rubriek 20)
  • uitgaven voor het gebouw van de eredienst: 1.365 EUR (rubriek 21)
  • uitgaven voor het bestuur van de eredienst: 63 EUR (rubriek 22)
  • waardoor het overschot uitkomt op 4.381 EUR

3) Uit een verdere analyse van de jaarrekening 2021 blijkt dat:

  • het merendeel van de ontvangsten (72%) en uitgaven (55%) betrekking hebben op het bouwfonds voor de realisatie van een nieuwbouwproject en waarover in de toelichting bij de jaarrekening wordt vermeld dat dit bouwfonds geen onderdeel is van de werking van de eredienst
  • alle andere ontvangsten en uitgaven integraal worden opgenomen in de jaarrekening voor dat gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst, wat inhoudt dat er in 2021 geen uitgaven voor socio-culturele activiteiten geweest zijn
  • de uitgaven minimaal zijn en voornamelijk gewerkt wordt met vrijwilligers

4) Uit de financiële nota van het ontwerp van meerjarenplan blijkt dat:

  • de ontvangsten beperkt zijn: 5.000 EUR in 2023, oplopend tot 6.500 EUR in 2028
  • de uitgaven aanzienlijk worden verhoogd: 9.290 EUR in 2023 en 9.450 EUR in 2024, oplopend tot 39.050 EUR in 2025 en 32.805 EUR in 2026, 2027 en 2028
  • waardoor het te financieren tekort, en dus ook de provinciale exploitatietoelage, aanzienlijk oploopt: 4.290 EUR in 2023 en 4.450 EUR in 2024, oplopend tot 33.050 EUR in 2025 en 26.305 EUR in 2026, 2027 en 2028

5) Uit de strategische nota van het ontwerp van meerjarenplan blijkt dat:

  • de nieuwbouw werd vergund, waarbij de bouwwerkzaamheden een tweetal jaar in beslag zullen nemen en waarbij wordt aangegeven dat de activiteiten m.b.t. de eredienst op een tijdelijke locatie gegarandeerd zullen blijven
  • de uitgaven vanaf 2025 significant zullen stijgen, aangezien de nieuwbouw, dat inzake eredienstfaciliteiten ongeveer een factor vier groter zal zijn, dan in gebruik zal worden genomen

Vaststelling hierbij is dat nergens wordt vermeld hoeveel financiële middelen voor de nieuwbouw nodig zijn, noch vanwaar deze middelen dan komen. Ook wordt nergens vermeld welke kosten de tijdelijke locatie tot gevolg zal hebben.

Verder wordt vastgesteld dat in het meerjarenplan een aantal uitgaven worden voorzien die indruisen tegen de afspraken die op provinciaal niveau met de reeds erkende geloofsgemeenschappen zijn gemaakt.

Daarnaast kan niet aanvaard worden dat na de ingebruikname van de nieuwbouw de kosten significant stijgen, terwijl de ontvangsten eerder stabiel blijven. Er mag worden verwacht dat de lokale geloofsgemeenschap de nodige inspanningen levert om een evenredige stijging van de ontvangsten te bewerkstelligen.

De reden dat aan de lokale geloofsgemeenschap wordt gevraagd om de laatste jaarrekening voor het 'geheel' van de activiteiten aan te vullen met een jaarrekening voor dat 'gedeelte' van haar activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst, is net omdat op basis daarvan een projectie gemaakt moet worden voor de toekomst, zodat de gevraagde tussenkomsten realistisch kunnen worden ingeschat.

Vaststelling hier is echter dat de jaarrekening 2021 weliswaar een overschot vertoont, maar dat deze jaarrekening in geen geval representatief is voor de toekomst. Enerzijds zijn de uitgaven zodanig beperkt dat de vraag rijst of alle uitgaven wel in de jaarrekening zijn opgenomen, en anderzijds wordt het overschot positief beïnvloed door de ontvangsten voor het bouwfonds, terwijl de uitgaven hiervoor pas in latere jaren worden gemaakt. 

Verder is het onaanvaardbaar dat een lokale geloofsgemeenschap na de erkenning een provinciale tussenkomst vraagt (4.290 EUR in 2023, oplopend naar 26.305 EUR in 2028), terwijl uit de jaarrekening 2021 voor dat gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst geen nood een een provinciale tussenkomst blijkt. 

Verder toont het jaarlijkse tekort in het meerjarenplan aan dat de lokale geloofsgemeenschap niet financieel leefbaar is en dat de impact op de provinciale financiën aanzienlijk zal zijn.

Samengevat kan worden gesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Arruhama niet financieel leefbaar is en onvoldoende transparantie biedt. Mede gelet op het manifest gebrek aan eigen middelen voor de eredienst wordt niet voldaan aan dit criterium.


3° ze ontvangt noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks buitenlandse financiering of ondersteuning als die financiering of ondersteuning afbreuk doet aan haar onafhankelijkheid. Ze ontvangt geen financiering of ondersteuning die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging

Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet welke de oorsprong is van de ontvangsten, noch of dit dan buitenlandse financiering of ondersteuning betreft, noch of deze rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging. Inzonderheid wat betreft de financiering van de nieuwbouw wordt nergens vermeld hoeveel financiële middelen daarvoor nodig zijn en vanwaar deze middelen dan komen.

Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.

4° ze toont de maatschappelijke relevantie aan van de lokale geloofsgemeenschap aan de hand van:
a) de bevestiging door het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap minstens tweehonderd leden telt binnen de gebiedsomschrijving;
b) de zorg voor de materiële voorwaarden die de uitoefening van de eredienst en het behoud van de waardigheid ervan mogelijk maken;
c) het onderhoud en de bewaring van de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst;
d) het onderhouden van duurzame contacten met de lokale overheid van de gemeente waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn;
e) het respecteren van het principe van goed nabuurschap en het onderhouden van duurzame contacten met de lokale gemeenschap waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn

Vooreerst omvat het formulier 'Erkenningsaanvraag - verkorte procedure' (bijlage 03) een bevestiging door het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap Arruhama minstens tweehonderd leden telt. 

Wat betreft de zorg voor de materiële voorwaarden en het onderhoud en de bewaring van de gebouwen wordt vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Arruhama in 2021 een aantal uitgaven m.b.t. de eredienst heeft gedragen en dat er geïnvesteerd zal worden in het gebouw van de eredienst (nieuwbouw).  

Uit het geactualiseerd dossier blijkt ook dat de lokale geloofsgemeenschap Arruhama verschillende initiatieven onderneemt om duurzame contacten te onderhouden met de lokale gemeenschap en het lokaal bestuur. Het dossier bevat een aantal voorbeelden van activiteiten die werden georganiseerd met andere geloofsgemeenschappen en instellingen. Dit toont aan dat deze geloofsgemeenschap de intentie heeft om betrokken te zijn binnen de ruimere lokale gemeenschap.

Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.

5° de leden van het voorlopig bestuursorgaan leven, behalve bij incidentele overmacht, al de volgende verplichtingen na:
a) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook, medewerking te verlenen aan activiteiten die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan;
b) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de organisatie en werking van het voorlopig bestuursorgaan;
c) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die in door de lokale geloofsgemeenschap gebruikte lokalen en plaatsen aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de gebruikte lokalen en plaatsen;
d) de verplichting om, onverminderd de vrijheid van godsdienst, alle redelijke inspanningen te ondernemen om geldende wetgeving na te leven en niet hun medewerking te verlenen aan handelingen strijdig met de geldende wetgeving, in het bijzonder de Grondwet en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
e) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook aan te zetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan

De lokale geloofsgemeenschap Arruhama toont aan dat zij aan dit criterium voldoet door het ondertekenen van een verklaring op eer, nu dit criterium een inspanningsverbintenis en geen resultaatsverbintenis betreft.

Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.

6° ze toont aan dat het toekomstig bestuur van de eredienst houder zal worden van zakelijke rechten op de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst of bij gebreke daarvan, wanneer de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst geen eigendom zijn van een publieke rechtspersoon, kan ze een afschrift voorleggen van een overeenkomst die met de eigenaar van de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst is gesloten over het gebruik van de gebouwen of de andere infrastructuur door het toekomstig bestuur van de eredienst

In het geactualiseerd dossier is een intentieverklaring opgenomen, waarbij de vzw Arruhama verklaart eigenaar te zijn van de panden en infrastructuur van het gebouw van de eredienst en dat het comité van de Islamitische geloofsgemeenschap Arruhama gebruik mag maken van deze infrastructuur voor het uitoefenen van religieuze activiteiten.

Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.

7° het voorlopig bestuursorgaan bezorgt de voor- en achternaam, adres, rijksregisternummer, e-mailadres, telefoonnummer, nationaliteit, geboortedatum en geslacht van de leden van het voorlopig bestuursorgaan aan de Vlaamse Regering, het representatief orgaan, de financierende overheid en in voorkomend geval de adviserende gemeente. Als er tussentijdse wijzigingen zijn, meldt het voorlopig bestuursorgaan dat binnen dertig dagen aan deze instanties

Het geactualiseerd dossier bevat de gevraagde gegevens van de leden van het voorlopig bestuursorgaan en de bedienaars van de eredienst, evenals een uittreksel uit het strafregister conform artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat niet ouder is dan negentig dagen (cf. artikel 67, §2, 6° en 7° van het Erkenningsdecreet). Hieruit blijkt dat zowel de leden van het voorlopig bestuursorgaan als de bedienaars van de eredienst over een blanco strafregister beschikken.

Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.

8° ze heeft enkel bedienaars van de eredienst en hun vervangers die voldoen aan de inburgeringsplicht die in voorkomend geval op hen van toepassing is conform het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie en inburgeringsbeleid

Gelet op de Belgische nationaliteit van de bedienaars van de eredienst, kan er van uitgegaan worden dat de voorwaarde van de inburgeringsplicht niet van toepassing is, zodat aan dit criterium wordt voldaan.

9° ze heeft geen bedienaars van de eredienst en hun vervangers die rechtstreeks of onrechtstreeks bezoldigd zijn door een buitenlandse overheid

Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet op welke wijze de bedienaars van de eredienst worden bezoldigd, noch of deze bezoldiging dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks door een buitenlandse overheid wordt gefinancierd.

Wel wordt in de toelichting bij de jaarrekening vermeld dat de imam een vrijwilligersvergoeding ontvangt. Vaststelling hierbij is echter dat in de jaarrekening 2021 geen vrijwilligersvergoeding is opgenomen.

Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.


* * *


Voor de volledigheid wordt meegegeven dat het geactualiseerd dossier onvoldoende gegevens bevat om de criteria 3° en 9° ten gronde te beoordelen, maar gelet op het feit dat artikel 7 van het Erkenningsdecreet bepaalt dat de lokale geloofsgemeenschap aan al de criteria moet voldoen (= cumulatief) én gelet op het feit dat uit het onderzoek is gebleken dat de lokale geloofsgemeenschap niet voldoet aan criterium 2°, werden er voor de criteria 3° en 9° geen bijkomende stukken opgevraagd.

Op basis van de beoordeling van de verschillende erkenningscriteria wordt vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Arruhama niet voldoet aan al de verplichtingen, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet, wat tot gevolg heeft dat een ongunstig advies dient te worden gegeven.

Bovendien wordt erop gewezen dat er in de provincie Oost-Vlaanderen reeds vijf islamitische geloofsgemeenschappen zijn erkend en dat er op heden, meer dan 11 jaar na de erkenning van de vierde islamitische geloofsgemeenschap in 2011, nog steeds geen centraal bestuur werd opgericht, niettegenstaande artikel 256 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten dit verplicht.

Bijkomend dient ook nog meegegeven te worden dat door de Provincie Antwerpen een beroep tot vernietiging van artikel 67 en tot gedeeltelijke vernietiging van de artikelen 18 en 47 van het Erkenningsdecreet van 22 oktober 2021 werd ingesteld. Ook door de ivzw Internationale Vereniging Diyanet van België, de vzw L’Association musulmane culturelle albanaise de Belgique, de vzw Islamitische Federatie van België en de vzw Rassemblement des Musulmans de Belgique werd een beroep tot vernietiging van het Erkenningsdecreet van 22 oktober 2021 ingesteld (zaken samengevoegd overeenkomstig artikel 100 Bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijke Hof, BS 13 juni 2022).

Tenslotte wordt herhaald dat het beoefenen van een eredienst in wezen een persoonsgebonden aangelegenheid is en dat in het regeerakkoord 2014-2019 de Vlaamse Regering er uitdrukkelijk voor gekozen heeft de taken en bevoegdheden van de provincies verder te beperken: de provincies oefenen niet langer persoonsgebonden bevoegdheden uit. De beleidsnota Binnenlands Bestuur en Stedenbeleid 2014-2019 heeft die intentie geconcretiseerd: de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies worden naar de Vlaamse overheid en naar de gemeenten overgeheveld, wat resulteerde in het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies. In die zin is het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, waarin de provincies als financierende overheid worden aangeduid, tegenstrijdig met de beleidskeuze van de Vlaamse Regering.

Feitelijke en juridische gronden

Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.

Provinciedecreet van 9 december 2005.

Decreet van 22 oktober 2021 tot regeling van de erkenning van lokale geloofsgemeenschappen, de verplichtingen van de besturen van de eredienst en het toezicht daarop en tot wijziging van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten (citeeropschrift: "Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021").

Erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Arruhama, met zetel te Rivierstraat 39, 9250 Waasmunster, zoals ingediend door het Executief van de Moslims van België op 19 oktober 2022 bij het Agentschap Binnenlands Bestuur, afdeling Lokale Organisatie en Werking.

Brief van 17 november 2022 van het Agentschap Binnenlands Bestuur namens de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen, waarbij aan de Provincie Oost-Vlaanderen gevraagd wordt een advies te bezorgen over de erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Arruhama te Waasmunster.

Besluit

Artikel 1

De provincieraad adviseert de erkenningsaanvraag van de lokale geloofsgemeenschap Arruhama, met zetel te Rivierstraat 39, 9250 Waasmunster, ongunstig, vermits niet voldaan wordt aan al de verplichtingen, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021.

Artikel 2

De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering om geen nieuwe islamitische geloofsgemeenschappen te erkennen in de provincie Oost-Vlaanderen nu er, meer dan 11 jaar na de erkenning van de vierde islamitische geloofsgemeenschap in 2011, nog steeds geen centraal bestuur werd opgericht, niettegenstaande artikel 256 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten dit verplicht.

Artikel 3

De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering om, omwille van de rechtszekerheid en in afwachting van het oordeel van het Grondwettelijk Hof m.b.t. de ingestelde beroepen tot gehele en/of gedeeltelijke vernietiging van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021, geen enkele lokale geloofsgemeenschap te erkennen binnen de provincie Oost-Vlaanderen.

Artikel 4

De provincieraad herinnert de Vlaamse Regering eraan dat het beoefenen van een eredienst in wezen een persoonsgebonden aangelegenheid is en dat de Vlaamse Regering er uitdrukkelijk voor gekozen heeft de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies naar de Vlaamse overheid en naar de gemeenten over te hevelen, wat resulteerde in het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies. In die zin is het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, waarin de provincies als financierende overheid worden aangeduid, tegenstrijdig met de beleidskeuze van de Vlaamse Regering. De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering dan ook om het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten te herzien.

Artikel 5

Afschrift van dit besluit zal worden overgemaakt aan het Agentschap Binnenlands Bestuur, afdeling Lokale Organisatie en Werking op het adres Havenlaan 88, bus 70 te 1000 Brussel.