Planinhoud
Het plangebied van het RUP situeert zich op grondgebied van de gemeenten Ronse, Maarkedal, Kluisbergen en Oudenaarde. Het gewestelijk RUP ‘Rond Ronse’ wordt opgemaakt om de ontsluiting van de regio te verbeteren via de aanleg van bijkomende wegeninfrastructuur rond Ronse teneinde de N60 haar rol te laten opnemen als bovenlokale verbinding en de verkeersveiligheid en -leefbaarheid in Ronse te verbeteren.
In het planproces wordt niet alleen de mobiliteitsopgave in de regio bekeken, maar wordt ook onderzocht op welke wijze meerdere ruimtelijke opgaves vanuit een meer geïntegreerde benadering gelijktijdig aangepakt kunnen worden en maatschappelijke meerwaarde gerealiseerd kan worden. Het gaat dan in het bijzonder over de ruimtelijke opgaves voor de open ruimte, die uitgewerkt zijn in de ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos voor de Vlaamse Ardennen. Deze ruimtelijke visie vormt de basis voor de afbakening van de gebieden van natuurlijke en agrarische structuur waarbij onder meer bijkomende natuur- en bosgebieden afgebakend worden in functie van de Europese Natura 2000-doelen en realisatie van het Vlaamse Ecologisch Netwerk (VEN) en het Integraal Verwevende en Ondersteunend Netwerk (IVON), de te behouden agrarische gebieden vastgelegd worden en erfgoedlandschappen afgebakend worden.
Daarnaast worden een aantal nog niet gerealiseerde woon- en woonuitbreidingsgebieden opgenomen die gelegen zijn buiten de afbakeningslijn van het kleinstedelijk gebied Ronse. Gelet op de eerder perifere ligging buiten de afbakeningslijn van het kleinstedelijk gebied en aangezien de gebieden niet nodig zijn voor de invulling van de toekomstige woonbehoefte, wordt voorgesteld om de gebieden te herbestemmen naar een openruimtebestemming.
De plandoelstellingen worden gebundeld tot 2 hoofddoelstellingen en 7 subdoelstellingen, en worden in de toelichtingsnota als volgt geformuleerd:
1) Hoofddoelstelling 1: Het oplossen van de regionale mobiliteitsproblematiek
2) Hoofddoelstelling 2: Creatie van maatschappelijke meerwaarde door verbetering van de ruimtelijke structuur:
Het plan geeft uitvoering aan:
Het RUP omvat volgende deelplannen en -gebieden:
Het deelplan 1 ‘Bovenlokale wegverbinding N60 en zuidelijke omleidingsweg’ heeft tot doel het ‘Plusalternatief G4’ te kunnen realiseren, gelegen ten westen van Ronse en bestaande uit een noord-zuidverbinding en een oost-west verbinding. Dit gekozen wegalternatief sluit in het noorden aan op de bestaande N60 in Maarkedal en in het zuiden op de Leuzesesteenweg, net voor de gewestgrens.
De voorziene noord-zuidverbinding combineert voor de nieuwe N60 een boortunnel onder de Schavaart met een bovengronds gedeelte tussen Kapellestraat en de aansluiting met de Leuzesesteenweg. De voorziene boortunnel start aan de Rijksweg in Maarkedal en komt terug boven achter de Kapellestraat en heeft een lengte van ongeveer 2 km. De nieuwe N60 zal dan bovengronds verder zuidwaarts lopen tot aan de Leuzesesteenweg.
Deze noord-zuidverbinding wordt aangevuld met een oost-westverbinding via een zuidelijke omleidingsweg, ten zuiden van de stad Ronse. De zuidelijke omleidingsweg vormt een secundaire verbinding tussen de N60 ter hoogte van de Leuzesesteenweg en de N48 Ninoofsesteenweg.
Met het GRUP wordt het tracé vastgelegd voor de aan te leggen N60 en de zuidelijke omleidingsweg, en worden de overblijvende delen van de reservatiestroken op het gewestplan opgeheven.
Het deelplan 2 ‘De Vlaamse Ardennen’ voorziet in de versterking van waardevolle natuur- en landschapselementen in de regio. Het herstellen, uitbreiden en verbinden van de bosstructuur is daarbij een van de belangrijkste opgaven. In dit deelplan wordt aangeduid waar er ca 370 hectare bos en natuur kan bijkomen. Er wordt wel een gefaseerde inwerkingtreding (zijnde 2035) van de natuur en bosbestemming voorzien voor gebieden die actueel een agrarische bestemming hebben en actueel nog geen onderdeel zijn van het VEN. Daarnaast worden ook de gebieden aangeduid die behouden blijven voor landbouw, erfgoed of landschap. Verder worden ook een aantal nog niet ontwikkelde woon- en woonuitbreidingsgebieden in de rand van het kleinstedelijk gebied Ronse herbestemd naar een openruimtebestemming.
Planningscontext
In het RSV is de N60 bindend geselecteerd als een primaire weg I (met te ontwerpen gedeelte) van de A14 in Zevergem tot de grens met het Waalse Gewest. Voor primaire wegen I primeert de verbindingsfunctie op Vlaams niveau, alle mogelijke maatregelen en ingrepen moeten worden doorgevoerd om deze functie te optimaliseren.
In het RSV is bindend opgenomen dat het Vlaams Gewest de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur zal afbakenen
Ronse werd in het RSV geselecteerd als structuurondersteunend kleinstedelijk gebied. De provincie staat in voor de afbakening van het kleinstedelijk gebied. De afbakening van het kleinstedelijk gebied Ronse werd vastgelegd in een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan.
De site is volgens het PRS gelegen in de deelruimte 'Zuidelijk openruimtegebied'. Het ruimtelijk beleid in deze deelruimte is erop gericht het gebied leefbaar te maken als openruimtegebied en het voorkomen van verdere verstedelijking. Hierbij wordt uitgegaan van een versterking van de natuurlijke en toeristisch-recreatieve functie, het garanderen van de leefbaarheid van de landbouw en het versterken van het belang van de stedelijke kernen en de globale leefbaarheid van het openruimtegebied.
In het PRS komen ter hoogte van het plangebied diverse open ruimte selecties voor.
In het PRS is de zuidelijke ontsluitingsweg aangeduid als een te ontwerpen secundaire weg. (N48a, van N48 Ninovestraat tot N60 ).
Daarbij zijn als motivatie en aandachtspunten volgende zaken vermeld:
Het Provinciaal Beleidsplan Ruimte ‘Maak Ruimte voor Oost-Vlaanderen 2050’ is in opmaak. Het voorontwerp werd reeds goedgekeurd en de hiernavolgende doelstellingen worden informatief meegegeven.
Het voorontwerp van Provinciaal Beleidsplan Ruimte ‘Maak Ruimte voor Oost-Vlaanderen 2050’ bestaat uit een Strategische Visie en 3 beleidskaders: ‘Transitie naar een robuuste en veerkrachtige ruimte’, ‘Transitie naar een solidaire (be)leefomgeving’ en ‘Transitie naar een circulaire samenleving’.
De strategische visie gaat uit van enkele ‘centrale waarden’ die we voorop stellen voor de toekomst; waarden die onze samenleving en ruimte mee vorm geven en die voor ons allemaal van belang zijn.
Op basis van tendensen en uitdagingen, stellen we 4 strategische doelstellingen voorop om de centrale waarden in de toekomst te garanderen:
Om deze doelstellingen te realiseren is een ommekeer in ons ruimtegebruik nodig. Het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief van deze strategische visie richting 2050 draait om het herstellen van de ruimtelijke draagkracht en het evenwicht tussen open ruimte en bebouwde ruimte.
Het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief, namelijk de ommekeer in ons ruimtegebruik om de strategische doelstellingen te realiseren en zo de waarden te garanderen, wordt geconcretiseerd in vijf ruimtelijke principes:
De strategische doelstellingen en de ruimtelijke principes vormen de leidraad voor het ruimtelijk beleid op lange termijn. In de drie beleidskaders worden operationele doelstellingen geformuleerd die enerzijds inspelen op de grote uitdagingen waar we nu mee worden geconfronteerd en anderzijds bijdragen tot het realiseren van de strategische doelstellingen. We zetten ruimte slim in om de vooropgestelde waarden veilig te stellen.
Het voorontwerp gewestelijk RUP overlapt met 2 goedgekeurde provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen:
Overeenstemming met het PRS, (ontwerp) PRUP's en direct werkende normen op provinciaal niveau, en aandachtspunten vanuit de doelstellingen van het voorontwerp van het Provinciaal Beleidsplan Ruimte
Dit advies toetst het ontwerp gewestelijk RUP aan het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (PRS) Oost-Vlaanderen, aan de doelstellingen van het voorontwerp van het Provinciaal Beleidsplan Ruimte ‘Maak Ruimte voor Oost-Vlaanderen 20-50’, aan eventuele (ontwerp) provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen (PRUP’s) en aan eventuele direct werkende normen op provinciaal niveau.
Het ontwerp gewestelijk RUP Rond Ronse is niet strijdig met de gewenste openruimtestructuren uit het PRS, noch met de doelstellingen van het voorontwerp van het Provinciaal Beleidsplan Ruimte.
Het tracé voor de zuidelijke ontsluitingsweg, in het PRS aangeduid als een ‘te ontwerpen secundaire weg. (N48a, van N48 Ninovestraat tot N60 )’, wordt mee opgenomen in het gewestelijk RUP. In zitting van 23 juni 2022 werd door de deputatie delegatie van planningsbevoegdheid verleend voor de opname van de N48a te Ronse in het gewestelijk RUP ‘Rond Ronse’, waarbij wel gevraagd werd rekening te houden met de elementen die in het PRS vermeld zijn voor de N48a, zijnde:
De realisatie van deze secundaire weg is in overeenstemming met de gewenste mobiliteit en lijninfrastructuur uit het PRS. De realisatie van het ring-concept rond Ronse, en het vastleggen van het tracé voor de N48, is ook opgenomen in de ruimtelijke visie die opgemaakt werd in het kader van de afbakening van het kleinstedelijk gebied Ronse.
De planoptie om een aantal nog niet gerealiseerde woon- en woonuitbreidingsgebieden die gelegen zijn buiten de afbakeningslijn van het kleinstedelijk gebied Ronse te herbestemmen naar open ruimte kan vanuit provinciaal oogpunt bijgetreden worden. Er zijn geen strijdigheden met het provinciaal RUP ‘Afbakening kleinstedelijk gebied Ronse’, noch met de ruimtelijke visie die in het kader van het afbakeningsproces werd uitgewerkt.
Het ontwerp gewestelijk RUP Rond Ronse overschrijft een deel van het deelplan ‘Molenbeek West’, welk deel uitmaakt van het provinciaal RUP Afbakening kleinstedelijk gebied Ronse. Het nu gekozen tracé voor de N60 valt binnen de reservatiezone die in het deelplan ‘Molenbeek West’ (PRUP) voorzien was, en het gewestelijk RUP versterkt ook de boszone die in het PRUP voorzien was. Deze planoptie kan gunstig geadviseerd worden.
Het ontwerp gewestelijk RUP overschrijft ook 2 deelplannen van het provinciaal RUP ‘Reconversie verblijfsrecreatie fase 1b Vlaamse Ardennen te Ronse en Maarkedal’, meer bepaald de deelplannen Ronse De Fiertel en Ronse Scherpenberg. Met het PRUP werden beide deelplannen herbestemd van recreatie naar open ruimte. Het ontwerp gewestelijk RUP bevestigd deze visie, en neemt deze gebieden op in een groter geheel.
Advies vanuit mobiliteit
Het proces Rond Ronse werd opgevolgd door de dienst Mobiliteit. Alle verbindingen geselecteerd in het fietsroutenetwerk worden in het toekomstig plan gefaciliteerd en kunnen worden ingericht volgens de comfortvoorwaarden van hun hiërarchie in het netwerk, d.i. fietssnelwegen, functionele verbindingen of lokale functionele fietsverbindingen. Ook met de toekomstige fietssnelweg richting Leuze, die momenteel nog geen deel uitmaakt van het fietsroutenetwerk, wordt rekening gehouden in het ontwerp. Aansluitend wordt de zuidelijke omleidingsweg voorzien van een vrijliggende fietsverbinding waardoor de oost-westelijke verbinding wordt verbeterd. De noord-zuidverbinding wordt opgenomen door fietssnelweg F428 die op de meest directe wijze Ronse en Oudenaarde verbindt. Vanuit mobiliteit wordt het ontwerp gewestelijk uitvoeringsplan ‘Rond Ronse’ bijgevolg gunstig geadviseerd.
Advies vanuit integraal waterbebeleid:
Het projectgebied dat delen van het grondgebied van Ronse, Maarkedal en Kluisbergen omvat, wordt doorsneden door verschillende waterlopen van tweede categorie, die in beheer zijn bij de provincie Oost-Vlaanderen.
Het gaat om de waterlopen:
Met betrekking tot deze waterlopen dient rekening te worden gehouden met een erfdienstbaarheidszone van 5 m langsheen de (al dan niet ingebuisde) waterloop.
Voorwaarden wegens ligging langsheen een (ingebuisde) waterloop:
Langs een (ingebuisde) waterloop bevindt zich een 5 meterzone voor erfdienstbaarheden. Deze strook begint landinwaarts vanaf de uiterste boord van de waterloop waar het talud eindigt; of deze strook begint aan de uiterste boord van de inbuizing.
De inrichting van de 5 meterzone voor erfdienstbaarheden langsheen de waterloop moet compatibel zijn met het (jaarlijkse) machinaal onderhoud van de waterloop met een rups- of bandenkraan. Dit houdt het volgende in:
Deze voorwaarden zijn gebaseerd op de Wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, het Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van diverse bepalingen uit de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen en het Decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juni 2003.
Voorwaarden wegens ligging overstromingsgevoelig gebied:
Het plangebied bevindt zich volgens de overstromingskaarten deels in fluviaal overstromingsgevoelig gebied (zowel in zones met kleine kans op overstromingen onder klimaatverandering, zones met kleine kans op overstromingen huidig klimaat en middelgrote kans op overstromingen huidig klimaat, van de bijlage IV watertoets) en eveneens in pluviaal overstromingsgevoelig gebied (zowel in zones met kleine kans op overstromingen onder klimaatverandering, zones met kleine kans op overstromingen huidig klimaat en middelgrote kans op overstromingen huidig klimaat, van de bijlage V watertoets).
Indien door werkzaamheden ruimte voor water verloren zou gaan, dient er rekening te worden gehouden met noodzakelijke compensaties die vereist zijn wegens de ligging in pluviale en de fluviale overstromingscontouren. In het vernieuwde hoofdstuk van het provinciaal beleidskader wordt omschreven hoe daarmee moet worden omgegaan.
Voorwaarden wegens effecten van verharding op het watersysteem:
Met betrekking tot het milderen van de effecten van de verharding op het watersysteem wordt gevraagd volgende paragraaf op te nemen in de algemene bepalingen van de stedenbouwkundige voorschriften:
Door de provinciale dienst Integraal Waterbeleid wordt aangedrongen om bij realisatie van verharde oppervlaktes van meer dan 1000 m², bovenop de geldende verordening meer gebiedsgerichte maatregelen te nemen om het effect van deze verhardingen te milderen om zo de (versnelde) afvoer naar de waterlopen te vermijden of te beperken. Deze maatregelen houden rekening met de terreinkenmerken (bodemtextuur en grondwaterstand), de overstromingsgevoeligheid van het stroomgebied en de omvang van de verharding. Ze worden opgesomd in het provinciaal beleidskader (zie http://www.oost-vlaanderen.be/public/wonen_milieu/water/beleidskader/index.cfm)
Advies vanuit natuur en milieu
Het ontwerp is ambitieus inzake natuur en voorziet in een aanzienlijke bosuitbreiding, wat volledig in lijn ligt met de beleidsdoelstelling van de provincie Oost-Vlaanderen om de bosindex te verdubbelen.
Onderstaand worden nog een aantal specifieke punten, die ook in het eerdere advies (uitgebracht ikv de plenaire vergadering) werden opgegeven meer in detail besproken, dewelke nog zouden kunnen worden aangepast in de definitieve versie:
Inzake het PLAN-MER
Ten opzichte van het voorontwerp werd een bijkomende analyse gedaan van de twee historisch permanente graslanden waarbinnen boscompensatie werd voorzien (bijlage 15a van het PLAN-MER). Daaruit blijkt dat t.o.v. de initiële kartering, vandaag nog slechts 1 van de twee percelen beschouwd kan worden als waardevol grasland. Dit perceel wordt in voorliggend ontwerp niet langer ingezet voor boscompensatie. Hiermee is voldaan aan de voorwaarde hieromtrent uit het initiële advies.
Natuurverbindingen
Vanuit het PLAN-MER komt als milderende maatregel de noodzaak naar voor om een ecopassage te voorzien t.h.v. de kruising van de N60 met de Molenbeek. Deze zal vermoedelijk uitgevoerd worden via een viaduct, maar het is onduidelijk op welke manier deze vorm gegeven zal worden. Er dient verduidelijkt te worden in de voorschriften (art. 1.6) dat de verbinding gerealiseerd moet worden op een zodanige manier dat diverse taxa, met inclusie van grote zoogdieren, er gebruik van kunnen maken. Deze vraag werd niet opgenomen en wordt bijgevolg opnieuw meegegeven.
Naast deze ecopassage wordt op de N48 Doorniksesteenweg een hopover voor vleermuizen voorzien.
In de voorschriften (art. 1.1.6) werd het beperken van verlichting tot het strikt noodzakelijk in functie van veiligheid om lichtverstrooiing en de ecologische impact in de aangrenzende openruimtegebieden te vermijden uitgebreid naar het volledige wegtracé en niet enkel ter hoogte van de kwetsbare gebieden. Hiermee is voldaan aan de voorwaarde hieromtrent uit het initiële advies.
Bovenstaande milderende maatregelen die voorzien zijn in het huidige ontwerp komen rechtstreeks voort uit het PLAN-MER. Louter juridisch bekeken volstaan deze dan ook, maar een toekomstgericht planproces zou ook verder moeten kijken en (gedeeltelijk) oplossingen moeten bieden voor de reeds bestaande knelpunten van versnippering. In dat opzicht dient onderzocht te worden wat de mogelijkheden zijn om ook andere kruisingen van de rondweg dusdanig te ontwerpen waardoor ze ook voor de natuur milderend kunnen werken tegen het barrière effect van het wegverkeer. De mogelijkheid tot het slim combineren van functies dient verder onderzocht en toegepast te worden, bv. bij de nu voorziene verbindingen voor langzaam verkeer (art. 1.5; cfr. ecoveloduct) en bij kruisingen met waterlopen (cfr. Looprichel voor otter). Deze vraag werd niet opgenomen en wordt bijgevolg opnieuw meegegeven.
Inzake de directe omgeving van het provinciale natuurdomein Heynsdaele
Heynsdaelebos is eigendom van de provincie en wordt beheerd in functie van de natuurwaarden. Voorliggend GRUP voorziet in een (smalle) bosverbinding met Le Trieu net over de Waalse grens en stelt daarnaast de toekomstige grenzen vast tot waar bosuitbreiding kan gerealiseerd worden (deelplan 2d). Er werden in het advies op het voorontwerp hierover 2 specifieke voorwaarden meegeven, dewelke allebei werden meegenomen en resulteerden in een aangepast ontwerp, waarmee de provincie akkoord kan gaan.
Inzake de stedenbouwkundige voorschriften
In art. 2.3.1 (agrarisch gebied met ecologisch belang) en art. 2.7.1 (bos) is expliciet opgenomen dat fietssnelwegen toegelaten zijn. Gelet op het belang van behoud van de natuurwaarden in deze bestemmingsgebieden is dergelijke infrastructuur maar verenigbaar voor zover deze niet verlicht worden. Om die reden dient in beide artikels de zinsnede ‘(m.i.v. een fietssnelweg)’ vervangen te worden door ‘(m.i.v. een fietssnelweg voor zover die niet verlicht wordt)’. Deze vraag werd niet opgenomen en wordt bijgevolg opnieuw meegegeven.
In art. 2.1.1 (agrarisch gebied) wordt gesteld dat verblijfsgelegenheid toegelaten is voor zover deze een integrerend deel van het bedrijf (landbouwbedrijfszetel) uitmaken. De restricties om zonevreemd gebruik van de landbouwruimte tegen te gaan zijn terecht, maar in de realiteit daalt het aantal landbouwbedrijfsgebouwen in effectief landbouwgebruik. De vraag stelt zich in die zin of het niet nuttig is om een limitatief aantal zonevreemde functies ook toe te laten in gebouwen die geen deel meer uitmaken van een actieve landbouwbedrijfszetel, voor zover die een meerwaarde bieden voor de ontwikkeling van de regio, hier concreet bv. kleinschalige verblijfsgelegenheden in voormalige landbouwbedrijven. In het eerder advies werd gevraagd te onderzoeken of een dergelijke functie voldoende sluitend kan opgenomen worden in de voorschriften, zonder een wildgroei van zonevreemde functies toe te laten of ongewenste concurrentie te creëren voor landbouwers inzake toegang tot betaalbare landbouwbedrijfsgebouwen. Deze vraag werd niet opgenomen en wordt bijgevolg opnieuw meegegeven.
Vanuit natuur en milieu kan bijgevolg een voorwaardelijk gunstig advies gegeven worden; waarbij als voorwaarden te vermelden zijn:
Advies op de landbouw(structuur) vanuit landbouw en platteland:
Gezien de impact op landbouw vooral veroorzaakt wordt door het open ruimte onderdeel van het GRUP wordt hier vooral op dit deel van het GRUP gefocust.
Departement omgeving heeft ism departement landbouw en visserij en de VLM een voorstel tot GRUP uitgewerkt met als doel alle natuurdoelen te bereiken en de doelen ifv erfgoed. Er is in principe getracht de natuur te leggen op locaties met zo veel mogelijk potentie voor natuur en zo weinig mogelijk schade voor de beroepslandbouw.
Landbouw en platteland heeft diverse bedenkingen bij de documenten, die in het advies van de dienst landbouw en platteland, hierbijgevoegd in bijlage en deel uitmakend van dit advies, opgesomd en gedocumenteerd worden.
Het advies gaat in op volgende zaken:
Het ontwerp gewestelijk RUP 'Rond Ronse', gelegen op grondgebied van Ronse, Maarkedal, Kluisbergen en Oudenaarde, wordt gunstig geadviseerd mits rekening gehouden wordt met de gemaakte bemerkingen.
Een afschrift van dit besluit zal voor verder gevolg gezonden worden naar het Departement Omgeving van de Vlaamse overheid.