Terug
Gepubliceerd op 09/03/2023

2023_PR_00041 - Erediensten - Erkenningen - Erkenningsaanvraag Islamitische geloofsgemeenschap Molla Husrev te Temse - Verkorte procedure - Ongunstig advies verlenen

Beleidscommissie 2
wo 15/03/2023 - 18:00 Provincieraadszaal
2023_PR_00041 - Erediensten - Erkenningen - Erkenningsaanvraag Islamitische geloofsgemeenschap Molla Husrev te Temse - Verkorte procedure - Ongunstig advies verlenen 2023_PR_00041 - Erediensten - Erkenningen - Erkenningsaanvraag Islamitische geloofsgemeenschap Molla Husrev te Temse - Verkorte procedure - Ongunstig advies verlenen

Motivering

Motivering

Met brief van 13 december 2022 vraagt het Agentschap Binnenlands Bestuur namens de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen aan de Provincie Oost-Vlaanderen om een advies te bezorgen over de erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Molla Husrev te Temse.

Deze brief werd samen met het geactualiseerd dossier op 14 december 2022 ontvangen, wat tot gevolg heeft dat de adviestermijn van 4 maanden verstrijkt op 13 april 2023.

Dit geactualiseerd dossier moet de Provincie toelaten om de erkenningscriteria, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet, geïnformeerd te beoordelen.


Aandachtspunt m.b.t. (on)ontvankelijkheid

Vooreerst wordt vastgesteld dat de vereiste dat het representatief orgaan ten laatste op 15 november 2022 een geactualiseerd dossier aan de Vlaamse Regering bezorgt dat, op straffe van onontvankelijkheid, een aantal gegevens en documenten dient te bevatten (art. 67 §2) niet werd gerespecteerd. 

Uit het aanvraagdossier, zoals ons door het Agentschap Binnenlands Bestuur werd bezorgd, blijkt duidelijk dat het representatief orgaan het dossier pas heeft ingediend op de laatste dag van de termijn (15 november 2022) én dat het dossier, op dat ogenblik althans, een aantal van de decretaal verplichte gegevens en documenten niet bevatte. Uit het aanvraagdossier blijkt immers dat het representatief orgaan met mail van 29 november 2022 een aantal ontbrekende stukken heeft ingediend, waaronder een verplicht uittreksel uit het strafregister (datum 17 november) en de verplichte verklaring op eer (niet gedateerd). Met diezelfde mail wordt ook gevraagd om de naam van de lokale geloofsgemeenschap te veranderen: 'Diyanet Moskee' wordt 'Molla Husrev'. 

Samengevat kan worden gesteld dat op de uiterste indieningsdatum de erkenningsaanvraag niet enkel onvolledig was (wegens het ontbreken van een aantal decretaal verplichte gegevens en documenten), maar dat deze aanvraag ook nog eens verkeerde informatie bevatte (foutieve naam van de geloofsgemeenschap). De rechtsgeldigheid van de door het Agentschap Binnenlands Bestuur ontvankelijk verklaarde aanvraag wordt dan ook in vraag gesteld.


Beoordeling

Nu artikel 7 van het Erkenningsdecreet bepaalt dat “Een lokale geloofsgemeenschap kan worden erkend als ze voldoet aan al de volgende criteria” (eigen onderlijning) betekent dit concreet dat, zodra aan één van de criteria niet is voldaan, de lokale geloofsgemeenschap niet kan worden erkend.

Om te beoordelen of aan al de erkenningscriteria is voldaan, worden deze hierna dan ook één voor één besproken:

1° ze heeft een juridische structuur die aangepast is aan het aangevraagde openbaar statuut en waarover er transparantie is

De lokale geloofsgemeenschap Molla Husrev beschikt over een juridische structuur in de vorm van een vzw. Dit is een correcte juridische structuur, waarvan de statuten in het geactualiseerd dossier zijn toegevoegd. 

Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.


2° ze is financieel leefbaar en biedt transparantie daarover

Eens een lokale geloofsgemeenschap is erkend, gebeurt het financieel beheer van het bestuur van de eredienst volgens de daartoe vastgelegde regelgeving. Om na te gaan of de lokale geloofsgemeenschap voldoende voorbereid is, moet de lokale geloofsgemeenschap voldoende transparant zijn over haar financiële toestand en dient het aanvraagdossier, op straffe van onontvankelijkheid (art. 67 §2 Erkenningsdecreet), onder meer de volgende financiële documenten te bevatten die de financiële leefbaarheid aantonen:

  • de laatste jaarrekening voor het geheel van de activiteiten van de lokale geloofsgemeenschap, aangevuld met een jaarrekening voor dat gedeelte van haar activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst, opgemaakt conform de modellen die gelden voor de besturen van de eredienst (art. 67 §2 9°)
  • een ontwerp van meerjarenplan voor de komende zes jaar, waarin een inschatting wordt gegeven van de ontvangsten en uitgaven van het op te richten bestuur van de eredienst na de erkenning, opgemaakt conform de modellen die gelden voor de besturen van de eredienst (art. 67 §2 11°)

Vooreerst wordt vastgesteld dat uit het geactualiseerd dossier blijkt dat er twee jaarrekeningen werden toegevoegd, maar dat het onduidelijk is op welk boekjaar de cijfers nu concreet betrekking hebben, nu op beide jaarrekeningen telkenmale twee verschillende jaren worden vermeld (betreft het boekjaar 2019, 2020 en/of 2021?), wat de transparantie niet ten goede komt.

Op basis van het onderzoek van de financiële documenten wordt verder vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap niet financieel leefbaar is, zowel wat betreft het 'geheel van de activiteiten', als wat betreft het 'gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst':


JR 20xx (*)JR 20xx (**)
JR 2019
 MJP 2023MJP 2028

geheel
 activiteiten
geheel
 activiteiten
enkel 
eredienst


Ontvangsten€ 46.946,06€ 24.105,89
€ 2.362,50
€ 2.500€ 3.000






Uitgaven€ 44.767,38€ 24.921,73
€ 14.907,92
€ 32.300€ 36.851






overschot / tekort€ 2.178,68€ -815,84
€ -12.545,42
€ -29.800
€ -33.851

(*) het is onduidelijk op welk jaar de cijfers betrekking hebben, nu op deze jaarrekening 'overzicht boekjaar 2020' wordt vermeld, terwijl daaronder de periode '01/01/2019 tot 31/12/2019' staat
(**) het is onduidelijk op welk jaar de cijfers betrekking hebben, nu op deze jaarrekening 'overzicht boekjaar 2021' wordt vermeld, terwijl daaronder de periode '01/01/2020 tot 31/12/2020' staat

1) Uit de jaarrekeningen voor het geheel van de activiteiten blijkt dat:

  • de ontvangsten en uitgaven over de jaren heen sterk schommelen, zonder dat enige toelichting wordt gegeven
  • de financiële leefbaarheid problematisch is nu het éne jaar afsluit met een beperkt overschot en het andere jaar met een tekort

 2) Uit de jaarrekening 2019 voor dat gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst blijkt:

  • ontvangsten van vieringen: 2.362,50 EUR (inzameling)
  • uitgaven voor de eredienst: 1.400,00 EUR (rubriek 20)
  • uitgaven voor het gebouw van de eredienst: 12.248,50 EUR (rubriek 21)
  • uitgaven voor het bestuur van de eredienst: 1.259,42 EUR (rubriek 22)
  • waardoor het te financieren tekort, en dus ook de provinciale exploitatietoelage, uitkomt op 12.545,42 EUR

3) Uit een verdere analyse van de jaarrekening blijkt dat:

  • van het totaal aan ontvangsten (24.105 EUR) slechts 9,79% betrekking heeft op de 'eredienst' (2.362 EUR)
  • van het totaal aan uitgaven (24.921 EUR) ruim 59,81% betrekking heeft op de 'eredienst' (14.907 EUR)
  • geen enkele toelichting wordt gegeven bij de uitsplitsing van de cijfers (noch inhoudelijk, noch hoe deze werden berekend) die deze afwijking enigszins verantwoordt

4) Uit de financiële nota van het ontwerp van meerjarenplan blijkt dat:

  • de ontvangsten beperkt zijn: 2.500 EUR in 2023 (3.000 EUR in 2028)
  • de uitgaven aanzienlijk worden verhoogd: 32.300 EUR in 2023 (36.851 EUR in 2028)
  • waardoor het te financieren tekort, en dus ook de provinciale exploitatietoelage, aanzienlijk hoger uitkomt: 29.800 EUR in 2023 (33.851 EUR in 2028)

5) Uit de strategische nota van het ontwerp van meerjarenplan blijkt dat:

  • de cijfers eerder algemeen worden toegelicht, zonder enige duiding hoe men tot bepaalde bedragen gekomen is 
  • de toelichting onvoldoende is om na te gaan in hoeverre het ontwerp van financiële nota een getrouw beeld weergeeft van de gebudgetteerde ontvangsten en uitgaven

De reden dat aan de lokale geloofsgemeenschap wordt gevraagd om de laatste jaarrekening voor het 'geheel' van de activiteiten aan te vullen met een jaarrekening voor dat 'gedeelte' van haar activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst, is net omdat op basis daarvan een projectie gemaakt moet worden voor de toekomst, zodat de gevraagde tussenkomsten realistisch kunnen worden ingeschat. Vaststelling is echter dat de cijfers in het meerjarenplan op geen enkele wijze gelinkt kunnen worden aan de cijfers van de jaarrekening en dat het meerjarenplan, omwille van een manifest gebrek aan eigen middelen, een tekort vertoont.

Verder is het onaanvaardbaar dat een lokale geloofsgemeenschap na de erkenning een aanzienlijk hogere provinciale tussenkomst vraagt (29.800 EUR in 2023), dan de tussenkomst die blijkt uit de jaarrekening voor dat gedeelte van de activiteiten dat betrekking heeft op de materiële aspecten van de eredienst (12.545,42 EUR in 2019). 

Verder toont het jaarlijkse tekort aan dat de lokale geloofsgemeenschap niet financieel leefbaar is en dat de impact op de provinciale financiën aanzienlijk zal zijn.

Samengevat kan worden gesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Molla Husrev niet financieel leefbaar is en onvoldoende transparantie biedt. Mede gelet op het manifest gebrek aan eigen middelen voor de eredienst wordt niet voldaan aan dit criterium.


3° ze ontvangt noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks buitenlandse financiering of ondersteuning als die financiering of ondersteuning afbreuk doet aan haar onafhankelijkheid. Ze ontvangt geen financiering of ondersteuning die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging

Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet welke de oorsprong is van de ontvangsten, noch of dit dan buitenlandse financiering of ondersteuning betreft, noch of deze rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met terrorisme, extremisme, spionage of clandestiene inmenging.

Evenwel doen de statuten sterk vermoeden dat de lokale geloofsgemeenschap financieel ondersteund wordt door Diyanet, nu hoofdstuk 5 - artikel 1 van de statuten voorziet dat in geval van ontbinding de bezittingen van de vzw moeten worden overgedragen aan Diyanet. Indien de bezittingen niet van oorsprong eigendom waren van Diyanet, zouden deze bij een ontbinding van de vzw immers ook niet terug overgedragen moeten worden aan Diyanet.

Verder wordt vastgesteld dat initieel als naam van de lokale geloofsgemeenschap "Diyanet Moskee" werd opgegeven (zie het formulier 'Erkenningsaanvraag - verkorte procedure'), waardoor sterke twijfels rijzen over haar onafhankelijkheid.  

Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.

4° ze toont de maatschappelijke relevantie aan van de lokale geloofsgemeenschap aan de hand van:
a) de bevestiging door het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap minstens tweehonderd leden telt binnen de gebiedsomschrijving;
b) de zorg voor de materiële voorwaarden die de uitoefening van de eredienst en het behoud van de waardigheid ervan mogelijk maken;
c) het onderhoud en de bewaring van de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst;
d) het onderhouden van duurzame contacten met de lokale overheid van de gemeente waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn;
e) het respecteren van het principe van goed nabuurschap en het onderhouden van duurzame contacten met de lokale gemeenschap waar de gebouwen bestemd voor de uitoefening van de eredienst gelegen zijn

Vooreerst omvat het geactualiseerd dossier geen bevestiging door het representatief orgaan dat de lokale geloofsgemeenschap Molla Husrev minstens tweehonderd leden telt.

Wat betreft de zorg voor de materiële voorwaarden en het onderhoud en de bewaring van de gebouwen wordt vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap  een aantal uitgaven m.b.t. de eredienst en het gebouw van de eredienst heeft gedragen, weliswaar beperkt.

Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet dat de lokale geloofsgemeenschap Molla Husrev initiatieven onderneemt om duurzame contacten te onderhouden met de gemeente Temse noch met de lokale gemeenschap. De verklaring op eer voor het aantonen van haar maatschappelijke relevantie volstaat niet als bewijs, nu dit criterium een resultaatverbintenis betreft en de lokale betrokkenheid en integratie aangetoond moet worden op basis van bewijsstukken (brieven, mails, krantenartikelen,...) van de in het verleden genomen initiatieven.

Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.

5° de leden van het voorlopig bestuursorgaan leven, behalve bij incidentele overmacht, al de volgende verplichtingen na:
a) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook, medewerking te verlenen aan activiteiten die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan;
b) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de organisatie en werking van het voorlopig bestuursorgaan;
c) de verplichting om alle redelijke inspanningen te ondernemen om personen die in door de lokale geloofsgemeenschap gebruikte lokalen en plaatsen aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden daarvan, te weren uit de gebruikte lokalen en plaatsen;
d) de verplichting om, onverminderd de vrijheid van godsdienst, alle redelijke inspanningen te ondernemen om geldende wetgeving na te leven en niet hun medewerking te verlenen aan handelingen strijdig met de geldende wetgeving, in het bijzonder de Grondwet en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
e) de verplichting om in geen geval, op welke wijze dan ook aan te zetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of leden daarvan

De lokale geloofsgemeenschap Molla Husrev toont aan dat zij aan dit criterium voldoet door het ondertekenen van een verklaring op eer, nu dit criterium een inspanningsverbintenis en geen resultaatsverbintenis betreft.

Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.

6° ze toont aan dat het toekomstig bestuur van de eredienst houder zal worden van zakelijke rechten op de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst of bij gebreke daarvan, wanneer de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst geen eigendom zijn van een publieke rechtspersoon, kan ze een afschrift voorleggen van een overeenkomst die met de eigenaar van de gebouwen of de andere infrastructuur bestemd voor de uitoefening van de eredienst is gesloten over het gebruik van de gebouwen of de andere infrastructuur door het toekomstig bestuur van de eredienst

In het geactualiseerd dossier is een intentieverklaring opgenomen, waarbij de Internationale vereniging Diyanet van België verklaart eigenaar te zijn van de panden en infrastructuur van het gebouw van de eredienst en dat het comité van de Islamitische geloofsgemeenschap Molla Husrev gebruik mag maken van deze infrastructuur voor het uitoefenen van religieuze activiteiten.

Op basis van de beschikbare gegevens wordt voldaan aan dit criterium.

7° het voorlopig bestuursorgaan bezorgt de voor- en achternaam, adres, rijksregisternummer, e-mailadres, telefoonnummer, nationaliteit, geboortedatum en geslacht van de leden van het voorlopig bestuursorgaan aan de Vlaamse Regering, het representatief orgaan, de financierende overheid en in voorkomend geval de adviserende gemeente. Als er tussentijdse wijzigingen zijn, meldt het voorlopig bestuursorgaan dat binnen dertig dagen aan deze instanties

Het geactualiseerd dossier bevat de gevraagde gegevens van de leden van het voorlopig bestuursorgaan en de bedienaar van de eredienst, evenals een uittreksel uit het strafregister conform artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat niet ouder is dan negentig dagen (cf. artikel 67, §2, 6° en 7° van het Erkenningsdecreet). Hieruit blijkt dat een lid van het voorlopig bestuursorgaan niet over een blanco strafregister beschikt. Uit artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering blijkt dat het gevraagde model van uittreksel bestemd is voor het uitoefenen van “een activiteit die onder opvoeding, psycho-medisch-sociale begeleiding, hulpverlening aan de jeugd, kinderbescherming, animatie of begeleiding van minderjarigen valt”, wat vereist dat een blanco strafregister moet voorgelegd worden.

Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.

8° ze heeft enkel bedienaars van de eredienst en hun vervangers die voldoen aan de inburgeringsplicht die in voorkomend geval op hen van toepassing is conform het decreet van 7 juni 2013 betreffende het Vlaamse integratie en inburgeringsbeleid

Gelet op de Belgische nationaliteit van de bedienaar van de eredienst, kan er van uitgegaan worden dat de voorwaarde van de inburgeringsplicht niet van toepassing is, zodat aan dit criterium wordt voldaan.

9° ze heeft geen bedienaars van de eredienst en hun vervangers die rechtstreeks of onrechtstreeks bezoldigd zijn door een buitenlandse overheid

Uit het geactualiseerd dossier blijkt niet op welke wijze de bedienaar van de eredienst wordt bezoldigd, noch of deze bezoldiging dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks door een buitenlandse overheid wordt gefinancierd.

Op basis van de beschikbare gegevens wordt niet voldaan aan dit criterium.


* * *


Voor de volledigheid wordt meegegeven dat het geactualiseerd dossier onvoldoende gegevens bevat om de criteria 4° en 9° ten gronde te beoordelen, maar gelet op het feit dat artikel 7 van het Erkenningsdecreet bepaalt dat de lokale geloofsgemeenschap aan al de criteria moet voldoen (= cumulatief) én gelet op het feit dat uit het onderzoek is gebleken dat de lokale geloofsgemeenschap niet voldoet aan de criteria 2°, 3° en 7°, werden er voor de criteria 4° en 9° geen bijkomende stukken opgevraagd.

Op basis van de beoordeling van de verschillende erkenningscriteria wordt vastgesteld dat de lokale geloofsgemeenschap Molla Husrev niet voldoet aan al de verplichtingen, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet, wat tot gevolg heeft dat een ongunstig advies dient te worden gegeven.

Bovendien wordt erop gewezen dat er in de provincie Oost-Vlaanderen reeds vijf islamitische geloofsgemeenschappen zijn erkend en dat er op heden, meer dan 11 jaar na de erkenning van de vierde islamitische geloofsgemeenschap in 2011, nog steeds geen centraal bestuur werd opgericht, niettegenstaande artikel 256 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten dit verplicht.

Bijkomend dient ook nog meegegeven te worden dat door de Provincie Antwerpen een beroep tot vernietiging van artikel 67 en tot gedeeltelijke vernietiging van de artikelen 18 en 47 van het Erkenningsdecreet van 22 oktober 2021 werd ingesteld. Ook door de ivzw Internationale Vereniging Diyanet van België, de vzw L’Association musulmane culturelle albanaise de Belgique, de vzw Islamitische Federatie van België en de vzw Rassemblement des Musulmans de Belgique werd een beroep tot vernietiging van het Erkenningsdecreet van 22 oktober 2021 ingesteld (zaken samengevoegd overeenkomstig artikel 100 Bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijke Hof, BS 13 juni 2022).

Tenslotte wordt herhaald dat het beoefenen van een eredienst in wezen een persoonsgebonden aangelegenheid is en dat in het regeerakkoord 2014-2019 de Vlaamse Regering er uitdrukkelijk voor gekozen heeft de taken en bevoegdheden van de provincies verder te beperken: de provincies oefenen niet langer persoonsgebonden bevoegdheden uit. De beleidsnota Binnenlands Bestuur en Stedenbeleid 2014-2019 heeft die intentie geconcretiseerd: de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies worden naar de Vlaamse overheid en naar de gemeenten overgeheveld, wat resulteerde in het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies. In die zin is het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, waarin de provincies als financierende overheid worden aangeduid, tegenstrijdig met de beleidskeuze van de Vlaamse Regering.

Feitelijke en juridische gronden

Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten.

Provinciedecreet van 9 december 2005.

Decreet van 22 oktober 2021 tot regeling van de erkenning van lokale geloofsgemeenschappen, de verplichtingen van de besturen van de eredienst en het toezicht daarop en tot wijziging van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten (citeeropschrift: "Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021").

Erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Molla Husrev, met zetel te Schoolstraat 139, 9140 Temse, zoals ingediend door het Executief van de Moslims van België op 15 november 2022 bij het Agentschap Binnenlands Bestuur, afdeling Lokale Organisatie en Werking.

Brief van 13 december 2022 van het Agentschap Binnenlands Bestuur namens de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen, waarbij aan de Provincie Oost-Vlaanderen gevraagd wordt een advies te bezorgen over de erkenningsaanvraag van de Islamitische geloofsgemeenschap Molla Husrev te Temse.

Besluit

Artikel 1

De provincieraad stelt de ontvankelijkheid van de erkenningsaanvraag van de lokale geloofsgemeenschap Molla Husrev, met zetel te Schoolstraat 139, 9140 Temse, in vraag, vermits het geactualiseerd dossier niet voldoet aan artikel 67, §2, 1°, 6° en 9° van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021.

Artikel 2

De provincieraad adviseert de erkenningsaanvraag van de lokale geloofsgemeenschap Molla Husrev, met zetel te Schoolstraat 139, 9140 Temse, ongunstig, vermits niet voldaan wordt aan al de verplichtingen, vermeld in artikel 7, 1° tot en met 9° van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021.

Artikel 3

De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering om geen nieuwe islamitische geloofsgemeenschappen te erkennen in de provincie Oost-Vlaanderen nu er, meer dan 11 jaar na de erkenning van de vierde islamitische geloofsgemeenschap in 2011, nog steeds geen centraal bestuur werd opgericht, niettegenstaande artikel 256 van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten dit verplicht.

Artikel 4

De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering om, omwille van de rechtszekerheid en in afwachting van het oordeel van het Grondwettelijk Hof m.b.t. de ingestelde beroepen tot gehele en/of gedeeltelijke vernietiging van het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021, geen enkele lokale geloofsgemeenschap te erkennen binnen de provincie Oost-Vlaanderen.

Artikel 5

De provincieraad herinnert de Vlaamse Regering eraan dat het beoefenen van een eredienst in wezen een persoonsgebonden aangelegenheid is en dat de Vlaamse Regering er uitdrukkelijk voor gekozen heeft de persoonsgebonden bevoegdheden van de provincies naar de Vlaamse overheid en naar de gemeenten over te hevelen, wat resulteerde in het decreet van 18 november 2016 houdende de vernieuwde taakstelling en gewijzigde financiering van de provincies. In die zin is het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, waarin de provincies als financierende overheid worden aangeduid, tegenstrijdig met de beleidskeuze van de Vlaamse Regering. De provincieraad verzoekt de Vlaamse Regering dan ook om het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen van 22 oktober 2021 en het Decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten te herzien.

Artikel 6

Afschrift van dit besluit zal via het 'Loket voor lokale besturen' worden overgemaakt aan het Agentschap Binnenlands Bestuur.