Tijdens de 2de commissie van 8/11/23 vroeg ik aan de deputatie of het klopte dat de verhoging van de opcentiem onroerende voorheffing vanaf begin 2023 voor de provincies opnieuw mogelijk was geworden, waarop bevestigend werd geantwoord. Zie verslag 2de commissie.
Dat antwoord in de 2de commissie was de aanleiding voor mijn tussenkomst op de provincieraad van 15/11/23 bij punt 20 Financiën Reglement inzake de Algemene Provinciebelasting waar ik de deputatie vroeg om te onderzoeken of het mogelijk was om de APB, zoals die op dat ogenblik voor lag, af te schaffen en de gederfde inkomsten van deze lineaire belasting te compenseren door middel van een progressieve manier van belasten, bijvoorbeeld via de verhoging opcentiem onroerende voorheffing.
Op 2/2/24 stuurt de deputatie mij een antwoord. Men argumenteert daarin dat je binnen de APB niet de belasting op de gezinnen kunt afschaffen en die op de bedrijven behouden. De deputatie bezorgt mij dus een antwoord op een vraag die ik niet gesteld heb. Geen idee waar de vergissing vandaan komt want in het verslag 'debatten provincieraad ' dat in notula is toegevoegd aan de vergadering van 15/11/23 en waar het gesprek hierover woordelijk genotuleerd werd, is van een vraag die een antwoord met dit soort van argumentatie zou vergen, helemaal geen sprake. In het antwoord van 2/2/24 wordt de vraag die ik wél stelde op 15/11/23 bovendien niet beantwoord.
Ik herhaal dus mijn onderzoeksvraag met de bedoeling een antwoord te krijgen op datgene wat ik graag zou weten: Is het mogelijk om de lineaire APB zoals die voorlag op 15/11/23 af te schaffen en de 57 miljoen euro aan gederfde inkomsten te compenseren liefst door middel van het verhogen van een progressieve belasting (zoals bijvoorbeeld de opcentiem op de onroerende voorheffing)?