Planinhoud
Het plangebied situeert zich in het Waasland, ter hoogte van de gemeenten Beveren en Zwijndrecht.
Het plangebied omvat een deel van de E34 en omgeving, het strekt zich uit vanaf het complex Vrasene (kruising met de N451), over de verkeerswisselaar met de R2, voorbij het complex Melsele, tot aan het complex Waaslandhaven-Oost (de grens van het Oosterweelproject). Daarnaast wordt ook de verbinding van de E34 naar het complex Watermolen, inclusief dat complex, opgenomen.
Het gewestelijk RUP ‘E34-west ter hoogte van de Waaslandhaven’ wordt opgemaakt in functie van de optimalisatie en herinrichting van de (nieuwe en bestaande) op- en afrittencomplexen op de E34 en de aansluiting van het complex Watermolen op de E34 (ontsluiting van de Waaslandhaven op de E34).
De doelstellingen van het plan zijn:
Het plan moet volwaardige aansluitingen op de E34 mogelijk maken. Enerzijds voor het verkeer van en naar de Waaslandhaven en anderzijds voor het verkeer van en naar de R2, zijnde een onderdeel van het Haventracé dat een rol opneemt in de afwikkeling van het verkeer rondom Antwerpen. Het betreffende deel van de snelweg E34 en de bijhorende op- en afrittencomplexen moeten de verwachte toename van de verkeersintensiteiten, zowel op de havenrandweg, zijnde de Westelijke Ontsluiting van de Waaslandhaven (WOW), als op de snelwegen, op een veilige en vlotte manier kunnen verwerken. Het betreft in dit geval een goede doorstroming van het doorgaand verkeer en van het verkeer met een havenbestemming.
In het voortraject werden verschillende alternatieven en varianten onderzocht. Er is gekozen voor volgend alternatief:
Het gewestelijk RUP ‘E34-west ter hoogte van de Waaslandhaven’ bevat alle herbestemmingen en overdrukken die nodig zijn voor de realisatie van volwaardige aansluitingen op de E34 voor het havenverkeer en voor het verkeer van en naar de R2, de landschappelijke en functionele inpassing, het fietsnetwerk, de leidingeninfrastructuur en de carpoolparkings.
Samen met het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan wordt ook een beschermingsbesluit gedeeltelijk opgeheven. Het gaat over het ministerieel besluit van 14 september 2001 tot bescherming als cultuurhistorisch landschap van de ‘Defensieve Dijk met overgangszone’ in Zwijndrecht en Beveren. Dit beschermingsbesluit wordt gedeeltelijk opgeheven omwille van het algemeen belang.
Om de geplande werken aan de E34-West ter hoogte van de Waaslandhaven volgens de gestelde plandoelstellingen te kunnen uitvoeren, wordt een smalle strook parallel aan de E34 van het beschermde cultuurhistorisch landschap Defensieve Dijk aangesneden. Hiervoor wordt een deel van de bescherming van het cultuurhistorisch landschap ‘Defensieve Dijk met overgangszone’ opgeheven.
Planningscontext
In het RSV is de Vlaamse zeehaven Antwerpen geselecteerd als poort. De poorten zijn eerste-lijnknooppunten, welke mondiale stromen van goederen en personen bedienen en de relatie leggen tussen de poorten en het achterland. De poorten worden ontsloten voor alle vervoerswijzen naar elk van hun achterlanden. Tussen de Vlaamse zeehavens wordt een wegverbinding voorzien en worden in het bijzonder de spoor- en waterverbindingen verbeterd. De E34 is specifiek omschreven als de voornaamste havenverbinding over de weg.
In het RSV is een wegencategorisering gemaakt voor de grote lijninfrastructuren. In het plangebied zijn de E34 en de R2 geselecteerd als hoofdwegen, de geplande en bestaande ontsluitingswegen Waaslandhaven zijn geselecteerd als primaire weg II.
In het RSV zijn de principes bij de aanleg en inrichting van deze infrastructuren richtinggevend opgenomen.
Volgens het PRS ligt het plangebied in de deelruimte Waaslandhaven. Het PRS ziet de Waaslandhaven als poort en motor voor ontwikkelingen in Oost-Vlaanderen.
Beveren werd geselecteerd als kleinstedelijk gebied. Het plangebied van het gewestelijk RUP maakt geen deel uit van de stedelijk gebied omgeving.
In het PRS wordt onder de gewenste verkeersinfrastructuur de N450 geselecteerd als secundaire weg type II, met als aandachtspunten: het verzamelen van het verkeer uit het kleinstedelijk gebied Beveren – Melsele naar A11/N49 en de Waaslandhaven; en aandacht voor doortocht Melsele.
Ter hoogte van het plangebied vermeldt het PRS onder de gewenste openruimtestructuur volgende selecties: de natuuraandachtszone 3V7 (de Melkader), het
natuurverbindingsgebied 3N5 (Kleine Weel – Kieldrecht Polder – Kallose Polder – Havinkdam – Beverse Dijk: oude dijken, bomenrijen, watergangen met rietkragen, oude zilte kreekgraslanden), en de ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang 3E2 (Watergang Hoge Landen – Afleidingskanaal Wase Polders: dijken, bomenrijen, aangepast profiel).
Er wordt – met het voorontwerp van het beleidsplan ‘Maak Ruimte voor Oost-Vlaanderen 2050’ als startpunt – werk gemaakt van een nieuw ontwerp beleidsplan. Het voorontwerp van het beleidsplan ‘Maak Ruimte voor Oost-Vlaanderen’ blijft behouden. Er wordt naar gestreefd het nieuw ontwerp beleidsplan voorlopig vast te stellen in de loop van 2027. Er zal voorafgaandelijk een ruime nieuwe participatieronde worden georganiseerd met de stakeholders, waaronder minstens de Oost-Vlaamse gemeentebesturen.
Het voorontwerp van Provinciaal Beleidsplan Ruimte ‘Maak Ruimte voor Oost-Vlaanderen 2050’ bestaat uit een Strategische Visie en 3 beleidskaders: ‘Transitie naar een robuuste en veerkrachtige ruimte’, ‘Transitie naar een solidaire (be)leefomgeving’ en ‘Transitie naar een circulaire samenleving’.
De strategische visie gaat uit van enkele ‘centrale waarden’ die we voorop stellen voor de toekomst; waarden die onze samenleving en ruimte mee vorm geven en die voor ons allemaal van belang zijn.
Op basis van tendensen en uitdagingen, stellen we 4 strategische doelstellingen voorop om de centrale waarden in de toekomst te garanderen:
Om deze doelstellingen te realiseren is een ommekeer in ons ruimtegebruik nodig. Het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief van deze strategische visie richting 2050 draait om het herstellen van de ruimtelijke draagkracht en het evenwicht tussen open ruimte en bebouwde ruimte.
Het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief, namelijk de ommekeer in ons ruimtegebruik om de strategische doelstellingen te realiseren en zo de waarden te garanderen, wordt geconcretiseerd in vijf ruimtelijke principes:
De strategische doelstellingen en de ruimtelijke principes vormen de leidraad voor het ruimtelijk beleid op lange termijn. In de drie beleidskaders worden operationele doelstellingen geformuleerd die enerzijds inspelen op de grote uitdagingen waar we nu mee worden geconfronteerd en anderzijds bijdragen tot het realiseren van de strategische doelstellingen. We zetten ruimte slim in om de vooropgestelde waarden veilig te stellen.
Overeenstemming met het PRS, (ontwerp) PRUP's en direct werkende normen op provinciaal niveau.
Dit advies toetst het ontwerp gewestelijk RUP aan het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (PRS) Oost-Vlaanderen, aan eventuele (ontwerp) provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen (PRUP’s) en aan eventuele direct werkende normen op provinciaal niveau.
Het gewestelijk RUP ‘E34-west ter hoogte van de Waaslandhaven’ geeft uitvoering aan het RSV waarin de E34 en de R2 zijn aangeduid als hoofdwegen. In het RSV zijn de principes bij de aanleg en inrichting van deze infrastructuur richtinggevend opgenomen.
De geformuleerde plandoelstellingen zijn niet strijdig met de bepalingen van het PRS.
Wel wordt gevraagd rekening te houden met volgende aandachtspunten:
Vanuit landbouwoogpunt worden volgende bemerkingen meegegeven:
Er wordt opgemerkt dat er met het RUP minimaal ruimte ingenomen wordt in herbevestigd agrarisch gebied. Er wordt gevraagd de ruimte-inname tot een minimum te beperken, zowel tijdens de aanlegfase (in tijd en ruimte) als na afloop van de werken. Tijdelijke werfzones op landbouwgrond dienen steeds overlegd te worden met eigenaar en gebruiker van de percelen, en dienen nadien in de oorspronkelijke staat teruggegeven te worden: de teelaarde apart stockeren en nadien terug als bovenste laag voorzien, bodemverdichtingen vermijden en opheffen, alle materiaal en materieel te verwijderen. Ook dient gewasschade vergoed te worden.
In functie van de ontsluiting van landbouwpercelen is er een alternatieve oost-west verbinding aangeduid op kaart met een indicatieve aanduiding van een karrespoor dat kan zorgen voor ontsluiting van percelen die moeilijk bereikbaar worden. Wij veronderstellen dat de bereikbaarheid hiermee verzekerd wordt. Dit karrespoor wordt best zo aangelegd dat splitsing van percelen zoveel mogelijk vermeden wordt.
Daarnaast is nu bijlage VI opgenomen met flankerende maatregelen waaronder de begeleiding van getroffen landbouwbedrijven door de VLM om oplossingen op maat van de getroffen bedrijven te zoeken.
Er is aankoop van volledige percelen mogelijk, indien mogelijk ruilgrond via de grondenbank Linkerscheldeoever II en een wettelijke vergoeding + wijkerstimulus bij stoppen van de pacht.
Inzake mobiliteit wordt gevraagd rekening te houden met volgende bemerkingen:
Betreffende de fietssnelweg F41 t.h.v. de E34: tussen Braderik/Puchelstraat en Vliegenstal/E34 in Beveren is de fietssnelweg F41 als volgt voorzien:
Aangezien het BFF/fietssnelwegennetwerk wijzigt zal er in de toekomst een BFF wijzigingscommissie georganiseerd moeten worden. De Provincie Oost-Vlaanderen dienst mobiliteit doet hiervoor het nodige.
Betreffende de fietsverbinding van Beveren naar Kallo: momenteel loopt de fietsverbinding van Beveren naar Kallo via het BFF-netwerk langs de Melseledijk. Een verbinding tussen de fietsoversteken naar het centrum van Kallo wordt onderzocht. Gelieve de Provincie te betrekken binnen dit planproces.
Over de aansluiting van de fietsersbrug op de fietsroute richting centrum Beveren is er in het plan-MER niets opgenomen. Ook hier vraagt de Provincie om betrokken te worden bij dit planproces.
Er dient een weloverwogen variantenafweging te gebeuren van de mogelijke fietsverbindingen over de E34 en verder richting Kallo, en de mogelijke fietsverbinding over de E 34 aan de Vliegenstal verder richting Verrebroek en Kieldrecht. Het provinciaal afwegingskader (wat de provincie gebruikt voor fietssnelwegen), zoals meegegeven in voorgaande adviezen, kan helpen bij deze afweging.
Vanuit Integraal Waterbeleid worden volgende bemerkingen meegegeven:
De waterlopen 2de categorie gelegen te Zwijndrecht buiten de omschrijving van de polder van het Land van Waas zullen vanaf 1 januari 2025 overgedragen worden van de provincie Antwerpen naar de provincie Oost-Vlaanderen. De provincie Oost-Vlaanderen is dan de waterloopbeheerder van volgende waterlopen binnen het plangebied:
Voor werken aan deze waterlopen moet vanaf 1 januari 2025 de machtiging voor werken aan de waterlopen aanvragen bij de Deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen.
In dit kader is het belangrijk om de dienst Integraal Waterbeleid ook te betrekken bij het verder uitwerken van het project.
Met betrekking tot de overstromingsgevoeligheid willen we de in het vorig advies vermelde opmerking herhalen. Op enkele kaarten werden de pluviale en fluviale overstromingskaarten aangeduid. Doch in de toelichtingsnota zijn deze te beperkt opgenomen waardoor de bezorgdheid blijft bestaan over het nemen van voldoende compensatiemaatregelen ikv het bouwen in overstroombaar gebied.
Het plangebied bevindt zich volgens de overstromingskaarten voor een groot deel binnen pluviaal overstroombaar gebied met grote, middelgrote en kleine kans in het huidig en toekomstig klimaat en binnen het fluviaal overstroombaar gebied met grote, middelgrote en kleine kans in het huidig klimaat.
De mogelijke schadelijke effecten van constructies binnen een fluviaal of pluviaal overstroombaar gebied met middelgrote kans bij toekomstig klimaat in 2050 worden beoordeeld op 2 vlakken:
Op pagina 48 van de toelichtingsnota wordt er vermeld dat er compensatie voor inname ‘risicozones voor overstromingen’ zal worden voorzien met eenzelfde volume en infiltratieoppervlakte. Deze compensatie wordt voorzien in restruimtes, de Rietgracht en de verlegde Waterloop O8024. Het hemelwater dat afstroomt van de bijkomende verharding wordt opgevangen in een buffergracht.
In de stedenbouwkundige voorschriften en op het grafisch plan is hier ruimte voor voorzien in art.2: Gebied voor landschappelijke en functionele inpassing van infrastructuur (overdruk). Binnen de stedenbouwkundige voorschriften worden de milderende maatregelen verordenend opgelegd.
In het plan-MER zijn er berekeningen gemaakt voor de nodige volumes en oppervlaktes voor de inname overstromingsruimte. Het is niet duidelijk op welke basis het overstromingspeil bepaald werd en met welke overstromingscontour er rekening werd gehouden bij de berekeningen. Conform het provinciaal beleidskader wateradviezen moet er rekening gehouden worden met de pluviale en fluviale overstromingscontouren middelgrote kans toekomstig klimaat. Het is niet duidelijk of er voldoende compensatieruimte voor inname overstromingsruimte voorzien wordt.
Gezien het afstroomgebied van deze waterlopen sterk overstromingsgevoelig is, is het belangrijk om de maatregelen die genomen worden door te rekenen in een oppervlaktewatermodellering voor het begroten van de gepaste maatregelen en op deze manier geen bijkomende wateroverlast in de omgeving te veroorzaken.
Momenteel zijn de provincie Oost-Vlaanderen, de gemeente Beveren en de VMM al extra maatregelen aan het ontwerpen om te wateroverlast in het afstroomgebied te milderen.
Inzake wenselijkheid/haalbaarheid van de ontwikkeling: het is noodzakelijk om in het kader van voorliggend project de maatregelen door te rekenen in een oppervlaktewatermodel om te voorkomen dat er door het project bijkomende wateroverlast wordt veroorzaakt.
Het onderhavig advies met opmerkingen in het kader van het openbaar onderzoek voor het gewestelijk RUP ‘E34-west ter hoogte van de Waaslandhaven’ te Beveren en Zwijndrecht wordt goedgekeurd.
Een afschrift van dit besluit zal voor verder gevolg overgemaakt worden aan het Departement Omgeving van de Vlaamse overheid.